• No results found

6.1 Inleiding

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) worden de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en daarop betrekkin hebbende planregels. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden. Dit hoofdstuk omvat een nadere uitleg over de planregels.

Daarna wordt aandacht besteed aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008).

6.2 Opbouw van de planregels

De planregels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen respectievelijk wordt ingegaan:

1. Inleidende regels 2. Bestemmingsregels 3. Algemene regels

4. Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen, het tweede artikel bevat de wijze van meten.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een zestal bestemmingen. In artikel 3 staat de regeling voor de bestemming "Sport". Deze bestemming is gelegen op de gronden waar de golfbaan is gelegen. Aan de gronden is op de verbeelding de aanduiding 'golfbaan' toegekend, waarmee in de regels een koppeling is gelegd in de bestemmingsomschrijving. Hieruit vloeit voort dat de gronden zijn bedoeld voor de uitoefening van de golfsport. Daarnaast is de mogelijkheid geboden tot het oprichten van een onderhoudsloods ten behoeve van de greenkeeper. Deze loods is uitsluitend mogelijk binnen een bouwvlak dat op de verbeelding nader is gespecificeerd met een aanduiding. Naast deze bebouwing zijn ook schuilgelegenheden toegestaan. Deze laatste mogen overal binnen het bestemmingsvlak worden opgericht. Verder wordt de mogelijkheid geboden tot het oprichten van eventueel benodigde ballenvangers, om ze desgewenst/indien toch noodzakelijk te kunnen

plaatsen. Vooralsnog gaat de initiatiefnemer er vanuit dat de ballenvangers niet nodig zijn. Bruggetjes e.d. die binnen het plangebied zijn voorzien zijn mogelijk binnen de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op de gronden met de bestemming "Sport" dient tevens ruimte te worden gereserveerd voor de berging van water, onder meer als gevolg van de toename van verharding binnen het plangebied. Hierover heeft reeds overleg plaatsgevonden met het waterschap.

Op basis hiervan is een minimale oppervlakte-eis voor waterstaatkundige voorzieningen van 34.000 m2 in de regels opgenomen. De waterpartijen zijn verder niet afzonderlijk bestemd, maar overal binnen de bestemming "Sport" toegestaan.

Aan de zuidzijde van het plangebied is een A-watergang gelegen. Overeenkomstig de vereisten van het waterschap is deze watergang direct bestemd met de bestemming

"Water", zoals opgenomen in artikel 4 van de regels.

Naast het bieden van mogelijkheden voor het aanleggen van de golfbaan en het direct bestemmen van de A-watergang, is er in het plangebied nog een aantal andere

belangrijke belangen. Hiervoor zijn dubbelbestemmingen opgenomen. Deze staan in het hiernavolgende beschreven.

In het oostelijk deel van het plangebied is een hoofd-rioolwatertransportleiding gelegen.

Deze leiding dient gevrijwaard te worden van externe invloeden die de instandhouding van de rioolwaterleiding negatief kunnen beïnvloeden. Hiertoe is aan 5 meter aan weerszijden van de leiding een zakelijk rechtzone gelegen. Ten behoeve van de bescherming is in artikel 5 "Leiding - Riool" een omgevingsvergunningenstelsel

opgenomen die regelt dat er bepaalde werkzaamheden die invloed kunnen hebben op de rioolwaterleiding niet uitgevoerd kunnen worden zonder schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag.

Gedeelten van het plangebied hebben een middelhoge dan wel een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dat houdt in dat er archeologische indicatoren verwacht worden, maar dat er geen onderzoek is uitgevoerd of deze indicatoren daadwerkelijk in de grond aanwezig zijn. Om mogelijke archeologische resten in de ondergrond daar waar nodig te beschermen, zijn aan de gronden waaraan een verwachtingswaarde wordt toegeschreven, de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2' toegekend, waarmee verstoring van de mogelijk aanwezige waarden wordt tegengegaan. Er mogen op die gronden pas bodemingrepen worden gedaan indien met archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden worden aangetast. Aan deze

onderzoeksplicht is wel een ondergrens gesteld, afhankelijk van de verwachting voor de betreffende gronden. Het betreft dan een bodemingreep van minder dan 100 m2 met een diepte van respectievelijk 50 of 200 centimeter beneden maaiveld. Indien bodemingrepen onder deze ondergrens blijven, dan is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Ten behoeve van onder meer het onderhoud van de A-watergang aan de zuidzijde van het plangebied zijn onderhoudsstroken noodzakelijk. Deze onderhoudsstroken zijn gelegen op gronden met de bestemming "Sport", maar hebben wel een eigen status gekregen binnen dit bestemmingsplan. Hiertoe is de bestemming "Waterstaat - waterstaatkundige functie" toegekend aan de gronden waar naast de bestemming "Sport" tevens

onderhoudsstroken zijn gesitueerd. Binnen deze dubbelbestemming prevaleert het belang van de waterstaatkundige functie van de gronden boven de andere aan de gronden toegekende bestemming.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat bepalingen die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de antidubbeltelregel, algemene bouwregels en algemene afwijkingsbevoegdheid.

Binnen de algemene bouwregels is geregeld hoe omgegaan dient te worden met de voorschriften welke voortvloeien uit de Bouwverordening en daarnaast hoe omgegaan dient te worden met ondergronds bouwen.

Hoofdstuk 4: Algemene overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat de overgangsregels, die rechtstreeks voortvloeien uit het Besluit ruimtelijke ordening. Tevens bevat dit hoofdstuk de titel van de regels van het bestemmingsplan.

6.3 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008

Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare

Bestemmingsplannen 2008 (SVBP). Deze SVBP maakt onderdeel uit van een set Standaarden en Regels 2008 die door het ministerie van VROM ontwikkeld is.

De SVBP schrijft voor op welke wijze de verbeelding moet worden vervaardigd en aan welke eisen de regels moeten voldoen. Dit houdt in dat bijvoorbeeld de benaming van de bestemmingen en het kleurgebruik in deze Standaard is opgenomen. De SVBP is verplicht gesteld vanaf 1 januari 2010.