• No results found

Kaarten provincie Fryslân

Kaart 1. Aantal agrarische bedrijven per km² en nationale landschappen in de provincie Fryslân, 2007

142

Kaart 2. Aantal bedrijven met vee en Ecologische Hoofdstructuur in de provincie Fryslân, 2007

143

Kaart 3 Concentratie melkveehouderij in de provincie Fryslân

144

Bijlage 4

Begripsomschrijvingen

Landbouwtelling

De landbouwtelling wordt jaarlijks uitgevoerd op grond van de Landbouwwet. Volgens artikel 24 van die wet kunnen aan 'degenen die in de landbouw hun hoofdbestaan of een gedeelte van hun bestaan vinden of plegen te vinden', be- schrijvingsbiljetten worden verstrekt, bestemd voor het doen van opgave van de landbouwkundige en technische gegevens van hun onderneming. Deze beschrij- vingsbiljetten worden jaarlijks door de Dienst Regelingen (DR) van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) verstrekt. De landbouwtelling wordt uitgevoerd met het oog op de uitvoering van het landbouwbeleid door de minister van LNV.

Nge en NEG-typering

De Nederlandse grootte-eenheid (nge) is een reële economische maatstaf die gebaseerd is op het brutostandaardsaldo (bss, opbrengsten minus bepaalde specifieke kosten). Het is een maat waarmee de economische omvang van agrarische activiteiten wordt weergegeven. De nge per technische productie- eenheid (ha, dier) wordt berekend door de bss van de productie-eenheden te de- len door een bepaalde deelfactor, die per jaar kan verschillen. De nge wordt zowel gebruikt om de absolute bedrijfsomvang van agrarische bedrijven of sec- toren weer te geven (uitgedrukt in nge) als om de specialisatiegraad van bedrij- ven te bepalen (volgens de NEG-typering). Binnen de NEG-typering spreken we van gespecialiseerde bedrijven indien meer dan tweederde van het aantal nge vanuit een bepaalde tak afkomstig is. Bij een sterk gespecialiseerd melkveebe- drijf (NEG-type 4110) bestaat minimaal tweederde van het totaal aantal nge uit nge melkkoeien. Bij een gespecialiseerd melkveebedrijf (NEG-type 4120) be- staat minimaal tweederde van het totaal aantal nge uit melkvee inclusief jongvee en bovendien minimaal twee derde van het totaal van melkvee inclusief jongvee uit melkkoeien. De groep melkveebedrijven is in dit onderzoek gedefinieerd als een samenvoeging van sterk gespecialiseerde en gespecialiseerde bedrijven.

Het bss en nge worden om de twee jaar herzien. De normen krijgen de naam van het jaar waarvan het prijsniveau is gebruikt. Een nge staat bij prijsni- veau 2004 (Landbouwtellingen 2007, 2008 en 2009) voor € 1.420 aan saldo.

145 Een herziening van het prijsniveau kan leiden tot verschuivingen van bedrij-

ven tussen grootteklassen en bedrijfstypen. Enkele voorbeelden van nge-nor- men: 1 ha wintertarwe = 0,81 nge, 1 ha suikerbieten = 1,85 nge, 1 melkkoe = 1,20 nge, 1 fokzeug = 0,26 nge, 1 ha cherrytomaten = 231 nge, 1 ha rozen = 258 nge. Meer informatie over de normen en over berekeningen met de nge is beschikbaar op www.lei.wur.nl.

Potentiële bedrijfsopvolgers

Deze worden om de vier jaar geteld in de landbouwtelling op bedrijven waarvan de oudste ondernemer ouder is dan 50 jaar. Omdat in geval van ouder-kind- maatschappen de vraag niet eenduidig wordt ingevuld, is in dit onderzoek niet alleen de uitkomst van de werkelijke vraag aangehouden, maar zijn ook de be- drijven meegeteld waarvoor geldt dat er sprake is van meerdere ondernemers, waarvan de oudste ouder is dan 50 jaar en de jongste jonger is dan 50 en bo- vendien meer dan 20 jaar jonger is dan de oudste.

Bron: Het Bedrijven-Informatienet van het LEI. Bedrijfstypering en waarnemingsveld

Het waarnemingsveld van het Informatienet, de steekproefpopulatie, is de laats- te jaren aangepast aan de structuurontwikkelingen in de landbouw. De onder- grens ligt sinds 2001 op 16 ege (Europese grootte-eenheden; dit is gelijk aan circa 14 nge). De bovengrens lag voor alle bedrijfstypen tot en met 2005 op 1.200 ege (ongeveer 1.050 nge, Vrolijk et al., 2007). In 2006 is die boven- grens voor glasgroentenbedrijven verhoogd naar 2.000 ege. In 2007 is dat gaan gelden voor alle bedrijfstypen. Op deze wijze worden in 2008 de resulta- ten van in totaal 57.400 land- en tuinbouwbedrijven gerepresenteerd.

In het rapport zijn gegevens gebruikt uit de CBS-Landbouwtelling, waarbij de gegevens van 2008 voorlopig zijn. In die telling is een ondergrens van 3 nge gehanteerd en er is geen bovengrens. De CBS-Landbouwtelling omvat dan ook meer bedrijven, in 2008 namelijk totaal omstreeks 75.000, dan er worden ge- representeerd door het Informatienet. Vooral in de akkerbouw komen relatief veel bedrijven voor tussen de genoemde ondergrenzen van 3 en circa 14 nge.

