• No results found

Kanttekeningen, beperkingen en aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Helaas is er nog weinig onderzoeksliteratuur specifiek gericht op samenwerking in gezinshuizen, daarom is vooral gebruikt gemaakt van onderzoeksliteratuur gericht op samenwerkingsrelaties in de pleegzorg. Mogelijk zou het theoretisch kader meer toegespitst zijn geweest op de onderzochte doelgroep wanneer er meer onderzoeksliteratuur gericht op samenwerkingsrelatie tussen ouders en gezinshuisouders beschikbaar was.

Vanuit de literatuur is duidelijk geworden wat van belang is voor ouders in de samenwerkingsrelatie. Dit komt overeen met de uitkomsten van de gesprekken met de experts, n.a.v. de duiding van de data. Het is echter bekend dat de meeste ouders van de jongere in gezinshuizen veel eigen problematiek kennen. In de opdracht die gezinshuisouders hebben, moet dit niet worden ontkend. Dit kan namelijk invloed hebben op de kwaliteit van de samenwerkingsrelatie, ondanks de mogelijke vele goede interventies vanuit gezinshuisouders.

Dit onderzoek bevat ondanks het theoretisch kader en theoretische onderbouwingen, interpretaties. Doordat de achtergrondverhalen ontbreken en er niets bekend is over de innerlijke dialoog bij gezinshuisouders en ouders, is er geen sprake van een compleet beeld en wordt er wellicht ook te kort gedaan bij duidingen. Dat is het nadeel van het analyseren van een deel van de data i.t.t. bijvoorbeeld een diepte-analyse. Bij vergelijkbaar vervolgonderzoek zou member checking daarom een aanbeveling zijn. Ouders en gezinshuisouders zouden dan

45 gevraagd kunnen worden mee te lezen met de analyse van hun eigen interacties en dit toe te lichten. Dat kan de minder genuanceerde interpretaties van onderzoeker of experts voorkomen.

Om de interviews gerichter en effectiever te laten verlopen, hadden de transcripten die horen bij de beschrijving van ‘goede en minder goede praktijken’, van tevoren gedeeld kunnen worden met experts indien daar toestemming voor was gegeven. Experts hadden uitleg nodig om beschreven goede en minder goede praktijken te kunnen voorzien van contextuele duiding.

Het heeft veel tijd gekost om fragmenten te voorzien van context en achtergrond richting experts tijdens de interviews. Een ander nadeel van het voorlezen van delen van transcripten door de onderzoeker is dat bijvoorbeeld de intonatie van interactie niet is gehoord door experts.

Het wegen en duiden van de analyse middels een focusgroep is daarom de tweede aanbeveling voor vergelijkbaar vervolgonderzoek. Ook kan het een optie zijn om in een soortgelijk onderzoek in de analyse nadrukkelijker te letten op non-verbale signalen.

Tijdens dit onderzoek is de rol van de jongere in de interactie buiten beschouwing gebleven.

Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op de invloed van de interactie tussen ouders en gezinshuisouders op de jongere. Op deze manier kan er meer zicht worden verkregen op de werking van loyaliteiten binnen de dynamische driehoek.

Inhoudelijke aanbevelingen naar aanleiding van dit onderzoek zijn beschreven bij het derde resultatenhoofdstuk en de conclusie.

8.7 Slot

Het past niet binnen het contextuele denken om als onderzoeker of expert oordelend te zijn.

Bescheidenheid en mildheid past meer bij het interpreteren van de interacties. Dat is ook de reden dat de omschrijving ‘good and bad practises’ veranderd is in ‘goede en minder goede praktijken’. Achting en respect voor het vele goede wat gezinshuisouders betekenen voor zowel jongere als ouders is passend. Daarnaast is eerder genoemd dat ook gezinshuisouders geen perfecte ouders zijn en zich woorden kunnen laten ontvallen.

