• No results found

Kader 3: Indicator Aanbod denitrificatie

7. Kennislacunes

Zoals aangegeven doorheen de tekst zijn de beschikbare data en kennis inzake de levering van de ESD relatief beperkt. Er bestaat momenteel te weinig informatie om na te gaan wat de limieten van deze dienst zijn binnen Vlaanderen. Er is momenteel een beperkte hoeveelheid data beschikbaar en de kennis is ook erg fragmentarisch. Er bestaat een grote hoeveelheid kennis over de werking van nutriëntencycli en het gedrag ervan in de verschillende ecosystemen. De kennisnoden situeren zich op het vlak van nutriëntenvrijstellingen, waterkwaliteitsdoelstellingen, fysische processen, ecologische processen, temporele en ruimtelijke aspecten. In dit deel wordt een overzicht gegeven van deze kennisnoden.

7.1.1. Nutriëntenvrijstellingen

Met betrekking tot de nutriëntenvrijstellingen zijn zowel voor diffuse als puntbronnen grote hoeveelheden data beschikbaar. Bovendien zijn deze data opgesteld in vuilvrachten waardoor deze gebruikt kunnen worden in balansberekeningen. Daarnaast is er vaak een grote hoeveelheid ruwe data beschikbaar vanuit monitoring en voorgaande studies. Deze moeten echter gericht geanalyseerd worden in functie van de ecosysteemdienstanalyse.

Zo brengen economische sectoren in Vlaanderen nutriënten op diverse wijzen in het milieu. Daar waar de landbouwsector in de eerste plaats nutriënten vrijstelt in en op de bodem, lozen waterzuiveringsinstallaties rechtstreeks in het oppervlaktewater. Afhankelijk van de bron kunnen dus andere ecosystemen en biofysische processen een rol spelen bij de mogelijke verwijdering van de nutriënten. Nevenstromen, zoals rechtstreekse afvloeiing van landbouwgrond naar het oppervlaktewater of lekkage uit rioleringen naar het grondwater maken de nutriëntenstromen bovendien aanzienlijk complexer. Naast de hoeveelheden moeten dus ook de condities waarin ze vrijgesteld worden apart in kaart worden gebracht.

Qua input vanuit de bodem naar het grondwater kan een redelijk goede inschatting gemaakt worden op basis van de mestbankgegevens, en de gemodelleerde atmosferische deposities. De input naar de oppervlaktewateren is een stuk minder duidelijk. Hierbij spelen immers diffuse processen zoals uitspoeling vanuit het grondwater, afstroming (run-off), rechtstreekse lozingen vanuit woningen die niet aangesloten zijn op het rioleringsnetwerk etc. Gegevens over deze zijn wel aanwezig, maar (nog) niet gecombineerd in een analyse. Een inschatting van de netto-emissies gebeurt binnen VMM op basis van het SENTWA-model, een afstromingsmodel voor nutriënten afkomstig van diffuse verontreiniging vanuit de landbouw. De resultaten hiervan werden onder meer gebruikt door de VMM voor de opmaak van vrachtenbalansen per hydrografische zone. Deze balansen waren onderdeel van de AWP2’s (Algemeen Waterzuiveringsprogramma niveau 2), opgemaakt in de periode 2000-2003, waarbij ook vrachtreducties voor de N- en P-belasting werden berekend (Vannevel, 2002). Een geavanceerde modelmatige benadering voor de opmaak van vrachtenbalansen wordt momenteel ontwikkeld in het ARC-NEMO-project (Van Opstal et al 2013).

