• No results found

Kansen en oplossingsrichtingen

In document Bewegingsonderwijs en vakleerkrachten (pagina 36-39)

Uitbreiding van lesuren of een grotere inzet van vakleerkrachten stuiten soms op drempels en belemmeringen. Daarvoor is niet altijd een oplossing. Toch

slagen schooldirecteuren er soms wel degelijk in om een uitweg te vinden voor de uitdagingen waarvoor ze staan gesteld.

Voor ruimtegebrek doen zich verschillende oplossingsrichtingen voor. Een enkele keer wordt gebruikgemaakt van een leegstaand fabriekscomplex, dat door de gemeente ter beschikking wordt gesteld. Soms worden het gebruik van het (opgeknapte) schoolplein en de (groene) omgeving van de school genoemd (park, bos). Daarnaast wordt een goede relatie met verenigingen in de buurt als kansrijk betiteld – zie kader 6.

Kader 6: goede buren als oplossing voor ruimtegebrek

“Onze school ligt naast de sportvelden van de voetbalclub. Daar onderhouden we een goede relatie mee. Die mogen we om niet gebruiken, als buur. En zij mogen ook weer van onze voorzieningen gebruikmaken als zij een groot toernooi hebben. Zij geven clinics bij ons, dat doen ze zelf om leden te werven, dat is kosteloos. Dat doen we ook met de andere verenigingen trouwens. Dat heeft niet allemaal continuïteit, maar we hebben toch ieder jaar heel wat clinics. De combinatiefunctionaris die door de

gemeente mogelijk is gemaakt helpt daar ook in. En we hebben een grote school, veel ouders zitten zelf bij die clubs, dat helpt ook.

Verder konden we best wel het een en ander zelf doen. Met herinrichting van ons schoolplein, het aanleggen van een spelcircuit, een voetbalkooi, speelpleinkaarten, al die kleine materialen; die investeringen kunnen we best zelf doen. Die voetbalkooi hebben we samen met de wijkraad en de voetbalclub gedaan.” (MI-8).

Creatieve schooldirecteuren vinden veel manieren om middelen vrij te spelen om te investeren in gezondheid en bewegen. Voor het opknappen van schoolpleinen worden aanvragen gedaan bij Jantje Beton of worden

inzamelingsacties gehouden, wordt een aanspraak gedaan op de innovatie-budgetten van het bestuur (“wij hebben geen arm bestuur”), of worden middelen gevonden binnen de eigen begroting. Verder zijn er organisaties die materialen verhuren, zoals MobieZ (www.mobiez.nl). Anderen wijzen op de eigen vrije keuzeruimte (zie kader 7).

Kader 7: schuiven met middelen als financiële oplossing

“Die vakleerkracht legt best een beslag op onze middelen. Want als ik de groepsleer-kracht de gymles zou laten geven, dan houd ik ruimte over voor remedial teaching.

Maar wij hebben ervoor gekozen om het in te zetten voor de gymdocent. De leraar die dan overblijft, doet dan de RT in de parallelklas.” (MI-9)

Voor veel scholen hangen de mogelijkheden om te investeren in gezondheid en bewegen samen met steun vanuit de gemeente (in de vorm van het tegen gunstige voorwaarden inhuren van combinatiefunctionarissen, of financiële steun voor de inzet van vakleerkrachten). Andere scholen zijn betrokken bij projecten vanuit universiteiten, al dan niet met steun vanuit de provincie. Een beperkt aantal directeuren denkt nog ondernemender, en klopt met succes aan bij het lokale bedrijfsleven – zie kader 8.

Kader 8: collectieve verantwoordelijkheid

“Dat is een puzzel die ik ieder jaar weer bij elkaar moet leggen: met sponsoren, met additioneel geld. Dat lukt steeds beter, maar het blijft wel een puzzel. Bredeschoolgeld, bijdragen vanuit de gemeente, projecten van de universiteit, sponsorgelden. Wij hebben hier hoogopgeleide medewerkers van de bank die leesonderwijs komen geven.

