• No results found

Het Kanaal Roeselare-Leie

In document DE BELGISCHE KANALEN EN BINNENWATEREN (pagina 85-91)

Zeventien kilometer van de rivier de Leie ligt het stadje Roeselare, een oud centrum van de vlas- en lakenhandel die de hele Leie-omgeving kenmerkt. De stad heeft door middel van het doodlopende Kanaal Roeselare-Leie een vaarverbinding met de rivier, waarin slechts één sluis het nogal grote niveauverschil overbrugt, namelijk sluis Ooigem (VHF 18). Bij Ooigem komt het kanaaltje in de Leie uit.

Vanaf de Leie kan men ofwel via de grote, nieuwe sluis opschutten naar het hoger gelegen kanaal, ófwel via de ‘drietraps-sluis’ die van spitsen-afmetingen is en waarin men hetzelfde hoogteverschil overbrugt door drie achter elkaar gelegen kolken. Deze oudere sluis wordt nog af en toe bediend voor de pleziervaart, informeer op kanaal 18.

Boven deze sluizen voert het kanaal in een vrijwel rechte lijn naar Roeselare, via Ingelmunster. In Roeselare zijn voor jachten eigenlijk geen goede

86

aanmeermogelijkheden, maar men kan er wel uitstekend foerageren. De hoge kademuren in de stad zijn vrijwel voortdurend in gebruik bij hier lossende binnenvaartschepen.

15. De Rupel

De Rupel mondt in de Schelde uit bij Rupelmonde (hoe kan het ook anders), en ontstaat twaalf kilometer verder zuidwestelijk uit de samenvloeiing van de Nete en de Dijle. Deze getijderivier is tot voor kort nog zeer belangrijk voor de scheepvaart naar Brussel geweest, omdat deze tot de ingebruikname van de nieuwe sluizen te Wintam nog gebruik maakte van de oude, kleinere sluis te Wintam, waar destijds het Zeekanaal Rupel Brussel in de Rupel uitmondde. De nóg oudere verbinding via Klein-Willebroek en Boom is in de zuidelijke oever van de Rupel nog zichtbaar, en óók nog in gebruik. Sinds de nieuwe zeesluis bij Wintam in gebruik is, hoeft de zeevaart naar Brussel de Rupel niet meer te bevaren omdat die sluis direct in de Schelde uitkomt.

Bij Rumst, aan de samenvloeiing van Nete en Dijle, daan deze twee rivieren samen Rupel heten. Met ruime bochten slingert de Rupel zich dan langs Terhagen, Klein Willebroek en Boom, waar twee bruggen gepasseerd moeten worden, de Baanbrug (weg-brug) (VHF 68) die gesloten ruim 4 meter hoog is en de Spoorbrug (VHF 20), een draaibrug die gesloten een halve meter doorvaarthoogte heeft.

Als getijderivier vereist de Rupel bij laag water de nodige voorzichtigheid: in de binnenbochten zijn vaak ondiepten. De omgeving van de rivier is niet bijster interessant en bovendien door de lage ligging van het vaarwater vrijwel aan het oog onttrokken. Als vaarverbinding met de Nete en, verderop, het Albertkanaal kan de Rupel, afhankelijk van de getijdebeweging, een handig alternatief voor de doorvaart van de Antwerpse havens (en de drukke Royerssluis) vormen.

16. De IJzer

Ruim veertig kilometer landinwaarts (stroomopwaarts) kan men de IJzer bevaren vanaf Nieuwpoort, waar de rivier in het ruime havenbekken uitmondt, dat men tegenwoordig vaak met een omweg bereikt. Via de sluis Graven vaart men vanuit de Ganzenpoot eerst het Kanaal Plassendale-Nieuwpoort op, om dan via sluis Sint Joris terug te keren naar de binnenhaven en de IJzer. In de binnenhaven is een grote jachthaven. Volgens informatie van de Vlaamse vaarwegbeheerder wordt de (rechtstreekse) Iepersluis naar de Ganzenpoot “volledig bediend”, maar men vermeldt niet dat een vaste brug van 30 centimeter hoog het onmogelijk maakt de sluiskolk te bereiken….

Het landelijke riviertje biedt een fraai uitzicht over een vlak maar rustiek polderlandschap. Men passeert Diksmuide, met de beroemde IJzertoren die hoog boven de omgeving uitrijst. De toren is een herinnering aan de slag aan de IJzer en kan beklommen worden. Men heeft bovenop een schitterend uitzicht over dit vlakke Vlaamse land. In Diksmuide is volop aanleg-gelegenheid, zowel voor als voorbij de

87

brug. Het stadscentrum is op een steenworp afstand.

Voorbij Diksmuide is het vaarwater zeer smal en vaak ondiep, maar het verloopt wel in vrij rechte lijnen. De rustieke en stille sfeer wordt daardoor overigens nog intenser, en eenmaal het Kanaal van leper naar de IJzer gepasseerd (net voorbij de Knokkebrug, VHF 18) lijkt het soms alsof men in een volkomen verlaten vaarweg is beland. Met maar één bocht vervolgt de rivier haar weg naar de uitmonding van het Lokanaal bij Fintele, aan weerszijden waarvan een aanmeersteiger is gebouwd.

Boven Fintele is de IJzer nog tot Roesbrugge met 1,50 meter diepgang bevaarbaar, maar wie dieper steekt dan een meter doet er goed aan dit niet te proberen. De diepte wordt niet meer op peil gehouden, en men weet nooit waar men vastloopt en waar men varen kan. Bij Roesbrugge (tegen de Franse grens gelegen) loopt het vaarwater trouwens toch al dood.

