• No results found

Er zijn verschillende wettelijke regimes van toepassing op cameratoe-zicht. De belangrijkste zijn de Gemeentewet voor cameratoezicht op openbare plaatsen en de Wet bescherming persoonsgegevens voor ca-meratoezicht op niet-openbare plaatsen. Deze twee regimes zijn fun-damenteel verschillend, evenals de manier waarop er met de beelden (zowel live als achteraf) moet worden omgegaan.

Daarnaast worden camera’s ingezet voor de opsporing van strafbare feiten en bij rellen of evenementen. Heimelijk cameratoezicht laten we buiten beschouwing, dat is alleen toegestaan in zeer uitzonderlijke gevallen.

Doel Wetgeving

Handhaving openbare orde Gemeentewet Wet politieregisters Opsporing en vervolging

strafbare feiten

Politiewet

Wetboek van strafvordering Wet politieregisters

Rellen of evenementen Politiewet

Bescherming eigendom Wet bescherming persoonsgegevens

Tabel 2.4.7.8-1: Afhankelijk van het doel waarvoor camera’s worden ge-bruikt, valt het daarmee uitgeoefende toezicht binnen een ander wetsregi-me.

2.4.7.8.1 Handhaving openbare orde

Begin 2006 is aan de Gemeentewet artikel 151-c toegevoegd, waarin wordt vastgelegd hoe gemeenten en politie dienen om te gaan met ca-meratoezicht op openbare plaatsen, dat wordt gebruikt voor de hand-having van de openbare orde.

De belangrijkste eisen en uitgangspunten in deze wet zijn:

• De gemeenteraad verleent de burgemeester de bevoegdheid om in het belang van de handhaving van de openbare orde voor bepaalde 2.4.7.8 Juridische kaders

Handboek Beveiligingstechniek - december 2008 - Afl. 24 2.4.7 33

duur cameratoezicht toe te passen. De burgemeester bepaalt de duur en wijst de openbare plaatsen aan;

• De burgemeester stelt in het lokaal driehoeksoverleg de periode vast waarin daadwerkelijk gebruik van de camera’s wordt gebruikt en de beelden in elk geval rechtstreeks worden bekeken;

• De burgemeester bedient zich bij de uitvoering van cameratoezicht van de onder zijn gezag staande politie. De politie kan, onder haar verantwoording, bij de uitvoering van haar regisserende rol derden inschakelen;

• Cameratoezicht moet kenbaar zijn voor iedereen die de betreffende openbare plaats betreedt;

• De gemaakte beelden mogen worden vastgelegd, maar gedurende ten hoogste vier weken worden bewaard. De vastgelegde beelden vormen een tijdelijk register in de zin van de Wet politieregisters en kunnen worden verstrekt ten behoeve van de opsporing van een ge-pleegd strafbaar feit.

Het primaire doel van cameratoezicht op openbare plaatsen is handha-ving van de openbare orde. Daaronder valt in de praktijk ook de alge-mene bestuurlijke voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving.

2.4.7.8.2 Wat is een openbare plaats?

Met ‘openbare plaats’ wordt doorgaans ‘op straat’ bedoeld, dus straten en wegen, maar ook openbare plantsoenen, speelweiden, parken en alle vrij toegankelijke gedeelten van overdekte (winkel)passages, sta-tionshallen en vliegvelden. Het feit dat sommige openbare plaatsen in particulier eigendom zijn, betekent niet dat gemeenten daar, in overleg met de eigenaar, geen cameratoezicht zouden kunnen toepassen voor de handhaving van de openbare orde.

Verder heeft de gemeenteraad de bevoegdheid gekregen om ook an-dere plaatsen die voor iean-dereen vrij toegankelijk zijn, aan te wijzen als openbare plaats, zoals parkeerterreinen. Het uitgangspunt blijft te allen tijde dat het cameratoezicht noodzakelijk is met het oog op handhaving van de openbare orde.

2.4.7.8.3 Opsporing en vervolging

Als ergens camera’s worden geplaatst voor handhaving van de open-bare orde, mogen de vastgelegde beelden door politie en justitie

wor-den gebruikt voor opsporing van strafbare feiten, net als beelwor-den die door particulieren worden opgenomen. De rechter bepaalt of opgeno-men beelden rechtmatig zijn verkregen en dus mogen worden gebruikt als (ondersteunend) bewijsmateriaal. Stelselmatige observatie van per-sonen met behulp van gemeentelijke camera's is alleen toegestaan als het Openbaar Ministerie daar voor toestemming geeft.

