• No results found

7 Berekeningen Microfem

7.4 Invloed van de zandlaag in het profiel

In het voorgaande is reeds enkele malen gewezen op de invloed die de rivierzandlaag in het profiel heeft op het hydrologisch gedrag. Door de zandlaag ontstaat in het kleipakket een verticale stromingscomponent.

Hierdoor neemt de totale in- en uitgaande flux door het profiel belang-rijk toe. Voorts is door de zandlaag de invloed van de getijdebeweging

verder van de waterlopen merkbaar. Deze effecten zijn duidelijker merkbaar, naarmate de zandlaag hoger in het profiel wordt aangetrof-fen.

Tabel 5.

Berekende amplitude van de grondwa-terbeweging en berekende dagelijkse inkomende en uitgaande flux, als func-tie van de afstand tot de sloot en van de verzadigde hydraulische doorlatend-heid K. De amplitude van de getijdebe-weging in de waterloop is 0.80 m; de bergingscoëfficiënt is 5 %; de getijde-beweging heeft een sinusvormig ver-loop, en er treedt geen inundatie, neer-slag of verdamping op; de invloed van de zandlaag is buiten beschouwing gelaten.

afstand tot de sloot in meter 1 3 5 7.5

Tabel 6.

Termen van de waterbalans per maand van plot E, met en zonder zandlaag in het profiel. Positieve waarden zijn aan-vulling van de hoeveelheid water in het profiel, negatieve onttrekking.

K=0.5 amplitude van de 18.5 3.9 0.84 0.12 m/dag grondwaterbeweging (cm)

dagelijkse in-en uitgaande flux 33.6 7.2 1.5 0.19 (mm/dag)

K=1.0 amplitude van de grondwater- 23.0 m/dag beweging (cm)

dagelijkse in- en uitgaande flux 58.0 (mm/dag)

Ter illustratie zijn op plot E de waterbalansen berekend zonder de zand-laag. In tabel 6 zijn de maandcijfers van de waterbalansen vermeld en vergeleken met die uit tabel 4. Uit de vergelijking blijkt het effect van de verminderde uitwisseling via de zandlaag zich vertaalt in:

gemiddeld nattere omstandigheden in het veld (laatste kolom);

vermindering van de effectieve neerslag en de infiltratie van inun-datiewater;

geen belangrijke verandering van de horizontale afvoer;

onder droge omstandigheden een belangrijke verhoging van de horizontale aanvoer (door lagere grondwaterstanden).

plot

Waterhuishouding polder Plattehoek 34

8 Conclusies

De slootwaterstanden zijn in de meetperiode op plot D 25 % van de tijd hoger geweest dan het gemiddelde maaiveld, op plot E 14

% en op plot F 17 %. De tijdsduur van de inundaties is nog hoger, omdat enige tijd nodig is voor het maaiveld droogvalt. Afvoer van verontreinigingen vanuit grond- naar oppervlaktewater door dif-fusie kan daarom een rol van betekenis spelen.

Berekening van de in het veld optredende grondwaterstroming in een getijdegebied is alleen mogelijk met numerieke modellen.

Met het model Microfem is een redelijke benadering gekregen van de optredende grondwaterstanden. Zowel de invloed van de getij-beweging als van ontwatering worden redelijk gesimuleerd.

Beperkingen van het model worden merkbaar als er sprake is van een groot verdampingsoverschot, en bij het optreden van inunda-ties.

De hoeveelheid water die op de proefvelden in het meetjaar door het profiel is gestroomd bedraagt op plot D ca 320 mm, en wordt op plot E en F geschat op 600 resp. 280 mm. De verdeling van de herkomst van dit water (neerslag of inunderend oppervlaktewa-ter) hangt sterk af van de hoogteligging van het maaiveld.

De invloed van de getijdebeweging neemt sterk af met toenemen-de afstand vanaf toenemen-de waterloop. Op homogene kleiprofielen is, afhankelijk van de doorlatendheid van het profiel, de invloed van het getij op ca 10 m vanaf de waterloop verwaarloosbaar. Binnen deze afstand is er sprake van intensieve doorspoeling van het pro-fiel.

