• No results found

Hoofdstuk 2 Kerk en School op Aru

2.6 Islamitisch Ujir

De maccassaeren waren al met twee joncken op Aru geweest en hebben hier enige Orancays en inwoners Moors gemaakt. Daarbij hebben ze 7 moskeen opgericht en zijn er al moorse diensten gehouden. Het is te vrezen dat wij daar niet in voorzien, dat deze secte al deze eilanden, die nog het meest heidens (en de mogelijk tot het Christendom wel zouden kunnen getrocken worden) zijn doorkruipen en infecteren zal.152

In 1625 was de VOC op de hoogte van het feit dat Makassaren maar liefst zeven moskeeën op het noordoostelijke eiland Ujir bouwden. Op dat moment ontstond de angst bij de VOC dat de islam zich over alle eilanden van Aru zou verspreiden. Dit kon zorgen voor disloyaliteit van de bondgenoten aan de VOC, doordat zij door een gedeelde religie meer toenadering tot de islamitische Makassaren zochten. De angst van de VOC was echter niet nodig, aangezien de inwoners van de eilanden, Wokam, Maikoor en Wamar verzochten om onderwezen te worden in de christelijke religie. Dit betekende echter niet dat het christelijke onderwijs probleemloos verliep. De aanwezigheid van islamietische Arunezen op Ujir zorgde namelijk voor enkele geschillen in de jaren zeventig van de zeventiende eeuw.

Toen ziekentrooster Daniel Nieuwkerk op Aru werd geplaatst, kreeg hij een beschrijving van de Aru-eilanden mee om zich goed voor te kunnen bereiden op zijn verblijf aldaar. Hij was ervan op de hoogte dat een van de twee dorpen op het eiland Ujir islamitisch was. Dit zorgde voor onenigheden tussen deze twee dorpen.153 In 1670 klaagde Nieuwkerk dat de islamitische kasisi154, modims155 en dorpshoofd de niet-gelovige inwoners verboden om naar school in Wokam te gaan. Zij dreigden dat zij de inwoners die toch naar Wokam vertrokken voor christelijk onderwijs zouden vermoorden.156 Het bestuur op Banda raadde de schoolmeester en krankbezoeker aan om het dorpshoofd en kasisi duidelijk te maken dat zij de

152 Coolhaas ed., Generale Missiven Vol. I: 1610-1638, 166.

153 Niemeijer, End en Schutte, Bronnen betreffende Kerk en School in de gouvernementen Ambon, Ternate en

Banda Deel 3, 222.

154 Op de Specerij-eilanden een lage moskee-beambte, verzamelwoord voor islamitische voorganger. Zie:

Kooijmans, VOC-glossarium.

155 Islamitische voorganger, die gelovigen oproept tot of voorgaat in het gebed. Zie: Kooijmans, VOC-glossarium. 156 Niemeijer, End en Schutte, Bronnen betreffende Kerk en School in de gouvernementen Ambon, Ternate en

| 40 | islam niet mochten verspreiden met de consequentie te worden weggejaagd. De verspreiding van het christendom mocht namelijk niet worden verhinderd door islamitische inwoners op Ujir.157 Praten met de kasisi, modims en het dorpshoofd had echter geen effect, want een jaar later werd een schip naar Aru gestuurd om het dorpshoofd en priester te straffen.158 Zij belemmerden de bevordering van het christelijke geloof te veel.159

Hoewel de VOC enkele dorpen van Ujir strafte, klaagden VOC-dienaren opnieuw in mei 1676 over islamitische Arunezen op Ujir. Zij ontvoerden kinderen van ongelovigen en staken andere dorpen in brand. De ziekentrooster was hierdoor zijn leven niet meer zeker.160 Gedurende de visitatie van predikant Carolus Manteau in 1676 en de komst van sergeant Dildlof Claaszoon, ontstond ook op Ujir het gerucht dat de VOC met haar komst enkele dorpen op Ujir zou komen ruïneren. Een deel van die bevolking vluchtte en een ander deel was gereed om bij een aanval terug te vechten. Volgens de predikant waren al deze problemen en miscommunicaties de oorzaak van de islamieten. De problemen konden volgens hem worden opgelost op twee manieren. Allereerst zouden er meer leermeesters naar Aru worden gestuurd. Vervolgens moest de militaire macht van VOC-soldaten worden versterkt.161