7.1.2. Waterkwaliteitsdoelstellingen

In het kader van rapporteringsverplichtingen en beleidsevaluatie worden jaarlijks tal van stalen genomen voor de evaluatie van de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. Deze concentratiemetingen zijn bruikbaar voor beleidsevaluatie in de zin van een toetsing aan de wettelijk vastgelegde milieukwaliteitsnormen. Voor een inschatting van de levering van ecosysteemdiensten zijn echter vrachtenbalansen nodig. Vrachtberekeningen zijn afhankelijk van concentratiemetingen van verontreinigende stoffen en debietmetingen van de waterloop. In die zin dienen de bestaande monitoringnetwerken van het Vlaamse gewest inzake waterkwantiteit en – kwaliteit verder te worden uitgebouwd en beter op elkaar te worden afgestemd. Een slechte waterkwaliteit duidt bijvoorbeeld niet noodzakelijk op een slechte levering van de ecosysteemdienst, aangezien een lokale hoge nutriëntenvracht dit beeld vertekent. Waterkwaliteitsmonitoring leidt dus wel tot de conclusie dat de normen niet worden gehaald en dus bijkomende nutriëntenverwijdering nodig is, maar hieruit kan men niet de mate van de inspanning (vuilvrachtreductie) berekenen zonder een koppeling met debietgegevens. Modellen zijn nodig om ook voor de kleinere waterlopen in Vlaanderen betrouwbare vrachten te berekenen. In een vrachtenbalans wordt tevens het verband gelegd tussen bronnen van verontreiniging (huishoudens, industrie, landbouw en RWZI’s) en de effecten op het aquatisch systeem.

Onder geofysische processen verstaan we in de eerste plaats verschillende kenmerken (stroomsnelheden, debieten, hoogwater – laagwaterstanden etc.) van de hydrologie (grondwater en oppervlaktewater). Deze gegevens zijn vereist in verschillende stappen van de analyses:

Betrouwbare debieten zijn uitermate belangrijk, aangezien deze noodzakelijk zijn bij het

berekenen van de vuilvrachten die door het milieu bewegen en het berekenen van nutriëntenbalansen. Zonder deze balansen is het onmogelijk om vrachtreducties van nutriënten te berekenen en terug te rekenen naar dalingen in concentraties.

Daarnaast zijn debieten ook van belang om verdunningsfactoren te berekenen. Samenvloeiingen van rivieren, maar ook nutriëntenaanvoer vanuit grondwater naar rivieren moet doorgerekend worden naar concentratieveranderingen in de rivier. Het verdunningseffect van de rivier speelt hierbij een cruciale rol in het behalen of niet-behalen van de waterkwaliteitsnorm.

Huidige debietgegevens geven informatie op lokaal niveau en zijn gericht op de grotere beken of rivieren en overstortgevoelige zones, terwijl de kleine beken net van groot belang zijn voor de waterkwaliteitsverbetering via de ecosysteemdienst regulatie van waterkwaliteit. Het extrapoleren van debietgegevens naar de bovenstroomse gebieden is niet mogelijk door de grote variatie in hydrologisch gedrag van de waterlopen. De aan- of afwezigheid van overstorten, RWZI’s, verharde oppervlaktes heeft een groot effect op het hydrologisch karakter en maakt dat twee gelijkaardige waterlopen toch sterk kunnen verschillen. Op basis van onder meer debietsgegevens kunnen de verblijftijden van de nutriënten in de verschillende ecosystemen en compartimenten worden berekend. Deze verblijftijden zijn dan weer bepalend bij verschillende ecologische processen.

Hoog- en laagwaterstanden in de bodem bepalen mee de oxische-anoxische zones en

sturen dus processen als nitrificatie en denitrificatie aan. Daarnaast bepalen zowel grond- als oppervlaktewaterstanden de connectiviteit tussen de beken en de omliggende moerassen en draslanden. In het sterk gewijzigde waterhuishoudkundig systeem in Vlaanderen staan uitgediepte en/of bedijkte beken en rivieren meestal niet meer in contact met de omliggende moerassen, weilanden of akkers. Bijkomende gegevens over de functionele werking van het hydrologisch systeem zijn van groot belang voor het onderzoek naar deze ESD. Welke waterlopen overstromen van nature (zomer - winter) en welke percelen worden overstroomd. Hierbij moet specifiek aandacht worden gegeven aan de weerkerende kleine overstromingen in landbouw en natuurgebied die niet worden opgenomen in de dataset ‘recent overstroomde gebieden’. Deze gegevens zouden opgenomen kunnen worden in de VHA-atlas, als ook in de BWK.

Huidige modellen zijn meestal gericht op piekdebieten en het vastleggen van maximale overstromingsperimeters. Belangrijke parametersparameters zoals verblijftijden en dergelijke zijn moeilijk of niet af te leiden uit deze modellen. Gegevens over grondwaterstromingen en de interactie tussen grondwater en oppervlaktewater zijn nog minder beschikbaar.