De grondwaterbeweging op de proefvelden wordt in belangrijke mate beïnvloed door de goed-doorlatende zandlaag. Deze laag vergroot, afhankelijk van de diepte waarop hij wordt aangetrof-fen, de hoeveelheid water die door het profiel stroomt, alsmede de afstand vanaf de waterlopen tot waar de getijdebeweging merkbaar is. Op plot E is de doorstroming van het profiel ten gevolge van de aanwezigheid van de zandlaag 3.5 maal zo groot als het geval zou zijn zonder zandlaag.

Waterhuishouding polder Plattehoek 36

Literatuur

Bosch, H., 1951. Geohydrologisch onderzoek Bergambacht (niet gepubliceerd).

Hemond, H.F., W.K. Nuttle, R.W. Burkeen K.D. Stolzenbach, 1984.

Surface infiltration in salt marshes: theory, measurement, and biogeo-chemical implications. Water Resources Research 20 nr. 5, pp. 591 -600.

Hemker, C.J. en H. van Elburg, 1990. Microfem user's manual.

Amsterdam.

Hemker, C.J., 1994. Microfem versie 2.40: verbeteringen en uitbreidin-gen t.o.v. versie 2.0. Amsterdam.

Hin, J.A., CA. van Loo, G.L. Mesman Schultz en J. Sevink, 1994.

Mobiliteit van zware metalen in de Biesbosch, onderdeel ontkalking.

Universiteit van Amsterdam, Fysisch Geografisch en Bodemkundig Laboratorium.

Jacob, C.E., 1940. On the flow of water in an elastic artesian aquifer.

Transactions American Geophysical Union 2, pp. 574-586.

Jacob, C.E., 1950. Flow of groundwater. In: H.Rouse (ed.) Engineering Hydraulics, Wiley, New York, pp. 321-386.

Koeze, R.D., HJ. Gerrits, W. van Ellen, K. Maiwald en R.J. Vos, 1993.

Nader onderzoek Nieuwe Merwede. Waterloopkundig Laboratorium, Delft.

Maas, C en WJ. de Lange, 1987. On the negative phase shift of groundwater tides near shallow tidal rivers - the Gouderak anomaly.

J.Hydrology 92, pp. 333-349.

Nuttle, W.K., 1988. The extent of lateral water movement in the sedi-ments of a New England salt marsh. Water Resources Research, 24 nr.

12, pp. 2077-2085.

Schellekens, J., 1994. Hydrology of the Great Marshes, Barnstable, Mass., USA. Vrije Universiteit Amsterdam.

Steggenwentz, J.H., 1933. De invloed van de getijbeweging van zeeën en getijrivieren op de stijghoogte van het grondwater. Proefschrift Technische Universiteit Delft.

Winkels, H.J. en J.P.M. Vink, 1993. Bodemopbouw, bodemkwaliteiten hoogteligging van de Biesboschpolders Mariapolder, Plattehoek en Vijf Ambachten. Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad,

Flevobericht nr. 344.

Waterhuishouding polder Plattehoek

Bijlage I

Wijze van toepassing van Microfem

Model Microfem is gebruikt voor berekening van grondwaterstanden en -stromingen in de Biesbosch. De berekeningen zijn niet-stationair.

Standaard bewerkingen zijn:

aanmaak van een zg. fen-file (met routine femgrid), waarin de geometrie van de onderzoeksplek opgenomen is; femgrid maakt hiervan een raster.

De onderzoeksraaien bestaan uit 2 rijen punten op afstand van 2 tot 5 meter. De grondwaterstandsbuizen staan hier midden tussen. De lengte van de raai hangt af van de plek: van sloot naar sloot, of van sloot naar het midden van de kavel. Op plot D is dit een probleem: sloot 2 heeft duidelijk afwijkend peilverloop.

Aangenomen is een lengte van 50 m. Op plot E en F is de raai genomen van sloot naar sloot (250 m); op plot F, oude opstelling, een raai van 50 m.

aanmaak van een fem-file (met routine femodel), waarin het aan-tal aquifers en de hydrogeologische parameters worden

ingevoerd.

