• No results found

Gesloten 1993 Mix / gesl ‘

3.10 Analyse aantalsontwikkelingen in open versus gesloten gebieden 1 Vooraf: de wijze van analyse en presentatie

3.10.2.3 Kanoet Januar

De aantallen in de Waddenzee nemen in januari opvallend sterk af, in de laatste jaren van de hier geanalyseerde datareeks. Van een piek van 119.500 vogels in 1999 namen de januari aantallen gestaag af tot 20.162 vogels in 2002. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de aantallen in januari 1999 ongekend hoog waren (meer dan twee maal het gemiddelde voor januari). De aantallen in januari 2002 waren zeer laag (minder dan de helft van gemiddeld) maar niet uitzonderlijk laag; wel is het bijzonder dat er een reeks van vier opeenvolgende jaren is, waarin de aantallen rechtlijnig ineenstorten (maar zie dat dit ook het geval was aan het begin van de reeks; Figuur 38). Alleen de (drie) jaren 1989-91, dus de periode van extreme schaarste aan schelpdieren in de Waddenzee, zijn hiermee vergelijkbaar. De door streng winterweer grotendeels mislukte telling van januari 1997 is uit onderstaande grafieken verwijderd, daar de aantallen voor een zeer groot deel op imputing en niet op echte tellingen zijn gebaseerd.

Kanoet, januari 0 50 100 150 200 250 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 Kanoet, januari 0 50 100 150 200 250 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005

Figuur 38. Kanoet, januari. Index-aantallen in de Waddenzee (aantal ten opzichte van gemiddeld (=100%)). Rechts van de verticale lijn liggen de punten van na de gebiedssluitingen van 1993

Een opsplitsing naar de verschillende categorieën van bescherming in de Waddenzee laat zien, dat zowel de toename in aantallen in de jaren 90, als de afname gedurende de laatste jaren, vooral spelen in de Open gebieden, dat wil zeggen in het geval van deze soort, vooral rond Griend. Na 1993 waren er enkele jaren met extreem hoge aantallen in de Open gebieden, maar na 2000 zakte dit in, terwijl inmiddels ook de aantallen in de Gesloten gebieden waren teruggelopen. In de Gesloten gebieden, waaronder het Balgzand als klassiek ‘goed’ Kanoetengebied, lopen de aantallen na 1993 ook terug, evenals in de Gemengde gebieden. De aantallen in de voor visserij niet relevante gebieden waren steeds verwaarsloosbaar klein. Het netto resultaat is, dat het belang van alle gebieden voor deze soort sinds de gebiedssluitingen laag is, en dat op de schaal van de hele Waddenzee, de soort bezig lijkt van het toneel te verdwijnen.

Alterra-rapport 954 87 Kanoet januari, aantallen in

beschermd,mix,open

0 10,000 20,000 30,000 40,000 50,000 60,000 70,000 80,000 90,000 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005

Figuur 39. Kanoet, jan. Aantals- ontwikkelingen per deelgebied. Merk op dat in de jaren 1995-2000 de aantallen in Open zeer hoog zijn

De statistische analyse laat zien, dat de aantallen in de jaren vóór 1993 langzaam dalen in de open gebieden, en dat er na 1993 een veel sterkere daling is (zoals hierboven getoond, van een veel hoger vertrekpunt). De trendbreuk is bijna significant (P=0.069), maar deze wordt vooral bepaald door de opvallende hoge presentie tussen 1995 en 2000. De verhouding tussen Open en Gesloten verschuift, ook door de hoge aantallen in Open van 1995-2000, in de richting van Open.

Oktober tot en met december

In de vroege winter (oktober tot en met december), laat de Kanoet voor de jaren na 1993 ook een gemiddeld hogere presentie in Open zien dan in de jaren vóór de gebiedssluitingen (Figuur 40). Hoewel er na 1993 opnieuw jaren zijn met opvallend hoge aantallen in Open, wisselen goede en slechte jaren elkaar nu af, waardoor er geen sterke negatieve trend is, zoals in de recente januari-cijfers. Door het ontbreken van tellingen in de jaren 1990 tot en met 1993 is het traject van de ontwikkeling in deze kritische periode onduidelijk. De verhouding Gesloten/Open daalt aanvankelijk gestaag, maar deze trend slaat om na 1993 en dan neemt het relatieve belang van Gesloten weer iets toe. Ook deze ‘trendbreuk’ is echter net niet significant (P=0.063). Wél signifcant zijn de trendbreuken Gemengd/Open (ten gunste van Open, P=0.029) en Gesloten/Gemengd (ten gunste van Gesloten, P=0.001). Vooral de Gemengde gebieden hebben dus aan belang ingeboet, na 1993.