7.1.4. Biologische processen

Het aanbod van de ecosysteemdienst ‘regulering van de waterkwaliteit’ wordt bepaald door een reeks variërende biologische processen. Deze processen worden gestuurd door bacteriën (bv. denitrificatie) en verschillende vegetatietypes en planten (N- en P-fixatie).

Gegevens over het voorkomen van bacteriële groepen op niveau Vlaanderen bestaan

vrijwel niet. De kartering van deze is, gezien de oppervlakte die beschreven moet worden, ook niet haalbaar. Het voorkomen van bepaalde bacteriële groepen zal moeten worden gekarteerd op basis van afgeleide indicatoren. Dit kan door het karteren en modelleren van bepaalde biofysische processen en het voorkomen van vegetatietypes die bepaald bacterieel leven mogelijk maken. Een voorbeeld van dergelijke kartering wordt besproken in het kaderstuk ‘Indicator Aanbod Denitrificatie’.

De vegetatie in Vlaanderen is in kaart gebracht in de biologische waarderingskaart (BWK)

(Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2010) en wordt vaak projectmatig (bv.

natuurbeheer en inrichting) opgevolgd. Deze karteringen gebeuren vanuit

biodiversiteitsoogpunt en bevatten maar een beperkte hoeveelheid informatie over de natuurlijke, functionele werking van het systeem.

Het landgebruik kan slechts rechtstreeks vertaald worden naar een potentieel aanbod van de ecosysteemdienst in sterk benaderende termen. Uitspraken over welke landgebruiken potentieel beter of slechter zijn in het leveren van de ecosysteemdienst geven aldus een ruw beeld van de ruimtelijke spreiding van het potentiele aanbod. Informatie over conditie de verschillende ecosystemen, gebieden en percelen in Vlaanderen ontbreekt: zo kunnen ecosystemen grote stocks aan organisch materiaal aanleggen, maar vanaf een bepaald niveau komen deze in een stabiele evenwichtstoestand: sekwestratie, decompositie en export houden elkaar in evenwicht. Eenzelfde ecosysteem in opbouwfase of stabiele fase kan heel sterk verschillen in de mate van verwijdering en retentie van nutriënten. Ook komen bossystemen die afhankelijk zijn van natte standplaatscondities in Vlaanderen vaak als relicten voor, buiten hun verwachte hydrologische condities. Zo komen zwarte elzenbossen wel voor op historisch natte gronden, maar vandaag ook op veelal goed gedraineerde, droge gronden. Bepaalde sterk gedegradeerde systemen kunnen echter toch nog steeds de ecosysteemdienst leveren: een elzenbroekbos met een ondergroei aan netels kan wijzen op een sterke verdroging, maar ook op een grote input aan nutriënten vanuit grond- of oppervlaktewater en actieve retentie en verwijdering daarvan.

Om vegetatieopnames en landgebruikskarteringen bruikbaar te maken voor het karteren van deze en andere ecosysteemdiensten zouden ze, naast een interpretatie van de biodiversiteit (waardevol – niet waardevol) ook systematisch indicatoren moeten bevatten die informatie geven over de functionele werking van het systeem.

7.1.5. Temporele en ruimtelijke variatie.

Het aanbod van de ecosysteemdienst of de vraag naar waterkwaliteitsverbetering heeft een grote impact op het uiteindelijke gebruik van de ecosysteemdienst. Niet elk onderdeel (input, processen, vraag) van de ecosysteemdienst werkt in dezelfde mate doorheen het jaar. Daar waar denitrificatie het hele jaar door een belangrijke bijdrage levert aan de ecosysteemdienst, is N- en P-retentie grotendeels beperkt tot het groeiseizoen. De seizoenale variatie moet vergeleken worden met de vrijstelling aan nutriënten door de verschillende sectoren, en met de vraag naar het bepalen van bepaalde concentraties en waterkwaliteitsdoelstellingen.

De seizoenale variatie in debieten bepaalt mee de impact van de verschillende sectoren. Eenzelfde vrijstelling aan nutriënten zal in de zomer, bij lage debieten, een grotere impact hebben op de nutriëntenconcentratie, dan wanneer deze nutriënten vrijkomen in de winter wanneer hogere waterstanden en debieten voorkomen.