De bedrijven zijn ingedeeld in groepen naar bedrijfstype op basis van de NEG-typering en daarvan afgeleide subgroepen. De NEG-typering is afgeleid van de typering die in de EU in gebruik is en is gebaseerd op het aandeel van de Nederlandse grootte-eenheden (nge) per sector. In de meeste gevallen is een grens van tweederde in gebruik: komt bijvoorbeeld meer dan tweederde van de nge uit de sector akkerbouw, dan is sprake van een akkerbouwbedrijf.

146

De nge per hectare gewas en per dier, die voor de bedrijfstypering en voor de bepaling van de bedrijfsomvang worden gehanteerd, worden door het LEI vastgesteld en zijn terug te vinden op www.lei.wur.nl.

Berekenen van resultaten van groepen bedrijven

De samenstelling van het Informatienet wordt behalve door het streven naar re- presentativiteit van de Nederlandse land- en tuinbouw, ook bepaald door de doelstelling zo betrouwbaar mogelijke gemiddelde uitkomsten te verkrijgen van groepen bedrijven, die zijn gevormd op basis van bedrijfsomvang en -type. Daa- rom wordt gewerkt met een gestratificeerde steekproef.

De resultaten naar bedrijfstype worden berekend door de resultaten van de achterliggende bedrijven te middelen, rekening houdend met een verschil in we- gingsfactor per bedrijf. Die wegingsfactor per bedrijf is gebaseerd op de trek- kingskans van het bedrijf.

Verwerking van resultaten

De gegevensverzameling op de bedrijven die opgenomen zijn in het Informatie- net, vindt plaats in een dynamisch systeem. Elk bedrijf wordt daarin afzonderlijk vrijgegeven voor gebruik in onderzoek zodra het jaar is afgesloten en alle gege- vens correct en volledig zijn verwerkt. Nadat het bedrijf is vrijgegeven kan ech- ter nog nieuwe informatie beschikbaar komen, bijvoorbeeld facturen die later binnenkomen of schadevergoedingen die pas achteraf zijn toegekend. Die nieu- we informatie wordt alsnog verwerkt in het resultaat van het betreffende jaar. Dat betekent dus dat ook na het afronden van een boekjaar en publicatie van gegevens nog wijzigingen op kunnen treden in de resultaten van groepen bedrij- ven, ook in de 'definitieve jaren'. In BINternet op de LEI-internetsite zijn altijd de meest actuele gegevens opgenomen.

Begrippen

Bedrijfsomvang (nge)

De Nederlandse grootte-eenheid (nge) is een maatstaf voor de economische omvang van agrarische bedrijven. De nge is gebaseerd op de bruto-standaard- saldi (bss) per diersoort en per hectare gewas. Het bss wordt berekend door de opbrengsten te verminderen met bepaalde kosten. De bss en nge worden regel- matig herzien. In de jaren 2007 en 2008 gelden de normen van prijsniveau 2004. Een nge komt daarin overeen met € 1.420 aan bss. Meer informatie over de nge is opgenomen op de LEI-internetsite.

147

Balanstotaal

De totale waarde op basis van vervangingswaarde van de bezittingen van de ondernemer(sgezinnen). Ook privébezittingen zijn opgenomen. Productierechten worden volledig tegen marktwaarde gewaardeerd en er wordt niet op afgeschre- ven. Gepachte grond is niet op de balans opgenomen.

Eigen vermogen

Het vermogen dat door de ondernemer(sgezinnen) beschikbaar is gesteld. Het wordt berekend door het balanstotaal te verminderen met het vreemd vermo- gen, inclusief de belastinglatentie.

Solvabiliteit

Het aandeel dat het eigen vermogen uitmaakt van het balanstotaal, gecorri- geerd voor belastinglatentie. Het wordt berekend als eigen vermogen/(balans- totaal minus belastinglatentie).

Inkomen uit bedrijf

Het inkomen uit bedrijf resulteert uit de bedrijfswinst uit normale bedrijfsvoering en de buitengewone baten en lasten. Het geeft weer welk bedrag op jaarbasis als vergoeding voor de onbetaalde arbeid en kapitaal resteert vanuit de be- drijfsactiviteiten. In het inkomen zijn ook opbrengsten verwerkt die niet direct kunnen leiden tot uitgaven voor privéconsumptie.

Totaal inkomen

Het totaal inkomen is een optelling van het inkomen uit bedrijf en de inkomsten van buiten het bedrijf van de ondernemer(s) en hun partner(s) (zie figuur). Tot de inkomsten buiten bedrijf behoren vergoedingen voor arbeid buiten het bedrijf, uitkeringen sociale verzekeringen en opbrengsten van vermogen buiten het be- drijf. De inkomsten van thuiswonende kinderen zijn niet meegenomen, tenzij zij ook als ondernemer in het bedrijf participeren.

148  Opbrengsten (inclusief € 300 buitengewone batenenlasten) € 386.400 Afschrijvingen € 40.900 Betaalde kosten € 288.500 Inkomenuit bedrijf € 57.000 Inkomsten buitenbedrijf € 18.600 Totaal inkomen € 75.600 Besparingen € 20.800 Belastingen enpremies € 8.500 PrivéͲ bestedingen € 46.300

LEI-rapport 2009-045

LEI Wageningen UR ontwikkelt voor overheden en bedrijfsleven economische kennis op het gebied van voedsel, landbouw en groene ruimte. Met onafhankelijk onderzoek biedt het zijn afnemers houvast voor maatschappelijk en strategisch verantwoorde beleidskeuzes. Het LEI is een onderdeel van Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Daarbinnen vormt het samen met het Departement Maatschappijwetenschappen de Social Sciences Group. Meer informatie: www.lei.wur.nl