• No results found

Kennis en ontvangst van de wet .1 Kennis van de wet

In document De opsporing verruimd? (pagina 43-47)

3 Invoering van de wet

3.5 Kennis en ontvangst van de wet .1 Kennis van de wet

In het eerste jaar na de inwerkingtreding van de wet blijken de standaardfor-mulieren voor het aanmaken van bevelen nog niet aangepast te zijn in Compas. Dat betekent dat elk bevel handmatig moet worden aangepast. Het Landelijk Parket heeft voor het gemak nieuwe modellen ontwikkeld in ‘Word’. Deze modellen zijn ook naar enkele regio’s verspreid. Ten tijde van ons onderzoek was het Landelijk Parket voornemens hier meer structureel iets aan te doen.

‘Het Landelijk Parket is nu bezig met het aanpassen van alle formulieren, omdat wij het zien. Wij gaan alle BOB-formulieren aanpassen, en dat betekent gewoon dat er nieuwe formulieren gaan komen en die gaan we daarna gebundeld voor-leggen met de vraag “Kunnen we dat weer in Compas overnemen”. Wij hebben er last van.’ (OM)

3.5 Kennis en ontvangst van de wet 3.5.1 Kennis van de wet

Zowel voor als na de invoering van de Wet opsporing terroristische misdrijven is er via verschillende kanalen informatie verspreid en voorlichting gegeven over de wet (zie paragraaf 3.2). In het algemeen zijn de geïnterviewden tevreden over de manier waarop ze van de nieuwe opsporingsbevoegdheden op de hoogte zijn gebracht. Ze geven aan goed op de hoogte te zijn van de wet of — als men de aangeboden informatie minder grondig heeft gelezen — te weten waar ze snel extra informatie over de wet kunnen vinden. Tegelijkertijd beschrijven de geïn-terviewden die de wet werkelijk hebben toegepast — of die toepassing in een concrete zaak hebben overwogen — dit eerste jaar dat de wet van kracht is als een periode van oriëntatie. Een periode waarin men de wet begint te leren ken-nen en zoekt naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van de wet. Echte kennis over de ins en outs van een wet ontstaat pas als een wet in de praktijk wordt gebracht. Pas dan wordt er nagedacht over definitiekwesties en kan men ervaren wat een wet wel en niet kan.

80 Het ging hierbij om een zaak waarin gebruik is gemaakt van gewone BOB-middelen; er werd hierin geen gebruik gemaakt van de nieuwe wet.

Uit de interviews komt eveneens naar voren dat er in dit eerste jaar soms gaten zaten in de kennis van de wet bij mensen die met terrorismezaken te maken kregen. Een van de geïnterviewden noemt twee zaken waarmee onervaren per-sonen belast waren die geen kennis hadden van de nieuwe wettelijke mogelijk-heden. In het ene geval ging het om een officier van justitie, in het andere geval om een politieteam. Aan het feit dat er in de praktijk soms gewerkt moest wor-den met een onervaren officier of politieteam is inmiddels wel iets veranderd. De ervaringen op dit gebied hebben bij de NR en het Landelijk Parket geleid tot betere afspraken over de beschikbaarheid van ervaren specialisten.

Mogelijk is de gebrekkige kennis over de wet bij minder ervaren opsporings-teams voor een deel te wijten aan het feit dat de voorlichting over de wet pas relatief laat op gang is gekomen, waardoor men niet tijdig op de hoogte is ge-bracht van de nieuwe wet. Maar dat is niet het hele verhaal. Zoals gezegd zijn de geïnterviewden het erover eens dat echte kennis over de wet pas ontstaat door er ervaring mee op te doen. In paragraaf 3.3 gaven we al aan dat de meeste geïnterviewden — ondermeer om die reden — vinden dat terrorismezaken door specialisten van de NR en het Landelijk Parket moeten worden onderzocht.

‘Ik vraag me af of je dergelijke zaken door een lokaal parket moet laten doen. Het komt zo weinig voor en het is zo specialistisch, dat je dit beter kunt laten doen door mensen die er vaker mee te maken hebben, door deskundigen met veel ervaring. Ik vind het onverstandig om een lokaal parket een dergelijke zaak laten draaien.’ (OM)

Ook specialisten blijken in de eerste periode na de invoering van de wet wel ver-keerde veronderstellingen te hebben gehad over de inhoud van de wet. Zo heeft op het Landelijk Parket een tijdje de veronderstelling geleefd dat de nieuwe wet de mogelijkheid zou bieden om iemand aan te houden, te horen en in verzeke-ring te stellen op basis van aanwijzingen zonder redelijk vermoeden van schuld. Ervaring en deskundigheid opbouwen op het gebied van een nieuwe wet kost tijd, ook voor specialisten. En volgens geïnterviewde specialisten zit men nu nog in die ontwikkelingsfase.

3.5.2 Ontvangst van de wet

De meeste geïnterviewden vinden het goed dat de bevoegdheden er zijn en dat ze onder omstandigheden kunnen worden ingezet. Tegelijkertijd is iedereen het erover eens is dat met deze bevoegdheden terughoudend moet worden omge-gaan. ‘Je kunt al zo veel’ was een geluid dat bij parket en politie regelmatig te horen was. Sommige geïnterviewden vragen zich af of de wet wel nodig is, en of het invoeren van deze wet niet vooral een politieke beslissing was. Men wees vaak op de eigen verantwoordelijkheid en professionaliteit in het omgaan met deze nieuwe bevoegdheden, daarbij verwijzend naar de veronderstelling dat politie en justitie al te gretig om zouden gaan met dergelijke bevoegdheden. Voorts zijn er op enkele parketten discussies gevoerd over de toelaatbaarheid van de lange periode waarin stukken onthouden kunnen worden aan de ver-dediging en over bewaring zonder ernstige bezwaren. Maar uiteindelijk wordt het belang van deze bevoegdheden in het kader van terrorismebestrijding wel onderkend, al was het maar om in voorkomende gevallen uit te kunnen sluiten dat het om een terroristisch misdrijf gaat.

Vooral het inzetten van bijzondere opsporingsbevoegdheden op basis van aan-wijzingen van een terroristisch misdrijf wordt — overigens in een zeer beperkt aantal situaties — gezien als bruikbaar. Bij de arrondissementsparketten geeft men aan dat het prettig is om een wettelijke basis te hebben in een dergelijk vroege fase van onderzoek. Tegelijkertijd laat men ook weten dat men zonder deze nieuwe bevoegdheden meestal wel uit de voeten heeft gekund, en dat het gaat om een beperkt aantal situaties waarin deze bevoegdheden mogelijk hun nut kunnen bewijzen. Veel geïnterviewden kunnen zich wel situaties voorstellen waarin deze bevoegdheden nuttig zouden kunnen zijn. Enkelen noemen voor-beelden van zaken uit het verleden, die met de nieuwe bevoegdheden wellicht beter aangepakt hadden kunnen worden. Hierop gaan we in het volgende hoofdstuk nader in.

In document De opsporing verruimd? (pagina 43-47)