De waterkwaliteitsdoelstellingen in Vlaanderen zijn mede bepaald op basis van de ecologische typologie van de waterlopen. Hierbij geldt voor nitraat en Kjeldahl-stikstof een 90-percentiel norm en voor totaal stikstof een zomerhalfjaargemiddelde. Hierdoor kunnen voor totaalstikstof alle processen (denitrificatie, permanente opslag en tijdelijke opslag in vegetatie) helpen in het behalen van de norm. Voor nitraat en Kjeldahl-stikstof zal de periode waarin de 90-percentiel norm niet wordt behaald mee bepalen of en welke processen mee kunnen helpen in het verbeteren van de waterkwaliteit.

De vrijstelling in nutriënten kan voor de meeste sectoren sterk variëren op basis van seizoenale patronen of externe invloeden zoals neerslag. Hierdoor kan de onderlinge verhouding tussen en de impact van de verschillende sectoren steeds veranderen. Wanneer de verschillende inputbronnen gelegen zijn in andere deelbekkens van het systeem, kunnen vraag en gebruik zich ruimtelijk verplaatsen doorheen het systeem en afhankelijk van het moment.

Lectoren

De lectoren hebben de ontwerptekst van dit rapport kritisch nagelezen en advies gegeven over de inhoudelijke onderbouwing en kwaliteit. Deze rol houdt niet in dat de lectoren de uiteindelijke tekst volledig mee onderschrijven.

Michel Boucneau, VMM Natacha Brion, VUB Bob Peeters, VMM

Richard Peters, ARCADIS Joost Salomez, LNE Rudy Vannevel, VMM

Referenties

Aquafin.2014 “Rioolwater Zuiveren Voor Schone Waterlopen”. Aartselaar: Aquafin. Bateman, I J. 2009. “Bringing the Real World into Economic Analyses of Land Use Value: Incorporating Spatial Complexity.” Land Use Policy 26, Supple (0): S30–S42.

doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.landusepol.2009.09.010.

Beaulieu, J J, J L Tank, S K Hamilton, W M Wollheim, R O Hall, P J Mulholland, B J Peterson. 2011. “Nitrous Oxide Emission from Denitrification in Stream and River Networks.” Proceedings of the National Academy of Sciences of the United States of America 108 (1): 214–219.

doi:10.1073/pnas.1011464108.

Billen, G, J Garnier, M Benoît, and J Anglade. 2013. “La Cascade de L’azote Dans Les Territoires de Grande Culture Du Nord de La France.” Cahier Agricultures 22 (4): 272–281.

Brady, N C, and R R Weil. 2007. The Nature and Properties of Soils. Prentice Hall.

Broekx, S., L De Nocker, I Liekens., L Poelmans, J Staes, K Van der Biest, P Meire, and K

Verheyen. 2013. “Raming van de Baten Geleverd Door Het Vlaamse NATURA 2000-Netwerk. Studie Uitgevoerd in Opdracht van: Agentschap Natuur En Bos (ANB/IHD/11/03) Door VITO, Universiteit Antwerpen En Universiteit Gent.”

Broekx, S, E Meynaerts, and P Vercaemst. 2008. “Milieukostenmodel Water Voor Vlaanderen, Berekeningen Voor Het Stroomgebiedbeheerplan 2009”. VITO.

Burkhard, B, F Kroll, S Nedkov, and F Müller (2012). "Mapping ecosystem service supply, demand and budgets." Ecological Indicators 21(0): 17-29.

Burt, T P, and G Pinay. 2005. “Linking Hydrology and Biogeochemistry in Complex Landscapes.” Progress in Physical Geography 29 (3): 297–316. doi:10.1191/0309133305pp450ra.

Callaway, J C, G Sullivan, and J B Zedler. 2003. “Species-Rich Plantings Increase Biomass and Nitrogen Accumulation in a Wetland Restoration Experiment.” Ecological Applications 13 (6): 1626– 1639. doi:10.1890/02-5144.

CIW 2013, Coordinatiecommissie Integraal Waterbeleid. “Tweede Waterbeleidsnota - Vol van Water.” 2013. http://www.volvanwater.be/tweede-waterbeleidsnota-incl-waterbeheerkwesties. Coppens, J, S Stas, E Dolmans, E Meers, S Vlaeminck, J Buysse, S Overloop,. 2013. “Begroting van Stikstof- En Fosforstromen in Vlaanderen, Studie Uitgevoerd in Opdracht van de Vlaamse

Milieumaatschappij”. MIRA.

