• No results found

jagrleyeïagtieikg) Noord-Nederland Coberco Melkunie Campina

50.000

-660

(-1010))

-889

(6.11.1;.)

-

970

-1121

*9 100.000 - 590 (-1290) - 639 (-1039) ) - 1160 - 876 200.000 - 300 (- 750) - 129 (- 309) - 590 - 386 300.000 - 60 (- 260) + 386 (+ 506) + 580 + 109 900.000 +180 (+ 230) + 896 (+1296) + 2200 + 599 500.000 + 920 (+ 720) +1906 (+2106) + 3820 + 1089 1.000.000 +1620 (+3170) +3956 (+6156) +11920 +3539

*) Tussen haakjes staan bij Coberco en Noord-Nederland de bedragen die resulteren als ook het effekt van de tankmelkregelingen meegerekend

wordt. Deze bedragen staan tussen haakjes, omdat bij Melkunie en

Campina de tanks in eigendom bij de veehouders zijn. Omdat het effekt van de tankmelkregelingen bij Noord-Nederland en Coberco vrijwel het- zelfde is als dat van tanks in eigendom bij de veehouders, vindt bij Melkunie en Campina in feite een ongeveer even grote extra herver- deling van het melkgeld plaats.

**) Bij Coberco is het verschil in tankkosten per liter tussen grote en kleine leveranciers kleiner dan bij Noord-Nederland (zie 8.9.). Toch is de inkomensherverdeling als gevolg van de tankmelkregeling bij Coberco groter dan bij Noord-Nederland. De oorzaak hiervan is, dat de gemiddelde tankkosten per liter bij Noord-Nederland lager zijn dan bij Coberco. Dit komt doordat de gemiddelde bedrijfs- grootte bij Noord-Nederland veel groter is dan de gemiddelde be-

drijfsgrootte bij Coberco. Als alle tankkosten over de liters

omgeslagen worden, moeten de Coberco-boeren per liter dus meer tankkosten betalen dan de Noord-Nederland-boeren. Daarom is het inkomenseffekt van de huidige regeling bij Coberco groter dan het effekt van de regeling bij Noord-Nederland.

9.7. Superheffing: extra prijsdifferentiatie?

-73-

landse melkplas is daarmee voor de komende jaren vastgelegd. In totaal moet de melkproduktie 6,6 procent omlaag in vergelijking met 1983. Omdat de superheffing over de melk die boven het (bedrijfs) quotum wordt geleverd 56 cent per liter bedraagt, zullen de melkveehouders hun produktie beperken. Dat betekent ook dat de melkaanvoer bij de zuivelfabrieken zal dalen in plaats van stijgen.

Daardoor zal bij de meeste fabrieken overkapaciteit ontstaan. Door de lagere melkaanvoer kan de totale produktiekapaciteit niet meer volledig benut worden. Dat geldt het sterkst voor de fabrieken die nog onlangs grote investeringen in extra verwerkingskapaciteit hebben gedaan. Eén van de mogelijkheden om de onderbezetting in de fabriek op te vangen is een verhoging van de melkaanvoer. Omdat de totale melkpro- duktie vastligt, zal dan de konkurrentie om de melk toenemen. De ver- ’hoging van de melkaanvoer kan niet meer plaatsvinden door meer melk per

boer. Het kan nog wel door meer boeren aan de fabriek te laten leveren. Omdat de melk van de grootste boeren het goedkoopste is voor de zuivel- fabriek zal de konkurrentie om de grote boeren tussen de fabrieken toe kunnen nemen.

Naast de bruto-melkprijs kan extra prijsdifferentiatie eenmiddel zijn om meer grote boeren bij de koöperatie te krijgen, of er bij te houden.

Een voorbeeld van de toenemende "strijd om de melk" is de situatie rond

het partikuliere zuivelbedrijf "De Kieviet" in Meppel. Dit bedrijf kocht tot voor kort alleen melk van andere zuivelfabrieken en verwerkte dat

deels zelf, terwijl een ander deel weer doorverkocht werd. De direkteur

van deze fabriek zegt in Boerderij van 12 september 1989: "(...) we ver- wachten dat als de fabrieken minder melk ontvangen, wij ook minder melk van de coöperaties kunnen kopen, zoals in het verleden. Een eigen grond- stofvoorziening via de boeren is dan belangrijk".

Door “De

Kieviet" wordt niet met extra prijsdifferentiatie gewerkt. Bij het uitbetalingsbeleid wordt het advies van de Friese Zuivelbond gevolgd. Toch kan "De Kieviet" waarschijnlijk iets meer uitbetalen dan

de koöperaties. Eén van de faktoren daarbij is, dat het de wat grotere

boeren zijn bij wie "De Kieviet" de melk ophaalt. Daarnaast "De Kie- viet" als relatief kleine onderneming mogelijkheden om aan de afzetkant door een flexibel beleid een goede opbrengst voor de melk te halen.