2.4.7.8.4 Rellen of evenementen

De Gemeentewet geldt niet voor kortstondig of mobiel cameratoezicht : deze wet gaat alleen over het langdurig plaatsen van camera’s die vast zitten aan bijvoorbeeld palen of gevels. Kortstondig of mobiel camera-toezicht kan wel worden ingezet, bijvoorbeeld bij evenementen, rellen of grootschalige ordeverstoringen, maar dan ontleent de politie de be-voegdheid om dat te doen aan artikel 2 van de Politiewet. Daarvoor is dus géén gemeentelijke besluitvorming nodig.

2.4.7.8.5 Bescherming eigendom

Het overgrote deel van de camera’s die in Nederland worden gebruikt, valt niet onder de Gemeentewet omdat ze geen openbare plaats in de gaten houden, maar worden ingezet in het kader van bewaking en be-veiliging op niet-openbare plaatsen. Denk daarbij aan de niet-openbare plaatsen rond winkelcentra, op bedrijventerreinen of rondom het openbaar vervoer.

Dergelijk ‘particulier’ cameratoezicht valt onder de Wet bescherming persoonsgegevens. De beelden die met dat soort camera’s worden ver-kregen kunnen overigens ook wel worden gebruikt door de politie voor opsporing van strafbare feiten, maar de camerasystemen worden geïnstalleerd met een ander doel.

2.4.7.8.6 Politie als operationeel regisseur

Niet alleen gemeenten, maar ook politiekorpsen maken een ontwikke-ling door op het gebied van cameratoezicht op openbare plaatsen. Tien jaar geleden stonden veel korpsen nog vrij afwachtend tegenover ca-meratoezicht. Vaak kwam dit voort uit de angst dat cameratoezicht ten koste zou gaan van ‘blauw op straat’. Korpschef Kuiper van Amster-dam-Amstelland verwoordde het rond het jaar 2000 als volgt: “Wij zijn nooit tegen camera’s geweest; als ze maar niet van ons waren”.

2.4.7.8 Juridische kaders

Handboek Beveiligingstechniek - december 2008 - Afl. 24 2.4.7 35

Inmiddels hebben de meeste korpsen die bescheiden en wat terughou-dende houding laten varen en zijn ze een actieve partner van gemeen-ten geworden. Daar zijn twee redenen voor; de eerste is praktisch: de politie kan camerabeelden vaak goed gebruiken bij de opsporing van strafbare feiten. Uiteraard is vergroten van de leefbaarheid en preven-tie van criminaliteit en overlast ook een belangrijk doel voor de polipreven-tie, maar de kans dat de politie voor die doelen veel tijd en geld zal investeren in cameratoezicht is klein.

De tweede reden is meer formeel van aard: sinds de wijziging van de Gemeentewet, begin 2006, is de politie formeel aangewezen als opera-tioneel regisseur van het gemeentelijk cameratoezicht. De eindverant-woordelijkheid en het eigendom van het cameratoezichtsysteem blijft bij gemeenten liggen, maar de gemeente bedient zich, aldus de Ge-meentewet, ‘voor de operationele regie van de onder haar gezag staande politie’. Dit heeft er in een aantal korpsen toe geleid dat de politie een actievere rol is gaan spelen.

2.4.7.8.7 Beoordelingsrichtlijnen

Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) heeft beoordelingsrichtlijnen opgesteld voor camerasystemen en toezicht-centrales. Met deze beoordelingsrichtlijnen kan een camerasysteem worden gecertificeerd.

Toen de Gemeentewet werd gewijzigd, leek het erop dat certificering door de minister verplicht zou worden gesteld. Dat is echter niet ge-beurd: gemeenten mogen zelf bepalen of zij hun cameratoezicht willen certificeren.

Leveranciers zijn van mening dat de beoordelingsrichtlijnen kwalita-tief zo goed zijn, dat de meeste gemeenten als voorwaarde aan leveran-ciers zullen stellen dat ze een gecertificeerd camerasysteem en een ge-certificeerde toezichtcentrale moeten leveren. In de praktijk is dit in een aantal gemeenten ook inderdaad gebeurd (onder meer in Almere, Amsterdam en Zwolle).

GERELATEERDE DOCUMENTEN