Tot zover standaard. Hierna de specifieke aspecten van de onderhavige modellering:

om niet-stationair te rekenen moet voor elke tijdstap een bestand worden aangemaakt, waarin de slootwaterstanden voor de rele-vante knooppunten staan; het aantal regels van zo'n bestand is gelijk aan het aantal knooppunten, dus 1 getal per regel.

De knooppunten met te berekenen grondwaterstanden krijgen de waarde 99999.

De extensie van deze bestanden is een getal (1 tot 999).

om niet-stationair te rekenen moet tevens voor elke dag of elke tijdstap een bestand worden aangemaakt met het neerslagover-schot in m3/dag per knooppunt (dus waterschijf omgerekend naar de oppervlakte van elk knooppunt). Deze bestanden krijgen de extensie ??????.q??. Deze flux wordt ingelezen als het debiet naar (negatief, neerslagoverschot) of uit (positief, verdampingsover-schot) de bovenste aquifer.

Deze fluxen worden ingelezen als dagcijfers, omdat anders pro blemen ontstaan met de naamgeving van de files (extensie biedt niet genoeg ruimte).

Microfem biedt geen directe optie om inundatie te verrekenen.

Via een omweg kan dit toch benaderd worden: als de slootwater-stand hoger is dan een op te geven inundatiepeil wordt een neer-slagoverschot verondersteld van 3 mm/uur. Dit neerneer-slagoverschot wordt opgenomen in de bovenvermelde q-files. Hiervoor is nodig, dat voordat de werkelijke berekeningen plaats vinden wordt gecontroleerd wanneer inundatie optreedt. Deze controle vindt plaats in het programma qfiles (zie hieronder).

In geval van inundatie wordt veel water in het profiel ingevoerd via de q-files. Als daardoor de grondwaterstand stijgt tot boven

het maaiveld wordt het overige water vrijwel zonder weerstand weer afgevoerd. Dit wordt verzorgd door het commando RIVER=1 in de feb-file (feb-files zijn de batch-files van Microfem). Hierdoor worden drie bestanden aangeroepen: hoofdnaam.rh1 (met per knooppunt het inundatiepeil), hoofdnaam.rc1 (met per knoop-punt de afstromingsweerstand, dus klein; hier 0.1), hoofdnaam.ril (met per knooppunt de infiltratieweerstand als h1 <rh1, dus groot;

hier 100000).

consequentie van bovenstaande is, dat de grondwaterstand in het freatisch pakket niet of nauwelijks hoger wordt dan de maaiveld hoogte. Het tweede watervoerende pakket krijgt echter een stijg-hoogte die vrijwel gelijk is aan het slootpeil, en tijdens inundaties is dat dus hoger dan het maaiveld. Hierdoor wordt tijdens inunda-ties een niet-bestaande verticale opwaartse flux berekend. Om dit te voorkomen worden de slootpeilen die worden weggeschreven naar de f1 -bestanden tijdens inundaties gelijk gesteld aan de maaiveldhoogte.

Microfem kan alleen rekenen met constante bergingscoëfficiënt.

Dit blijkt in het freatisch pakket in de Biesbosch tot vrij grote fou-ten te leiden. Met een kunstgreep is een van de grondwaterstand afhankelijke bergingscoefficient geïntroduceerd:

- na berekening van elke tijdstap worden de berekende grond waterstanden van het bovenste pakket weggeschreven naar file ??????.h1.

- vervolgens berekent het programma 'storage' uit deze grond-waterstanden per knooppunt de bergingscoëfficiënt, en schrijft deze weg naar bestand ?????.s1 n.

- Dit bestand wordt weer gekopieerd naar bestand ???????.s1.

Deze uitbreiding maakt het nodig, dat voor elke tijdstap apart femcat (de eigenlijke rekenroutine van Microfem) moet worden opgestart, omdat de berekening van 'storage' niet in femcat kan worden opgenomen. Kost veel tijd, maar het werkt.

Voor het per tijdstap aanroepen van femcat, het wegschrijven en inlezen van fem-files, h1 -files en s1 -files is een batchprogramma nodig, dat aangemaakt wordt met het programma bfiledos.