88

Vaarvoorschriften, benodigdheden, adressen A. Papieren

Registratie

Een pleziervaartuig dat zich op de Belgische binnenwateren of Belgische zee bevindt, moet geregistreerd zijn. Een pleziervaartuig kan voorzien zijn van een Belgische registratiebrief of een buitenlandse registratiebrief, als deze wettelijk het recht geeft de betreffende buitenlandse vlag te voeren.

Pleziervaartuigen met een lengte vanaf 2,5 m waarvan de eigenaar een band met België heeft, kunnen geregistreerd worden.

Er is sprake van een band met België als:

het pleziervaartuig voor meer dan 50% in eigendom is van Belgen of personen die officieel in België wonen of;

het pleziervaartuig voor minstens 50% in eigendom is van een rechtspersoon ingeschreven in de KBO of;

een combinatie van bovenstaande.

Daarnaast kan er ook voor pleziervaartuigen die voor het eerst op de Europese markt zijn gebracht in België door een handelaar in de pleziervaartuig, een registratiebrief aangevraagd worden.

Meer informatie en aanvraag van de registratiebrief (inclusief de overgangsmaatregelen van immatriculatie en vlaggenbrief naar registratie): Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer

Meetbrief

Pleziervaartuigen met een romplengte gelijk aan of groter dan 20 m moeten een meetbrief voor binnenvaartuigen aan boord hebben.

Dit document vermeldt de voornaamste kenmerken van het vaartuig (lengte, breedte, diepgang, waterverplaatsing,…), is 15 jaar geldig en nadien per 15 jaar verlengbaar.

Om een meetbrief of de verlenging van een meetbrief te bekomen, dient het vaartuig te worden gemeten door een bevoegde scheepsmeter. Na meting en controle van de nodige documenten (eigendomsbewijs, attest motorvermogen en eventueel bouwplan) wordt de meetbrief toegestuurd of aan boord verlengd.

Meer informatie: Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer

89

Herkenningstekens

Op het pleziervaartuig moeten een aantal herkenningstekens vermeld worden. De kentekens moeten duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn. Zij moeten licht van kleur zijn op een donkere grond, of donker van kleur op een lichte grond. De breedte en de lijndikte van de tekens moeten in verhouding staan tot de opgelegde of aanbevolen hoogte.

Geregistreerd voor de binnenwateren - Klein schip (kleiner dan 20 m)

Naam van het vaartuig: 10 cm hoog, aan beide zijden;

Thuishaven: 10 cm hoog, aan beide zijden of achteraan;

Registratienummer:

o 10 cm hoog, aan beide kanten aan de voorsteven of in het midden;

o 20 cm hoog als de maximale snelheid meer dan 20km/h bedraagt.

Geregistreerd voor de binnenwateren - Groot schip (vanaf 20 m)

Naam van het vaartuig: 20 cm hoog, aan beide zijden en achteraan;

Thuishaven: 15 cm hoog, aan beide zijden of achteraan;

Land(code): 15 cm hoog, aan beide zijden of achteraan;

Uniek Europees scheepsidentificatienummer (ENI): 20 cm hoog, aan beide zijden en achteraan;

Metingsmerk: 10 cm hoog (aanbevolen hoogte), op de achtersteven.

Meer informatie: Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer

Uitrusting Tot 15 mei 2020:

Voor de binnenwateren is de volgende voorgeschreven uitrusting aan boord van pleziervaartuigen vereist:

Binnenwateren: uitgezonderd Gemeenschappelijke Maas en Brussel-Schelde (uitgezonderd: wedstrijdroeiboot en trainingsroeiboot, kano en kajak, zeilplank, surfplank, opblaasbaar bootje niet geschikt om met motor te worden voortbewogen, vlot)

Reddingsmiddelen: reddingsgordel (of kussen of vest) voor iedere opvarende;

personen op waterscooters moeten een reddingsgordel dragen.

Nautische instrumenten: marifoon voor motorschepen langer dan 7 m.

Uitrustingsmaterieel (behalve voor waterscooters): anker of dreg, pomp of hoosvat, reserve voortstuwingsmiddel, 2 touwen minstens gelijk aan de lengte van het vaartuig, blusapparaat voor motorjachten.

90

Binnenwateren: Gemeenschappelijke Maas en Brussel-Schelde

Reddingsmiddelen: reddingsgordel (of kussen of vest) voor iedere opvarende.

Nautische instrumenten: misthoorn of toeter.

Uitrustingsmaterieel: anker of dreg, pomp of hoosvat, één of meer pagaaien of roeispanen, 2 touwen (30m en 10m), blusapparaat voor motorjachten.

Vanaf 16 mei 2020:

De uitrusting is afhankelijk van de registratie van het vaartuig (vaargebied

‘binnenwateren’ of ‘binnenwateren en zee’) en de zone waarin het vaartuig vaart.

Alle veiligheidsuitrusting die zich aan boord van het pleziervaartuig bevindt, moet zich in goede staat en bevinden en klaar zijn voor gebruik.

De lijst van verplichte en aanbevolen uitrusting aan boord van het pleziervaartuig wordt momenteel opgemaakt. De verplichtingen zijn zwaarder voor pleziervaartuigen die ingezet worden voor bedrijfs- en beroepsmatig gebruik. Er kunnen ook normen, specificaties en keuringsintervallen worden opgelegd.

Van zodra verdere informatie beschikbaar is, zal ze via de website van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer kenbaar gemaakt worden.

Meer informatie: Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer

91

In document DE BELGISCHE KANALEN EN BINNENWATEREN (pagina 85-91)