Los hiervan is met dit onderzoek gebleken dat woorden kracht hebben en verbindend of splitsend kunnen zijn. Bewustwording van nut en noodzaak van interventies en houdingen, gestoeld op de contextuele theorie is nodig om gezinshuisouders (meer) toe te rusten in hun verantwoordelijke en mooie taak. Wanneer gezinshuisouders de ouders van de jongere niet alleen als opvoedingspartner maar vooral ook onmisbaar voor optimale ontwikkeling van de jongere en zich daarom richten op de relatie tussen ouders en jongere, zal dit effect hebben op het welbevinden van de jongere en de kans op breakdown aanzienlijk verminderen.

46

LITERATUUR

Baarda, D.B., Bakker, E., Boullart, A., Fischer, T., Julsing, M., Peters & Velden, T. van der.

(2018). Basisboek kwalitatief onderzoek: Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen/Utrecht: Noordhoff Uitgevers.

Batson, C.D. (2011). Altruism in humans. Oxford, UK: Oxford University Press.

Baker, A. J., Mehta, N. & Chong, J. (2013). Foster children caught in loyalty conflicts:

Implications for mental health treatment providers. The American Journal of Family Therapy, 41(5), 363-375.

Belenger, L., Robberechts, M. & Vanderfaeillie, J. (2014). Samenwerking in Pleegzorg: De ontwikkeling van een ondersteunend programma. Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 45.

Berrick, J.D. & Skivenes, M. (2012). Dimensions of high quality foster care: parenting plus.

Children and Youth Services Review, 34 (9), 1956-1965.

Boszormenyi-Nagy, I., & Krasner, B.R. (1986). Between give and take: A clinical guide to contextual therapy. New York: Brunner/Mazel.

Boszormenyi-Nagy, I., & Krasner, B.R. (2005). Tussen geven en nemen. Over contextuele therapie. Haarlem: De Toorts, 4de druk.

Boszormenyi-Nagy, I. (2000). Grondbeginselen van de contextuele benadering. Haarlem: De Toorts.

Boszormenyi-Nagy, I. & Spark, G.M. (1984). Invisible loyalties. Ney York: Brunner/Mazel.

Chateauneuf, D., Turcotte, D., & Drapeau, S. (2018). The relationship between foster care families and birth families in a child welfare context: The determining factors. Child &

Family Social Work, 23(1), 71-79.

47 Dillen, A. (2004). Ongehoord vertrouwen. Ethische perspectieven vanuit het contextuele

denken van Ivan-Boszormenyi-Nagy. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.

Eerenbeemt, E. van den & Oele, B. (1987). De contextuele therapie: verdiende vrijheid.

Handboek Gezinstherapie 7, 1-24.

Eerenbeemt, E. van den (2009). Door het oog van de familie: liefde, leed en loyaliteit.

Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker.

Egberts, C. (2007). Ouders op hún plek. Samenwerken in de driehoek client, ouders en begeleider. Amersfoort: Agiel.

Gardeniers, M., & De Vries, A. (2012). Factsheet gezinshuizen. Gezinshuizen in Nederland;

een verkenning. De Glind: Rudolphstichting & Gezinshuis.com.

Gerring, C. E., Kemp, S. P., & Marcenko, M. O. (2008). The Connections Project: A relational approach to engaging birth parents in visitation. Child Welfare League of America, 87(6), 5–30.

Hargrave, T., Pfitzer, F. & Michielsen, M. (2005). Ontwikkelingen in de contextuele therapie.

De kracht van geven en nemen in relaties. Leuven-Voorburg: Acco.

Hedin, L. (2015). Good relations between foster parents and birth parents: A Swedish study of practices promoting successful cooperation in everyday life. Child care in practice, 21(2), 177-191.

Höjer, I. (2009). Birth parents’ perception of sharing the care of their child with foster parents.

Vulnerable Children and Youth Studies, 4, 161–168.