Waterhuishouding polder Plattehoek 40

Bijlage II

Bewerkingen die achtereenvolgens plaats vinden bij het runnen van Microfem

1. kopiëren van oude bestanden naar de maanddirectories onder /skipnr/maandnr. Met de hand.

2. aanmaken/kopiëren van de hulpbestanden:

.rh1, .rc1, .ril (de river-bestanden, inundatiehoogte, uit- en intreeweerstand)

.s1, .s2, .s1b (de storage-bestanden van het 1e en 2e pakket).

Met de hand.

3. eventueel: kopiëren van de cal-file van de oude maand naar de nieuwe maand.

4. eventueel: kopiëren van het laatste fem-bestand van de vorige maand naar de eerste van de volgende, b.v. ' copy okt522.fem nov522b.fem'. Met de hand.

5. aanpassen van de feb-file voor 1 tijdstap, b.v. nov522s.feb (wordt gebruikt door femcat). Hierin de 'hoofdnaam' afstemmen op de betreffende maand/plot (2 keer). Met de hand.

6. deleten van de files van de oude maand in directory ../fem.

7. aanmaken van de batch-file (b.v. nov522.b, die de h1 -, q1 -, s1 -, fth-, fem-bestanden kopieert, femcat aanroept, storage aanroept, en op het laatst fthcomp aanroept (dat het eindbestand fth.dat aanmaakt, een verkorte versie van de fth-files per tijdstap).

Deze batch-file wordt aangemaakt met het programma bfiledos.

8. aanmaken van dagfiles neerslagoverschot en eventueel inundatie-water. Programma 'qfiles'.

Vraagt om:

- naam meteofile (b.v. 'metnov.dat'); ascii-bestand met 2 kolom-men, resp. neerslag en verdamping.

- naam grondwaterstandfile (b.v. 'tydal52.dat'); gemeten uurcij-fers grondwaterstanden; 1e regel daarvan moet samenvallen met begin berekeningsperiode; 1 e kolom moet de slootwaters-tand zijn.

- naam bestand met de oppervlakte per knooppunt

(b.v. 'a52.dat'); ascii-bestand met aantal regels=aantal knoop-punten, 1 getal per regel, nl. de oppervlakte in m2; af te lezen uitfem-file.

- het aantal te berekenen dagen, het aantal knooppunten, het inundatiepeil, en de hoofdnaam van de files. Het inundatiepeil wordt vergeleken met de slootwaterstand om evt. inundatieflux bij de files in te schrijven.

Uitvoer:

opgegeven aantal dagen files met extensie .q??, met aantal regels=aantal knooppunten, per knooppunt de flux in m3/dag.

Positieve getallen zijn afvoer (verdampingsoverschot), negatieve aanvoer (neerslagoverschot of inundatie).

9. aanmaken van stap(=uur)files van de gemeten grondwaterstan-den bij de sloot met programma 'ffiles'. Deze slootwaterstangrondwaterstan-den

worden ingelezen uit ascii-bestanden b.v. 'tydal52.dat'.

Opgeven: aantal tijdstappen, aantal knooppunten, aantal knoop punten bij de sloot, en daarvan de nummers (opzoeken in fem-file), hoofdnaam van de bestanden.

Programma maakt aan: nstap files met 1 kolom en nknooppunt regels; als knooppunt=sloot, dan slootwaterstand, anders 99999 (wordt genegeerd door femcat). De namen van de bestanden zijn hoofdnaam.iii.

10. aanpassen van de inputfile voor programma storage:

'storage.inp'. Hierin moet de hoofdnaam van de files gewijzigd worden (1 keer), en evt. het verloop van mu met de diepte.

Samenvattend:

eigen bewerkingsprogramma's:

bfiledos.for, ffiles.for, qfiles.for, storage.for, fthcomp.for met invoerbestanden:

tydal52.dat, a52.dat, metnov.dat, storage.inp, fthtot.fth met uitvoerbestanden:

nov522.bat, nov522.312, nov522.q15, nov522.s1n, fth.dat/nov522.fth.

Waterhuishouding polder Plattehoek 42

Bijlage III

Termen van de waterbalans op dagbasis, proefveld D

Vermelde getallen zijn cumulatief per maand; op de eerste van elke maand weer op nul gesteld.

