• No results found

De kennishuishouding schiet tekort

In document Voorkomen is beter ... (pagina 32-35)

4. Organisatie van het beleid

4.3 De kennishuishouding schiet tekort

De kennishuishouding omvat de capaciteit van kennisorganisaties, de onderlinge relaties, de aansturing van organisaties en de doorstroming van ontwikkelde kennis. De uitvoering van het ‘integrale’ soortenbeleid (soortenbeschermingsplannen, integratie van beleid en regelgeving) vergt een kenniscapaciteit- en infrastructuur die zich over meerdere kennisvelden uitstrekt, waaronder ecologische, bestuurskundige en juri-dische disciplines.

Voor wat betreft het ecologisch domein schiet de inzet van capaciteit van kennisorganisaties tekort. Het verzamelen van verspreidingsgegevens op nationale schaal, noodzakelijk voor het beschrijven van het relatieve belang van locaties voor het voortbestaan van de soort in Nederland, wordt vooral uitgevoerd door vrijwilligers. Zij hebben die zich gebundeld in maatschappelijke organisaties (Particuliere Gegevensbeherende Organisaties, PGO’s). De middelen die de rijksoverheid hiervoor vanaf het eind van de jaren 80 beschikbaar stelde voor coördinatie en gege-vensverwerking, zijn vanaf het midden van de jaren 90 ingezet voor (eveneens benodigde) monitoringprojecten, zodat voor verspreidings-onderzoek geen middelen meer beschikbaar zijn. De aanwezige verspreidingsgegevens zijn daardoor niet meer actueel hetgeen beleidsmatig erkend is, getuige de instelling door het ministerie van LNV (naar aanleiding van een Kamermotie) van een commissie die aard en omvang van dit tekort gaat omschrijven. Door het kennistekort kan bij de toepassing van de Habitatrichtlijn niet beoordeeld worden of het voorkomen van een soort op een bepaalde plaats essentieel is voor ‘de duurzame instandhouding’ van de soort in Nederland.

In het bestaande Netwerk Ecologisch Monitoring waarin het aantalsver-loop van een aantal soorten steekproefsgewijs wordt geëvalueerd, ont-breken door capaciteitsproblemen een aantal soorten die vanuit de optiek van het soortenbeleid van belang zijn. Ook voor het verrichten van soort-gericht ecologisch onderzoek om de effecten van ingrepen te kunnen bepalen, is te weinig capaciteit beschikbaar. Ook hier is sprake van een kennistekort (Vos et al, 2002) dat alleen door langlopend en structureel onderzoek kan worden opgelost. De genoemde capaciteitste-korten hebben niet alleen betrekking op de beschikbare financiële middelen maar ook op de beschikbare deskundigheid (autecologische en taxonomische expertise) bij kennis- én opleidingsinstituten.

Binnen de kennisinfrastructuur zijn de onderlinge werkrelaties goed ontwikkeld: de inventariserende en monitorende organisaties zijn geor-ganiseerd in de Vereniging Onderzoek Flora en Fauna (VOFF) en er bestaan vele contacten met onderzoeksinstellingen en andere kennisin-stellingen. De relatie tussen overheid en particuliere organisaties is geba-seerd op projectfinanciering en daardoor niet structureel van aard. Parti-culiere organisaties worden daarbij gezien als uitvoerders van opdrachten en - ten onrechte - niet als partijen met eigen maatschappe-lijke verantwoordelijkheid.

De relaties met gebruikers van kennis zijn eveneens goed ontwikkeld, zodat de aansturing van organisaties in principe goed mogelijk is. Voor monitoring is daarvoor een stuurgroep opgezet en zijn verantwoordelijk-heden toegedeeld. Een dergelijke structuur ontbreekt voor het versprei-dingsonderzoek. De aansturing wordt vergemakkelijkt doordat, op het

punt van kennisverzameling, de belangen van maatschappelijke organi-saties en overheden grotendeels samenvallen. De aansturing van onder-zoeksinstellingen is in principe goed mogelijk maar kent beperkingen door schaarste aan autecologische expertise en inzet van middelen. De doorstroming van beschikbare kennis is beperkt door enerzijds een versnippering in het aanbod van kennis en anderzijds door onvoldoende inzet van kennisgebruikers om beschikbare kennis op te sporen. In veel milieu-effectrapportages bijvoorbeeld (Drees en Huitema, 1997) werd ten onrechte gebrek aan kennis op het gebied van flora- en fauna gesig-naleerd. In reactie daarop is recent, op initiatief van maatschappelijke organisaties en gefinancierd door het ministerie van LNV, het MER-loket ingesteld om de beschikbare gegevens makkelijker te ontsluiten. Daarna is, naar aanleiding van discussies over de toepassing van de Habitat-richtlijn het Natuurloket ingesteld waar verwezen wordt naar versprei-dingsgegevens (voor zover aanwezig). Doel van het Natuurloket is om belanghebbenden, zoals gemeenten en projectontwikkelaars, behulp-zaam te zijn bij het vaststellen van bestemmingsplannen en het ontwik-kelen van bouwplannen. Dit om te stimuleren dat ze al in het beginsta-dium van de plannen gegevens zoeken over beschermde planten en dieren. Het Natuurloket is opgericht samen met de Vereniging Onder-zoek Flora en Fauna (VOFF). In de VOFF zijn de Particuliere Gegevensbe-herende Organisaties verenigd, die met behulp van ruim 15.000 vrijwil-ligers landsdekkende informatie verzamelen over een groot aantal planten en dieren. Deze gegevens zijn de basis voor het Natuurloket. Daarnaast kan via het Natuurloket de VOFF of een andere organisatie op verzoek aanvullende informatie verstrekken.

De kennisinfrastructuur bij bestuurskundige en juridische disciplines is zeer beperkt van omvang en - voor wat betreft regelgeving - van zeer specialistische aard. Aan de recent sterk toegenomen vraag naar juridi-sche kennis - als gevolg van de aandacht voor toepassing van de inter-nationale richtlijnen - is slechts moeizaam te voldoen. Nieuwe kennis ontwikkelt zich vooral aan de hand van jurisprudentie. De doorstroming van kennis naar gebruikers wordt bemoeilijkt door gefragmenteerd aan-bod. Recent is het ministerie van LNV een voorlichtingstraject gestart om onder meer juridische kennis te ontsluiten (overzicht van de beleidsma-tige status van soorten voor het publiek, info over de EU-regelgeving).

Foto: ministerie van LNV

5. Beleidsinstrumenten

Het soortenbeleid dient naar de mening van de raad te stoelen op drie typen instrumenten:

• het 'eigen' sectorale instrument soortbeschermingsplannen (‘kansen creëren’);

• integratie in ander beleid zoals gebiedsgericht beleid, ruimtelijke orde-ningsbeleid (‘kansen benutten’);

• de toepassing van beschermende regelgeving zoals Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Natuurbeschermingswet (‘borgen’).

Deze instrumenten worden hieronder toegelicht en op hun waarde beoordeeld. Vervolgens worden in hoofdstuk 7 conclusies getrokken en aanbevelingen geformuleerd.

In document Voorkomen is beter ... (pagina 32-35)