In 1681 kreeg een sergeant tijdens zijn verblijf op Aru de opdracht van het bestuur op Banda om de situatie omtrent islamtisch Ujir in de gaten houden, maar in de decennia daarna werden er geen woorden meer aan vuil gemaakt.162 Antoinette Schapper stelt dat de islamitische en christelijke Arunezen over het algemeen in harmonie samenleefden in West-Aru. Dit kwam omdat zij een gezamenlijke vijand, namelijk de inwoners uit Oost-Aru, hadden.163 Gezien het gegeven dat er enkel in de jaren zeventig problemen waren tussen de inwoners met verschillende religies, lijkt het er inderdaad op dat het hebben van een gezamenlijke vijand belangrijker werd geacht dan de religieuze verschillen. Hierdoor werd de bevordering van het christendom enkel door de oorlog met Oost-Aru belemmerd, in plaats van Oost-Aru en de islamieten op Ujir. Van een school op Ujir waarbij inwoners in het christelijke geloof werden

157 NL-HaNa, VOC, 1.04.02, inv.nr. 1281, f. 676, Order voor de vaandrig Jacob Geleijntsen van het bestuur van

Banda, 5 maart 1671.

158 Hoe de VOC het dorpshoofd en priester strafte werd niet omschreven in de bron.

159 NL-HaNa, VOC, 1.04.02, inv.nr 1287, f. 916, verslag van een reis naar Aru in het dagregister van Banda, 10

augustus 1672.

160 NL-HaNa, VOC, 1.04.02, inv.nr. 1320, f. 65, instructie voor de sergeant Dildof Claaszoon, 9 mei 1676. 161 Niemeijer, End en Schutte, Bronnen betreffende Kerk en School in de gouvernementen Ambon, Ternate en

Banda Deel 3, 256–258.

162 NL-HaNa, VOC, 1.04.02, inv.nr. 1376, f. 103, brief aan sergeant Lucas Claaszoon met instructies voor zijn reis

naar Aru en andere Zuidooster- en Zuidwestereilanden van de gouverneur van Banda Willem van Zijll, 21 september 1681.

| 41 | onderwezen is het echter nooit gekomen. Inwoners die zich wilden bekeren in het christendom konden in Wokam onderwijs volgen.

Conclusie

Uit dit hoofdstuk blijkt dat de VOC vanaf 1622 de verspreiding van het christelijke gereformeerde geloof belangrijk vond. De missie van het christendom verliep echter niet zonder tegenslagen en belemmeringen. In 1658 werd voor het eerst een ziekentrooster op Wokam geplaatst om het geloof te verspreiden. Dit ging de eerste vijf jaar goed, maar daarna werd er weinig meer gedaan aan missie. Na de plaatsing van Daniël Nieuwkerk op Aru werd de school op Wokam hersteld. De ziekentrooster liep in de jaren zeventig van de zeventiende eeuw tegen problemen aan, waardoor de verspreiding van het geloof werd belemmerd. Allereerst zorgden de islamieten op het eiland Ujir voor enige problemen, maar uiteindelijk was het de oorlog tussen Oost- en West-Aru die ervoor zorgde dat inwoners niet naar school durfden te gaan. Vanaf de jaren tachtig zijn er cijfers en visitatieverslagen van predikanten beschikbaar, waaruit blijkt dat er in tien jaar drie scholen zijn opgericht. Drie predikanten zijn meerdere keren langs geweest om sacramenten uit te voeren. Johannes de Graaf telde in 1694 175 christenen op een totale bevolking van vijfentwintig- tot dertigduizend mensen.

| 42 |