Het verzadigingsdeficit wordt niet op nul gesteld.

mnd

dag eff. act. horiz. horiz. vertic. vertic. infiltr. verzad.

neersl verd. afvoer aanvoer afvoer aanvoer deficit (cum.) (cum.) (cum.) (cum.) (cum.) (cum.) (cum.)

Bijlage III

vertic. infiltr.

aanvoer

Waterhuishouding polder Plattehoek

Bijlage I I I vervolg

mnd

dag eff. act. horiz.

neersl verd. afvoer (cum.) (cum.) (cum.)

horiz.

aanvoer (cum.)

vertic afvoer (cum.)

vertic. infiltr aanvoer (cum.)

mrt 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 o

1 1 12 1 3 1 4 15 16 1 7 1 8 1 9 2 0 2 1 22 2 3 24 2 5 2 6 2 7 2 8 2 9 3 O 3 1

verzad.

deficit (cum.)

, , . . . . . . . . . , . . . -2.555 -5.082 - 7 . 4 9 4 - 9 . 8 1 6 -11.400 -12.596 - 1 0 , 7 5 9 - 1 . 9 9 7 -2.802 - 5 . 7 5 4 -1.878 - 1 . 1 4 5

Bijlage I11

infiltr. verzad.

deficit

Waterhuishouding polder Plattehoek 46

Bijlage III vervolg mnd dag

jul 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 o

1 1 1 2 1 3 14 15 1 6 1 7 1 8 19 2 0 2 1 22 2 3 2 4 2 5 2 6 2 7 2 8 29 3 0 3 1

eff. act.

neersl verd.

(cum.) (cum.)

horiz.

afvoer (cum.)

horiz.

aanvoer (cum.)

vertic.

afvoer (cum.)

vertic.

aanvoer (cum.)

infiltr. verzad.

deficit (cum.)

Bijlage III vervolg mnd

dag eff. act. horiz.

neersl verd. afvoer (cum.) (cum.) (cum.)

horiz. vertic aanvoer afvoer (cum.) (cum.)

vertic.

aanvoer (cum.)

infiltr verzad.

deficit (cum.)

Waterhuishouding polder Plattehoek 48

Bijlage IV

Termen van de waterbalans op dagbasis, proefveld E

Vermelde getallen zijn cumulatief per maand; op de eerste van elke maand weer op nul gesteld.

Het verzadigingsdeficit wordt niet op nul gesteld.

mnd

aanvoer afvoer (cum.

Bijlage IV vervolg

mnd

dag eff. act. horiz. horiz. vertic. vertic. infiltr. verzad.

neersl verd. afvoer aanvoer afvoer aanvoer deficit (cum.) (cum.) (cum.) (cum.) (cum.) (cum.) (cum.)

Waterhuishouding polder Plattehoek 50

Bijlage IV vervolg

mnd

dag eff. act.

neersl verd.

(cum.) (cum.)

jun 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 o

1 1 1 2 13 1 4 1 5 1 6 17 18 1 9 2 o

2 1 2 2 2 3 2 4 2 5 2 6 27 2 8 2 9 3 0 jul 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 o

1 1 1 2 1 3 1 4 15 1 6 1 7 1 8 19 2 0 2 1 2 2 2 3 2 4 2 5 2 6 2 7 2 8

horiz.

afvoer (cum.)

horiz.

aanvoer (cum.)

vertic.

afvoer (cum.)

vertic. infiltr. verzad.

aanvoer deficit

(cum.) (cum.)

Bijlage IV

aanvoer afvoer (cum.) (cum.)

vertic.

aanvoer (cum.)

infiltr. verzad.

deficit (cum )

Waterhuishouding polder Plattehoek 52

Bijlage V

Termen van de waterbalans op dagbasis, plot F

mnd

dag eff. act. horiz. horiz. vertic. vertic. infiltr. verzad.

neersl verd. afvoer aanvoer afvoer aanvoer deficit

(cum.) (cum.) (cum.) (cum.) (cum.) (cum.) (cum.)