Humpreys, C. & Kiraly, M. (2011). High-frequency family contact: A road to nowhere for infants. Child and Family Social Work, 16(1), 1-11.

48 Konijn, C., Admiraal, S., Baart, J., Van Rooij, F., Stams, G., Colonessi, C., Lindauer, R.&

Assink, M. (2018). Foster care placement instability: A meta-analytic review. Children and Youth Services Review 96, 483-499.

Koisti-Auer, A.L. (2000). The many faces of placement in an SOS Children’s Village. Vienna:

SOS Children’s Villages Association.

Koot, D. van de & Schep, E. (2014). Rapportage focusgroepen RAAK-project ‘Professioneel ouderschap: interactionele vaardigheden in alledaagse leefsituaties in gezinshuizen’.

Ede: Lectoraat Jeugd en Gezin, Christelijke Hogeschool Ede.

Koot, D. van de & Noordegraaf, N. (2018). ‘Jouw Gezin, Mijn Zorg?’ Hoe gezinshuisouders en ouders constructief kunnen samenwerken (Rapportage 1). Ede: Lectoraat Jeugd en Gezin, Christelijke Christelijke Hogeschool Ede.

Larkins, C., Ridley, J., Farrely, N., Austerberry, H., Bilson, A., Hussein, S., Manthorpe, J. &

Stanley, N. (2015). Children’s, Young People’s and Parents’ Perspectives on Contact:

Findings from the Evaluation of Social Work Practices. British Journal of Social Work, 45: 296-312.

Mahat-Shamir, M., Davidson Arad, B., Shilo, G., Adler, R., & Leichtentritt, R. (2018). The family in the view of Israeli adolescents in foster care. Journal of Social Work, 18(2), 201-222.

McWey, L.M., Acock, A. & Porter, B. (2010). The impact of continued contact with biological parents upon the mental health of children in foster care. Children & Youth Services Review, 32: 1338-1345.

Meiden, J. van der, & Noordegraaf. N. (2018): How is Contextual Therapy Applied Today?

An Analysis of the Practice of Current Contextual Therapists. Contemporary Family Therapy 41: 12-23.

Michielsen, M., Mulligen, W. van & Hermkens, L. (2010). Leren over leven in loyaliteit, over contextuele hulpverlening. Leuven/Den Haag: Acco.

Nesmith, A., Patton, R., Christophersen, K., & Smart, C. (2017). Promoting quality parent–

child visits: the power of the parent–foster parent relationship. Child & Family Social Work, 22(1), 246-255.

49 Oele, B. (1989). De praktijk van de Contextuele Therapie van Ivan Boszormenyi-Nagy: het

verdienen van vrijheid. Handboek Gezinstherapie 10; 1-20.

Onderwaater, A. (2009). De onverbrekelijke band. Inleiding en ontwikkeling in de contextuele therapie van Nagy. Amsterdam: Pearson.

Pas, A. van der (2003). A serious case of neglect: The parental experience of child rearing.

Delft: Eindhoven.

Pas, A. van der (1996). Naar een psychologie van ouderschap. Handboek methodische ouderbegeleiding 2. Rotterdam: Ad Donker.

Poirier, M. & Simard, M. (2006). Parental Involvement During the Placement of a Child in Family Foster Care: Factors Associated with the Continuation of Parental Roles. Child Youth Care Forum 35, 277–288.

Verhoeven, N. (2011). Wat is onderzoek? (4e ed.). Amsterdam, Nederland: Boom Lemma.

Verhoeven, N. (2020). Thematische Analyse. Patronen vinden bij kwalitatief onderzoek.

Amsterdam: Boom Uitgevers.

Weterings, A. (1998). Pleegzorg in balans. Bestaanszekerheid voor kinderen.

Leuven/Apeldoorn: Garant.

Wunderink, A. (2018). Factsheet gezinshuizen 2017. De Glind: Gezinspiratieplein.

50