In Rotterdam deden ze dat al met de gemeente, en toen ben ik negen jaar geleden bij de bank hier binnengelopen. Ik heb gesproken met de ceo, maar die dacht dat ik geld kwam halen. Ik zei, ik heb geen geld nodig, maar mensen die met kinderen willen werken. Ik vroeg wat hij wilde van de scholen en wat hij daarin investeerde. En toen werd het heel stil … Vanaf die tijd hebben wij iedere week veertig medewerkers, die twee maal een half uur met kinderen in de wijk komen lezen. Dat is niet alleen leuk, maar ook onze uitval is veel lager. Dat doen we nu zo met heel veel bedrijven. Maar er komt geen naam van je bedrijf op de deur. Dat heet collectieve verantwoordelijkheid.”

(MI-12)

Niet iedere school kiest ervoor om volledig vakleerkrachten in te zetten. Veel voorkomend is dat er enige ruimte is voor een vakleerkracht, of

combinatiefunctionaris, die dan de groepsleerkrachten ‘op sleeptouw neemt’

en zo zorgt dat ook bij hen de kwaliteit stijgt (“ook anderen helpen om hun niveau bij te spijkeren, te versterken etc.”).Weer andere scholen zoeken samenwerkingsverbanden met lokale mbo’s of hbo’s om aldaar via de inzet van stagiairs het bewegingsonderwijs een zet in de goede richting te geven.

Een van meest voorkomende oplossingsrichtingen is om het aanbod van bewegen uit te breiden via activiteiten op het schoolplein, om aan te haken bij bijvoorbeeld een Koningsdag, of om clinics te laten verzorgen (zie kader 6). En dan is er de verbreding van de school door de organisatie van activiteiten met na- of tussenschoolse opvang. Strikt genomen vallen die activiteiten niet meer onder de verantwoordelijkheid van de school. De activiteiten worden

georganiseerd en begeleid door personeel dat onder die regelgeving valt, en dat veelal mbo-opgeleid is. Toch is dat voor veel schooldirecteuren een logische en gretig omarmde stap op weg naar verbreding van hun inzet op gezondheid en bewegen, al vergt het zeker ook aanpassing – zie ook kader 9.

Kader 9: verbreding versus regels

“Je moet uit je oude rol stappen en naar een nieuwe rol gaan, naar nieuw denken. Als je kijkt naar het buitenspelen: dat is niet meer ‘pak maar een bal en een lintje en zoek het maar uit’, maar het is georganiseerd. Er worden kinderen bij gebruikt om het te initiëren. Juffen worden ondersteund bij hoe ze dat weer zelf kunnen ondersteunen. Je verbreedt als het ware je gewone curriculum. En dat doe je met bredeschooluren, schoolsporturen, verzin het allemaal maar.

Het is zoeken naar oplossingen. En het onderwijs is daar, door zijn cao en zijn

regelgeving, soms heel beperkend in. Wij hadden bijvoorbeeld de wereldkampioen judo hier, die is ook judoleraar, maar die mag bijvoorbeeld geen les geven. Hij mag wel lesgeven na schooltijd, maar niet onder schooltijd. Want hij is niet bevoegd. Dat vind ik nou een heel lastige regel.” (MI-12)

5 FINANCIËLE CONSEQUENTIES

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de financiële consequenties van de wettelijke

verankering van de inzet van vakleerkrachten voor het bewegingsonderwijs in het Nederlandse basisonderwijs en een uitbreiding van het aantal gymlesuren per week. We werken daartoe vier verschillende beleidsscenario’s uit en maken voor ieder scenario een analyse van de benodigde investeringen.

Vervolgens gaan we in op de mogelijke gevolgen van deze beleidsmaatregel op de aanstellingen en contracturen van groepsleerkrachten. Mogelijke beleidsinstrumenten ter bevordering van het doorvoeren van de wettelijke verankering en het daarbij behorende kostenplaatje komen eveneens aan bod.

In document Bewegingsonderwijs en vakleerkrachten (pagina 36-39)