Zeker in de handel met fabrieken die met overkapaciteit zitten zal dat de komende tijd wel lukken. Eén van de inmiddels 13 boeren die aan deze fabriek leveren zegt 1 cent per liter meer te krijgen voor zijn melk dan bij de koöperatie.

Op deze manier worden in het noorden een leveranciers bij de koöperatie "losgeweekt". Als die ontwikkeling doorgaat zal de koöperatie stappen moeten ondernemen om in ieder geval de grote leveranciers te binden. Bijvoorbeeld door extra prijsdifferentiatie.

9.8. Prijsdifferentiatie aan banden?

Uit het voorgaande blijkt dat prijsdifferentiatie vooral is ingevoerd onder druk van grote boeren en konkurrentie-overwegingen. Het gevaar bestaat dat die druk groter wordt als gevolg van de invoering van de superheffing.

Als je de prijsdifferentiatie zou willen verminderen of volledig af- schaffen, is het grote probleem de konkurrentie om de melk. Zodra één zuivelkoöperatie de prijsdifferentiatie en de andere fabrieken prijs- differentiatie handhaven, zullen op termijn minder grote boeren lid blijven of worden van de koöperatie. Dat betekent uiteindelijk hogere verwerkingskosten per liter: een ontwikkeling die schadelijk is voor alle leden.

De konkurrentie om de melk, en daarmee om de boeren tussen de fabrieken zal blijven bestaan. Als je het middel prijsdifferentiatie daarbij niet terecht vindt, zul je er voor moeten zorgen dat geen van de zuivel- fabrieken het nog toe kan passen. Dan moet je een verschil in netto- uitbetalingsprijs naar leverantiegrootte verbieden. Dit kan in principe geregeld worden door het Produktschap voor Zuivel (PZ).

In de "Instellingswet Productschap voor Zuivel" uit 1956 staat onder artikel 9 het volgende:

"Aan het productschap is overgelaten de regeling of nadere regeling van de volgende onderwerpen:

a) aangelegenheden, verband houdende met het economisch verkeer tussen verschillende stadia van voortbrenging en afzet, waaronder, indien of voor zover dit door Ons is bepaald, de prijzen begrepen zijn;".

-80-

Het PZ mag dus in principe ingrijpen in de melkprijs, ook in die welke door de zuivelkoöperatie aan de boeren wordt uitbetaald. "Indien of voor zover dit door Ons is bepaald", betekent dat er voor een prijs- regeling door het PZ een Koninklijk Besluit vereist is.

De mogelijkheden voor het PZ om in te grijpen in de melkprijs worden beperkt door de EEG. De lidstaten hebben voor produkten waarvoor een EEG-marktordening bestaat beperkte mogelijkheden om in de prijzen in

te grijpen. De lidstaten mogen dan geen maximum- of minimumprijzen vaststellen voor het "produktie- of groothandelsstadium" (Galli-arrest). wel mogen ze maximum- en minimumprijzen voor de detailhandel vast- stellen.

Zo is er bijvoorbeeld een minimumprijsregeling voor konsumptiemelk door het PZ ingesteld. Die geldt voor de detailhandel en is dus toegestaan. Ook voor deze regeling was een Koninklijk Besluit noodzakelijk.

Als het PZ prijsdifferentiatie aan banden legt, wordt echter niet inge- grepen in de hoogte van de prijzen. Het aan banden leggen van prijs- differentiatie door het PZ lijkt dan ook niet in strijd met de EEG- bepalingen.

Dus in principe kunnen verschillen in netto-uitbetalingsprijs bij de zuivelindustrie door het PZ verboden worden. Daarvoor moet dan eerst een Koninklijk Besluit genomen worden. Zo'n Koninklijk Besluit wordt pas genomen na aandrang vanuit het PZ. In het PZ hebben de zuivelkoöpe- raties een doorslaggevende stem. Door de zuivelkoöperaties is een Koninklijk Besluit dus af te dwingen.

KL SAMENVATTING

In de loop van de jaren zeventig is bij vrijwel alle zuivelkoöperaties prijsdifferentiatie naar leverantiegrootte ingevoerd. Hierdoor krijgen grote veehouders een hogere netto-uitbetalingsprijs per liter dan kleine veehouders.

Er zijn vier uitbetalingsregelingen die leiden tot prijsdifferentiatie. Dit zijn de vaste kosten-regeling, de tankmelkregeling, de kwantumtoe-

slag en het kontrakt. De vier grote zuivelblokken (Campina, Melkunie-

Holland, Coberco en Noord-Nederland) hebben allemaal een vaste kosten- regeling.

Daarnaast hebben Coberco en Noord-Nederland een tankmelkregeling. Bij

Campina en Melkunie-Holland zijn de tanks in eigendom bij van de vee- houder; zij hebben daarom geen tankmelkregeling. Melkunie geeft als enige een kwantumtoeslag.

Door al deze regelingen kan de netto-uitbetalingsprijs voor een vee- houder die 1 miljoen kg levert ongeveer 2,5 cent hoger liggen, dan de netto-uitbetalingsprijs voor een leverancier van 100.000 kg.