... ..,

okt 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 o

11 nov 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 o

11 1 2 13 1 4 15 16 17 1 8 1 9 2 o

2 1 2 2 2 3 2 4 2 5 2 6 2 7 2 8 29 3 0 dec 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 o

11 12 13 1 4 15 16 17 1 8 1 9 2 o

Bijlage V vervolg mnd

dag

Van 23 december 1993 t / m maart 1994 apr geen gegevens beschikbaar, wegens te 1 hoge waterstanden. Herstart van de 2 metingen o p een nieuwe locatie op 3

plot F in april. 4

5 6 7 8 9 1 o

11 1 2 1 3 1 4 1 5 1 6 1 7 1 8 1 9 2 o

2 1 2 2 2 3 2 4 2 5 2 6 2 7 2 8 2 9 3 O mei 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 o

11 1 2 1 3 1 4 1 5 1 6 1 7 1 8 1 9 2 o

2 1 2 2 2 3 2 4 2 5 2 6 2 7 2 8 2 9 3 O 3 1

eff. act.

neersl verd.

(cum.) (cum.)

horiz afvoer (cum.)

horiz. vertic.

aanvoer afvoer (cum.) (cum.)

vertic.

aanvoer (cum.)

infiltr verzad.

deficit (cum.)

Waterhuishouding polder Plattehoek 54

Bijlage V vervolg

mnd dag

, , . . . jun 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 o

1 1 1 2 13 1 4 15 1 6 17 1 8 1 9 2 o

2 1 2 2 2 3 2 4 2 5 2 6 2 7 2 8 2 9 3 0 jul 1

eff. act.

neersl verd.

(cum.) (cum.)

horiz.

afvoer (cum.)

horiz. vertic. vertic. infiltr. verzad.

aanvoer afvoer aanvoer deficit

(cum.) (cum.) (cum.) (cum.)

Bijlage V

infiltr. verzad.

deficit

Waterhuishouding polder Plattehoek 56

In de reeks Flevoberichten zijn na 1985 verschenen:

250. WAL, C. VAN DER. Dorpen in de IJsselmeerpolders. Lelystad, 1986.

251. BRUINSHORST, J.A. en M.A. VIERGEVER. Statische proefbelastingen. Lelystad, 1985.

252. Wadden en landaanwinning: voordrachten, gehouden voor de wetenschappelijke bijeen-komst in mei 1985. Lelystad, 1985.

253. NAGTEGAAL, P. De beroepsvisserij in het IJsselmeergebied Lelystad. 1985.

254. Jaarverslag 1984 van de onderzoeksafdelingen van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. Lelystad, 1985.

255. IEDEMA, C.W., en P. KIK. Habitatgebruik en voedselkeuze van grauwe ganzen in de Oostvaardersplassen. Lelystad, 1985.

256. NOUTA, R. De voorgeschiedenis, afsluiting, ontginning en de verbouw van cultuurge-wassen gedurende de tijdelijke exploitatie in de jaren 1971 t / m 1978 in de Lauwerzee.

Lelystad, 1986.

257. KRUITWAGEN, P.G. De invloed van verontreinigde neerslagafvoer op de oppervlaktewaterkwaliteit: een modelbenadering. Lelystad, 1986.

258. ENTE, P.J., J. KONING en R. KOOPSTRA. De bodem van Oostelijk Flevoland.

Lelystad, 1986.

259. IEDEMA, C.W. en P. KIK. Het zoetwatermoeras de Oostvaardersplassen. Lelystad, 1986.

260. Actualisering van het verkavelingsplan voor het oostelijk deel van Zuidelijk Flevoland eindredactie ir. F.W. Alberts. Lelystad, 1987.

261. Verslag studiedag 14 maart 1986 gehouden in het expositiecentrum "Nieuw Land" te Lelystad met als thema "met het oog op de toekomst''/samenstelling J.E. Smid.

Lelystad, 1986.