De Bolle, S De. 2013. Phosphate Saturation and Phosphate Leaching of Acidic Sandy Soils in Flanders: Analysis and Mitigation Options. PhD Dissertation. UGent.

De Haan, F A M , and P J Zwerman. 1978. “Soil Pollution.” In Soil Chemistry A, Basic Elements., edited by G H Bolt and M G M Bruggenwert, 192–263. Amsterdam, The Netherlands: Elsevier Scientific Publishing Company.

De la Cretaz, A L, and P K Barten. 2007. Land Use Effects on Streamflow and Water Quality in the Northeastern United States. Boca Raton: CRC Press.

EPA. 2010. “Methane and Nitrous Oxide Emissions From Natural Sources.” Edited by Office of Atmospheric Programs. United States Environmental Protection Agency.

FAO. 2014. “Feeding Methods - Fertilization and Supplementary Diet Feeding.” Italy: FAO. http://www.fao.org/docrep/field/003/ab467e/ab467e04.htm.

Filippelli, G M. 2008. “The Global Phosphorus Cycle: Past, Present, and Future.” Elements 4 (2): 89–95. doi:10.2113/gselements.4.2.89.

Fornara, D A, and D Tilman. 2008. “Plant Functional Composition Influences Rates of Soil Carbon and Nitrogen Accumulation.” Journal of Ecology 96 (2): 314–322.

doi:10.1111/j.1365-2745.2007.01345.x.

Fowler, D, M Coyle, U Skiba, M A Sutton, J N Cape, S Reis, L J Sheppard. 2013. “The Global Nitrogen Cycle in the Twenty-First Century.” Philosophical Transactions of the Royal Society B-Biological Sciences 368 (1621). doi:10.1098/rstb.2013.0164.

Grigulis, K, S Lavorel, U Krainer, N Legay, C Baxendale, M Dumont, E Kastl. 2013. “Relative Contributions of Plant Traits and Soil Microbial Properties to Mountain Grassland Ecosystem Services.” Journal of Ecology 101 (1): 47–57. doi:10.1111/1365-2745.12014.

Grime, J P. 1997. “Ecology - Biodiversity and Ecosystem Function: The Debate Deepens.” Science 277 (5330): 1260–1261. doi:10.1126/science.277.5330.1260.

Haines-Young, R, and M Potschin. 2013. “Common Internation Classification of Ecosystem Services (CICES), Consultation on Version 4, August-December 2012, EEA Framework Contract No

EEA/IEA/09/003.”

Hatfield, J L, and R F Follet. 2008. Nitrogen in the Environment: Sources, Problems and Management. San Diego, USA: Academic Press.

Hof van Justitie van de Europese Unie. 2013. “België Wordt Veroordeeld Tot Betaling van

Geldboete van 10 Miljoen EUR Wegens Niet Uitvoering van Het Arrest van Het Hof van 8 Juli 2004 (C-27/03) betreffende de Behandeling van Stedelijk Afvalwater. PERSCOMMUNIQUÉ Nr. 133/13”. Luxemburg: Hof van Justitie van de Europese Unie,.

Hooper, D U, and P M Vitousek. 1998. “Effects of Plant Composition and Diversity on Nutrient Cycling.” Ecological Monographs 68 (1): 121–149. doi:10.2307/2657146.

Hussner, A. 2009. “Growth and Photosynthesis of Four Invasive Aquatic Plant Species in Europe.” Weed Research 49 (5): 506–515. doi:10.1111/j.1365-3180.2009.00721.x.

Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. 2010. “Biologische Waarderingskaart, Versie 2.2 - Toestand 2010.” Edited by Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. Brussel: Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen.

Jacobs, S, J Staes, B De Meulenaer, A Schneiders, D Vrebos, F Stragier, F Vandevenne, et al. 2010. “Ecosysteemdiensten in Vlaanderen. Een Verkennende Inventarisatie van Ecosysteemdiensten En Potentiële Ecosysteemwinsten.”

Lambert, E, A Dutartre, J Coudreuse, and J Haury. 2010. “Relationships between the Biomass Production of Invasive Ludwigia Species and Physical Properties of Habitats in France.” Hydrobiologia 656 (1): 173–186. doi:10.1007/s10750-010-0440-3.