In de beginjaren van de zuivelkoöperatie zijn begrippen als solidari-

teit, het belang van de kleine boer, één voor allen, allen voor één,

enz. belangrijke argumenten van de voorstanders van koöperatie. Prijsdifferentiatie wordt in die tijd niet toegepast. Men huldigt het principe "één melk, één prijs". In de loop van de jaren zeventig wordt dit principe overboord gezet. Hiervoor in de plaats komt het principe "de kosten daar leggen, waar ze gemaakt worden". Onder dit motto wordt de vaste kosten-regeling ingevoerd. De kosten die per veehouder, ongeacht leverantiegrootte, gelijk zijn, worden niet per liter, maar

per veehouder omgeslagen.

De toerekening van deze vaste kosten per veehouder is echter een arbi- traire zaak. Het is niet eenduidig vast te stellen welke kostenposten wél, en welke niet per melkveehouder verrekend moeten worden. Ook de hoogte van elke post is niet via een juiste toerekening te bepalen. De hoogte van de vaste kosten-inhouding per veehouder varieert dan ook sterk bij de vier zuivelkoöperaties.

Onder hetzelfde motto ("de kosten daar leggen, waar ze gemaakt worden")

-3g-

dom hebben. De tankkosten zijn bij grotere boeren per liter lager dan bij kleine boeren. Door de tankmelkregeling wordt dit kostenverschil doorberekend naar de individuele veehouder. De financiële gevolgen voor

de veehouder van de tankmelkregeling komen bijna overeen met de situatie

waarbij de tanks in eigendom van de veehouder zijn. Een probleem bij het toerekenen van de tankkosten is welke kostenposten wél, en welke niet doorberekend moeten worden naar de melkveehouder.

Melktanks zijn onderdeel van het opslag- en transportsysteem bij de

verwerking van de melk. Het is arbitrair om één onderdeel van de investe-

ringen hiervoor door te berekenen naar de individuele veehouder.

Andere investeringskosten (bijvoorbeeld investeringskosten van de RMO's) worden per liter omgeslagen.

De belangrijkste redenen om prijsdifferentiatie in te voeren zijn de toenemende verschillen in de melkveehouderij en de "strijd om de melk". Door de groeiende verschillen in leverantiegrootte van melkveehouderij- bedrijven, ontstaat een steeds duidelijker verschil in belang voor een zuivelfabriek bij een grote of een kleine veehouder. De melk van een grote veehouder is goedkoper naar de fabriek te transporteren dan de melk van een kleine melkveehouder. Grote boeren behoren tot de "blijvers" en verzekeren dus de melkaanvoer voor de toekomst.

Mede door de snelle groei van de zuivelindustrie is het aantrekkelijk om zoveel mogelijk melk te verwerken. Hoe meer melk er aangevoerd kan worden, hoe goedkoper de melk verwerkt kan worden.

Door deze "strijd om de melk" en door de toenemende verschillen in de kosten tussen grote en kleine leveranciers, kunnen grote veehouders prijsdifferentiatie afdwingen. De zuivelfabrieken voerden prijsdifferen- tiatie in om te voorkomen dat de grote veehouders "weg zouden lopen". Bij de invoering van prijsdifferentiatie noemden de zuivelkoöperaties dit als belangrijkste argument voor de invoering ervan. Tegenwoordig wordt prijsdifferentiatie gemotiveerd met de stelling dat "de kosten daar gelegd moeten worden, waar ze gemaakt worden". Volgens de "koöperatie- wetenschap" is het toepassen van dit principe juist koöperatief. Zij maakt dit echter niet aannemelijk.

Prijsdifferentiatie versterkt de verschillen in de melkveehouderij. Door de toepassing van prijsdifferentiatie wordt het melkgeld anders

verdeeld dan in de situatie waarbij alle kosten over de liters worden omgeslagen. Door de huidige regelingen neemt het inkomen van een vee- houder die 100.000 kg levert f 500,- tot f 1000,- af. Een veehouder die 1 miljoen kg levert gaat er f 3000,- tot f 12000,- op vooruit.

Door de invoering van de superheffing zal de "strijd om de melk" toe- nemen. Dit kan invloed hebben op de hoogte van prijsdifferentiatie. Het Produktschap voor Zuivel kan prijsdifferentiatie verbieden.

-3L;-

BIJLAGE 1

Berekening tankkosten bij verschillende leverantiegroottes

MEKO-Holland is de grootste melktankleverancier in Nederland. Met de

Mueller-tanks die dit bedrijf levert, heeft het een totaal markt-

aandeel van 53 procent. De brutoprijzen van tanks met verschillende volumes zijn door MEKO-Holland verstrekt. Op basis daarvan is een schatting gemaakt van de jaarlijkse tankkosten bij verschillende tankgroottes (zie tabel B.1.).

Tabel B.1.: Tankkosten op basis van prijsopgave door MEKO-Holland

icegidlli920