262. VIERGEVER, M.A. De ondergrond van Almere: grondmechanische en funderingstechni-sche gegevens. Lelystad, 1986.

263. LEGET, M. De economische ontwikkeling en structuur van de Zuidelijke IJsselmeerpolders. Lelystad, 1987.

264. HAAR, E. TER, en A. VAN STRATEN. Verblijfsrecreanten in Flevoland: een inventariserend en evaluerend onderzoek naar het gedrag van verblijfsrecreanten, in relatie tot inrich-tingskenmerken op 15 verblijfsterreinen in Flevoland in augustus 1983.

Lelystad, 1987.

265. ACHT, W.H.M. VAN, T.J. KAMPHORST en L. TIGELAAR. Beleving, waardering en kennis van natuur bij inwoners van Almere en Huizen. Lelystad, 1986.

266. ZIJLSTRA, M. De weidevogelbevolking van de Kievitslanden in de periode 1966-1982.

Lelystad, 1986.

267. BOELENS, J.J., en E. KONING. Grondverbetering in de IJsselmeerpolders. Lelystad, 1986.

268. BERGER, C., e.a. De kans op blauwalgenbloeien in de randmeren van de Markerwaard.

Lelystad, 1986.

269. Wording en opbouw van de Noordoostpolder: geschiedenis van de ontginning en eerste ontwikkeling (1940-ca 1960). Lelystad, 1986.

269. Wording en opbouw van de Noordoostpolder: geschiedenis van de ontginning en eerste ontwikkeling (1940-ca 1960). Deel 2; Het in cultuur brengen der drooggevallen gronden.

Lelystad, 1988.

269. Wording en opbouw van de Noordoostpolder: geschiedenis van de ontginning en eerste ontwikkeling (1940-ca 1960). Deel 3; De inrichtingen ontwikkelingvan het landbouw-gebied. Lelystad, 1988.

269. Wording en opbouw van de Noordoostpolder: geschiedenis van de ontginning en eerste ontwikkeling (1940-ca 1960). Deel4; De ontwikkeling der dorpen. Lelystad, 1988.

271. KONING, J., en P.J. ENTE. De bodemkundige code- en profielen kaart van Zuidelijk Flevoland, schaal 1:25000, kaartbladen, toelichting. Lelystad, 1986.

272. Ervaringen met spuitvrije akkerbouw op bedrijf NZ 27. Lelystad, 1986.

273. EERDEN, M.R. Van en M. ZIJLSTRA. Natuurwaarden van het IJsselmeergebied: prognose van enige natuurwaarden in het IJsselmeergebied bij aanleg van de Markerwaard.

Lelystad, 1986.

274. FRIELING, D.H. De IJsselmeerpolders: een voorbeeld van ruimtelijke ordening in Nederland, The IJsselmeerpolders: an example of physical planning in the Netherlands.

Lelystad, 1986.

275. Studie naar de inpassing van geluidshinderaspecten voor weg- en railverkeer in de bestemmingsplannen van Almere/W.F. Landheer, J.E. Smid, C.G.M. Willems (et al.) Lelystad, 1986.

276. ACHT, W.N.M. VAN. Natuurbouw in stadsrandgebieden. Lelystad, 1987.

277. ROZENDAAL, H., en H.A. VAN MANEN. Het grondwater in het ondiepe pleistocene pak-ket in Zuidelijk Flevoland (stijghoogte, kwel en kwaliteit), over de periode april 1981 -april 1984. Lelystad, 1987.

278. Bodemkundig en waterhuishoudkundig onderzoek ten behoeve van de inrichting van het militaire oefenterrein in de Marnewaard (Lauwerszee)/eindred. RJ. de Glopper.

Lelystad, 1988.

279. NOUTA, R. De voorgeschiedenis, afsluiting, ontginning en de verbouw van cultuurge-wassen gedurende de tijdelijke exploitatie in de Lauwerszee, 2e verbeterde druk.

Lelystad, 1987.

280. Raakvlakken tussen scheepsarcheologie, maritieme geschiedenis en scheepsbouwkunde:

inleidingen gehouden tijdens hetGlavimans Symposium 1985 / red. R. Reinders.

Lelystad, 1987.

281. Jaarverslag 1985 van de onderzoeksafdelingen van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders / eindred. ir. A.J. Hebbink.