Kanoet okt-dec, aantallen in

beschermd,mix,open

0 20,000 40,000 60,000 80,000 100,000 120,000 140,000 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005

Figuur 40. Kanoet, okt-dec. Aantals- ontwikkelingen per deelgebied. Opnieuw zijn er enkele opvallend hoge aantallen in Open, na 1993

3.10.2.4 Zilvermeeuw

Zilvermeeuwen hebben, evenals Storm- en Kokmeeuwen en Drieteenstrandlopers, alle een relatief sterke uitwisseling met de Noordzee, en/of het binnenland. Een groot, maar onbekend gedeelte van hun voedsel kan uit gebieden komen die niet direct grenzen aan de hoogwatervluchtplaatsen waar de vogels worden geteld. Om deze reden is voor deze soorten geen analyse op Open, Gesloten, Gemengd gedaan.

3.10.3 Wormen-eters 3.10.3.1 Rosse Grutto Januari

De januari-aantallen in de Nederlandse Waddenzee vertonen een zelfde kwadratische beeld als de jaarsommen, van een afname gevolgd door een toename, maar met veel meer spreiding door de invloed van strenge winters. Het relatieve belang van de Gesloten en Gemengde gebieden neemt recent af, en de recente toename in de aantallen sinds midden jaren 80 lijkt vooral voor rekening van de Open gebieden te komen. Deze trendbreuk is zeer significant (P<0.001) Het belang van de Open (beviste) gebieden, zowel absoluut als relatief, is dus sinds gebiedssluitingen sterk toegenomen, een ontwikkeling die overeenkomst met de verwormingshypothese.

September-december

Ook over de maanden september tot en met december vertoont de aantalsontwikkeling een kwadratisch beeld voor de 23 jaren waarin een of meerdere tellingen zijn gedaan (aanvankelijk een afname, later een toename). De eerste telling,

Alterra-rapport 954 89 relatief hoge aantallen vastgesteld, het afwijkende hoge aantal is dus geen artefact van imputing, maar is mogelijk veroorzaakt door oorzaken die (ook) buiten de Nederlandse Waddenzee speelden. Zonder deze afwijkende telling, laat de reeks een lineaire toename zien, die zeer significant is (R2 = 0.567; P<0.001). In deze

najaars/vroege-winter reeks is er nog minder invloed van strenge winters, waardoor er relatief weinig spreiding in deze cijfers zit.

De aantalsontwikkelingen voor de gesloten en mix gebieden vertonen, net als in januari, geen trend, terwijl de aantallen in de Open gebieden na 1990 opeens sterk toenamen (Figuur 41). Hoewel de kwadratische correlatie zeer significant is (P<0.001), zou er ook sprake kunnen zijn van een sprong tussen 1995 en 1996, waarna de aantallen weer afnemen.

Rosse Grutto, sep-dec; aantallen in

beschermd,mix,open

0 5,000 10,000 15,000 20,000 25,000 30,000 35,000 40,000 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005

Figuur 41. Rosse Grutto, sep-dec. Aantals- ontwikkelingen per deelgebied. In de open gebieden lijkt er sprake te zijn van een sprong in 1996

De standaard statistische toets laat een aanvankelijke daling zien van het belang van de Open gebieden, maar na de gebiedssluitingen van 1993 worden relatief veel meer Rosse Grutto’s in de Open (beviste) gebieden gezien, tov de Gemengde en Gesloten gebieden. De trendbreuk is zeer significant (P<0.001) voor Gesloten/Open en significant voor Gemengd/Open (P=0.004) en voor Gesloten/Gemengd (P=0.023). De relatieve aantallen Rosse Grutto’s zijn dus na de gebiedssluitingen vooral toegenomen in de Open gebieden, maar ook enigszins in de Gemengde gebieden, ten koste van de Gesloten gebieden, geheel in overeenstemming met de verwormingshypothese. Echter, net als bij de Kanoet die dit beeld in feite ook vertoont, nemen de aantallen in de open gebieden recent juist weer af.

3.10.3.2 Kluut