Landbouw en Visserij. 2012. “Actie 21: Flankerend Maatregelen Bij Een Verstrengd Mestactieplan (MAP IV)”. Brussel: Landbouw en Visserij, Vlaamse Overheid.

Landsberg, J H. 2002. “The Effects of Harmful Algal Blooms on Aquatic Organisms.” Reviews in Fisheries Science 10 (2): 113–390. doi:10.1080/20026491051695.

Leip, A. 2011. Farm, land, and soil nitrogen budgets for agriculture in Europe calculated with CAPRI.Environmental pollution [0269-7491] jg:2011 vol:159 nr:11 pg:3243 -53

Lenders, S, A Oeyen, J D’hooghe, and S Overloop. 2012. “Bodembalans van de Vlaamse Landbouw, Cijfers Voor 2007-2009”. Brussel: Beleidsdomein Landbouw en Visserij, afdeling Monitoring en Studie in samenwerking met de Vlaamse Milieumaatschappij.

Liekens, I, and L De Nocker. 2008. “Rekenraamwerk Voor de Economische Baten van Een Betere Waterkwaliteit, Studie Uitgevoerd in Opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij, MIRA, MIRA/2008/07”. VITO.

Liekens, I, K Van der Biest, J Staes, L De Nocker, J Aertsens, and S Broekx. 2013. “Waardering van Ecosysteemdiensten, Een Handleiding. Studie in Opdracht van LNE, Afdeling Milieu-, Natuur- En Energiebeleid. .”

Loeb, R, and P M Lamers. 2003. “The Effects of River Water Quality on the Development of Wet Floodplain Vegetation Types in the Netherlands.” Proceedings of the International Ecoflood Conference “Towards Natural Flood Reduction Strategies”. Warsaw, Poland.

Lucassen, E, A J P Smolders, A L Van der Salm, and J G M Roelofs. 2004. “High Groundwater Nitrate Concentrations Inhibit Eutrophication of Sulphate-Rich Freshwater Wetlands.”

Biogeochemistry 67 (2): 249–267. doi:10.1023/B:BIOG.0000015342.40992.cb.

Macdonald, B, I White and T Denmead. 2010. “Gas Emissions from the Interaction of Iron, Sulfur and Nitrogen Cycles in Acid Sulfate Soils.” In 19th World Congress of Soil Science, Soil Solutions for a Changing World, 80–83.

Manzoni, S, J A Trofymow, R B Jackson, and A Porporato. 2010. “Stoichiometric Controls on Carbon, Nitrogen, and Phosphorus Dynamics in Decomposing Litter.” Ecological Monographs 80 (1): 89–106. doi:10.1890/09-0179.1.

Maris T., and Oosterlee L. 2013. “Onderzoek Naar de Gevolgen van Het Sigmaplan,

Baggeractiviteiten En Havenuitbreiding in de Zeeschelde Op Het Milieu. Geïntegreerd Eindverslag van Het Onderzoek Verricht in 2011. ECOBE 013-R155 ” Antwerpen.: Universiteit Antwerpen. McGill, Bonnie M, Ariana E Sutton-Grier, and Justin P Wright. 2010. “Plant Trait Diversity Buffers Variability in Denitrification Potential over Changes in Season and Soil Conditions.” PLoS ONE 5 (7): e11618. doi:10.1371/journal.pone.0011618.

MIRA. 2011a. “Milieurapport Vlaanderen MIRA, Achtergronddocument 2011 Vermesting”. Aalst, België: Vlaamse Milieumaatschappij.

———. 2011b. “Milieurapport Vlaanderen, Achtergronddocument Energie 2010.” Edited by J Brouwers, J Couder, A Verbruggen, N Devriendt, K Aernouts, W Nijs, R Guisson, et al. Aalst, België: Vlaamse Milieumaatschappij.

MIRA 2013a. “Http://www.milieurapport.be/nl/feitencijfers/milieuthemas/vermesting/nutrienten-in-Water/nitraat-in-Grondwater-in-Landbouwgebied/”. Aalst: VMM.

http://www.milieurapport.be/nl/feitencijfers/milieuthemas/vermesting/nutrienten-in-water/nitraat-in-grondwater-in-landbouwgebied/.