282. Ontwikkelingsvisie Oostvaardersplassen / Beheerscommissie Oostvaardersplassen; eind-. redeind-. Geind-.Keind-.Reind-. Polman en Seind-. Schmidt-ter Neuzeneind-. Lelystad, 1987eind-.

283. New Land: push to mechanization: Amsterdam, 20 to 23 January 1986, congress papers/compiled byA.W. Berkers and HJ. Nijland. Lelystad, 1987.

284. MEBIUS, J.E. Zetting door historische processen in de holocene lagen in het Noord-Hollandse randgebied van de Markerwaard. Lelystad, 1987.

285. Jaarverslag 1986 van de onderzoeksafdelingen van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders/eindred. ir. A J . Hebbink. Lelystad, 1988.

286. VOSLAMBER, B. Visplaatskeuze, fourageerwijze en voedselkeuze van aalscholvers in het IJsselmeergebied in 1982. Lelystad, 1988.

287. SLAGER, H., en G.F.J. SMIT. De buitendijkse natuurgebieden langs de Friese Usselmeerkust: bodem, grondwateren vegetatie, Lelystad, 1988.

288. KLOOSTER, E.W. Arbeidsmarkten uitgaande pendel Almere 1987. Lelystad, 1988.

289. SMIT, G.F.J. en J. VISSER. Voormalige zandplaten in het Veerse Meer: grondwater en vegetatie. Lelystad, 1988.

290. KLOOSTER, E.W. Arbeidsmarkt en uitgaande pendel gemeente Lelystad 1987.

Lelystad, 1988.

291. SCHOLTEN, J. Vijfentwintig jaar drainagematerialenonderzoek bij de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. Lelystad, 1988.

292. ZWIERS, P.B.,enK. VLIERMAN. De Lutina, een Overijssels vrachtschip vergaan in 1888:

het onderzoek van een vrachtschip gevonden op kavel H 48 in Oostelijk Flevoland.

Lelystad, 1988.

293. Polderlandschap als cultuuruiting: symposiumverslag Genootschap Flevo. Lelystad, 1988.

294. ZWARTS, L. De Bodemfauna van de Fries-Groningse Waddenkust. Lelystad, 1988.

295. CONSTANDSE, A.K. Boeren in Flevoland 2: nieuwe beschouwingen over plattelandscul-tuur in de nieuwe IJsselmeerpolders. Lelystad, 1988.

296. KLOOSTER, E.W. Arbeidsmarkten uitgaande pendel gemeente Zeewolde 1987.

Lelystad, 1989.

297. Jaarverslag 1987 van de onderzoeksafdelingen van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, eindredactie ir. HJ. Winkels. Lelystad, 1989.

298. NAWIJN, K.E. Almere hoe het begon: achtergronden, herinneringen en feiten uit de eer-ste ontwikkelingsjaren van Almere. Lelystad, 1988.

299. KLOOSTER, E.W. Arbeidsmarkt en uitgaande pendel in drie plattelandsgemeenten1

Dronten, Noordoostpolderen Urk. Lelystad, 1990.

300. 't Blijft mensenwerk. Een bundel opstellen aangeboden aan prof. dr. R.H.A. van Duin l.i.

bij zijn ambtelijk afscheid / eindred. A.K. Constandse, J.H. van Kampen en S. Schmidt-ter Neuzen. Lelystad, 1989.

301. NIP, J., en A. Arnoldussen. Ontwikkelingsplan Horsterwold. Lelystad, 1991.

302. HABEKOTTE, A. Invloed van de zaaitijd op opbrengst en ontwikkeling van winterkool-zaad en granen. Lelystad, 1991.

303. BEEMSTER, N., H. DROST en M.R. VAN EERDEN. Evaluatie van het beheer in het natuur-gebied in het Lauwersmeer in de periode 1982-1987. Lelystad, 1989.

304. LEMKES-STRAVER, E.P.J. De starterscompetitie Flevoland 1982/1983: een nabeschou-wing. Lelystad, 1991.

305. Richtlijnen voor veldwerkzaamheden bij de afdeling Waterhuishouding; eindredactie

305. Richtlijnen voor veldwerkzaamheden bij de afdeling Waterhuishouding; eindredactie