———. 2013b. “Zuiveringsgraad van Vlaanderen”. Aalst: VMM.

http://www.milieurapport.be/nl/feitencijfers/milieuthemas/kwaliteit-oppervlaktewater/belasting-van-oppervlaktewater/zuiveringsgraad-van-vlaanderen/.

———. 2013c. “Belasting Oppervlaktewater Door Huishoudens”. Aalst: VMM.

http://www.milieurapport.be/nl/feitencijfers/sectoren/huishoudens/waterverbruik-en-belasting-van-oppervlaktewater-door-huishoudens/belasting-oppervlaktewater-door-huishoudens/. ———. 2013d. “Stikstofdepositie”. Aalst: VMM.

http://www.milieurapport.be/nl/feitencijfers/milieuthemas/vermesting/vermestende-depositie/stikstofdepositie/.

———. 2013e. “Waterbodemkwaliteit”. Aalst: VMM.

http://www.milieurapport.be/nl/feitencijfers/milieuthemas/kwaliteit-oppervlaktewater/waterbodemkwaliteit/waterbodemkwaliteit/.

———. 2013f. “Overschot Op de Bodembalans van de Landbouw”. Aalst: VMM.

http://www.milieurapport.be/nl/feitencijfers/sectoren/landbouw/vermestende-emissie-van-de-landbouw/overschot-op-de-bodembalans-van-de-landbouw/.

———. 2013g. “Structuurkwaliteit van Waterlopen”. Aalst: VMM.

http://www.milieurapport.be/nl/feitencijfers/milieuthemas/kwaliteit-oppervlaktewater/structuurkwaliteit-vanoppervlaktewater/structuurkwaliteit-van-waterlopen/. ———. 2013h. “Belasting Oppervlaktewater Met Zuurstofbindende Stoffen En Nutriënten”. Aalst: VMM.

http://www.milieurapport.be/nl/feitencijfers/milieuthemas/kwaliteit- oppervlaktewater/belasting-van-oppervlaktewater/belasting-oppervlaktewater-met-zuurstofbindende-stoffen-en-nutrienten/.

Mitsch, W J, and J G Gosselink. 2000. “The Value of Wetlands: Importance of Scale and Landscape Setting.” Ecological Economics 35 (1): 25–33. doi:10.1016/s0921-8009(00)00165-8.

Mueller, K.; Hobbie, S.; Tilman, D.; and Reich, P.. 2013. “Effects of Plant Diversity, N Fertilization, and Elevated Carbon Dioxide on Grassland Soil N Cycling in a Long-Term Experiment.” Global Change Biology 19 (4): 1249–1261. doi:10.1111/gcb.12096.

Niedermeier, A, and J S Robinson. 2009. “Phosphorus Dynamics in the Ditch System of a Restored Peat Wetland.” Agriculture Ecosystems & Environment 131 (3-4): 161–169.

doi:10.1016/j.agee.2009.01.011.

Norberg, J. 1999. “Linking Nature’s Services to Ecosystems: Some General Ecological Concepts.” Ecological Economics 29 (2): 183–202. doi:10.1016/s0921-8009(99)00011-7.

Oklahoma State University. 2014. “http://soil4234.okstate.edu/Lectures/2010/Picture1.jpg.” Parliamentary Office of Science and Technology. 2007. “Energy and Sewage.” Postnote. Vol. 282. London: The Parliamentary Office of Science and Technology.

Pierzynski, G M, R W McDowell, and J T Sims. 2005. “Chemistry, Cycling, and Potential Movement of Inorganic Phosphorus in Soils. .” In Phosphorus: Agriculture and the Environment, edited by J T Sims and A N Sharpley. Vol. Agronomy M. Madison, WI.: American Society of Agronomy, Crop Science Society of America, Soil Science Society of America.

Pinay, G, J C Clement, and R J Naiman. 2002. “Basic Principles and Ecological Consequences of Changing Water Regimes on Nitrogen Cycling in Fluvial Systems.” Environmental Management 30 (4): 481–491. doi:10.1007/s00267-002-2736-1.

Powlson, D S, T M Addisott, N Benjamin, K G Cassman, T M de Kok, H van Grinsven, J L L’Hirondel,