• No results found

biogEochEmischE aspEctEn

Van aqUatischE systEmEn

h4

Hogere temperaturen kunnen leiden tot meer gasuitstoot door oppervlaktewateren

Zuurstof, fosfor, stikstof, zwavel, koolstof en chloride zijn sleutelelementen in het aquatisch milieu. In dit hoofdstuk wordt de klimaatinvloed op de verschillende elementencycli voor de duidelijkheid afzonderlijk besproken, maar in werkelijk- heid zijn de verschillende cycli nauw met elkaar verbonden (Zie ook figuur 4.9 in de synthese). Klimaatverandering beïnvloedt de aquatische biogeochemie zowel via veranderingen in het neerslagpatroon als via veranderingen in temperatuur. Veranderingen in neerslag hebben een sterke invloed op de belasting van het sys- teem. Opwarming veroorzaakt versnelling van biologische en chemische reacties. Tevens veroorzaakt het een vermindering van het oplossend vermogen van gassen in water, kan het de diffusiesnelheid van gassen in het water doen toenemen en beïnvloedt het de mengingspatronen (stratificatie; zie ook subparagraaf 3.1.2).

zUUrstof

Hogere watertemperaturen - eventueel in combinatie met een lagere afvoer - lei- den tot grotere dag-nachtfluctuaties in zuurstofconcentraties. Door de hogere temperaturen neemt tevens de kans op zuurstofloosheid toe.

De zuurstofconcentratie wordt in grote mate bepaald door de watertemperatuur. Dit komt enerzijds doordat de oplosbaarheid van zuurstof afneemt als het water opwarmt (zie de blauwe lijn in figuur 4.1), anderzijds doordat het metabolisme van alle in het water en in het sediment aanwezige organismen toeneemt. Dit gaat zowel op voor de primaire productie, die overdag plaatsvindt en waarbij zuurstof wordt geproduceerd, als voor de respiratie, waarbij overdag en ’s nachts zuurstof wordt geconsumeerd. Over het algemeen neemt de respiratie sterker toe dan de productie [74-76], waardoor de zuurstofconcentratie in het water daalt.

De differentiële temperatuursafhankelijkheid heeft verschillende oorzaken. Zo kan de primaire productie gelimiteerd worden door bijvoorbeeld licht of nutriën- ten, waardoor een temperatuurverhoging geen invloed heeft op de productiesnel- heid. Respiratie wordt minder snel gelimiteerd, waardoor netto de zuurstofcon- centratie afneemt. Dit verklaart ook het feit dat onder warmere omstandigheden de zuurstofconcentraties in oppervlaktewateren vaak lager zijn dan je op grond van de zuurstofoplosbaarheid zou verwachten (figuur 4.1). Doordat het effect van temperatuur op de zuurstofconcentratie snel verloopt, kunnen extreme situaties zoals hittegolven, met name in ondiepe wateren met een organische bodem al snel leiden tot zuurstofloosheid.

50 | EEn frissE blik op warmEr watEr

fig 4.1 tEmpEratUUrsafhankElijkhEiD Van zUUrstofconcEntratiEs in slotEn

De blauwe lijn geeft de zuurstofverzadigingsconcentratie aan. De stippen geven aan wat de gemiddelde zuurstofconcentratie was in 3100 sloten die zijn gemeten in de jaren 1980-2005. De groene lijn geeft aan welke zuurstofconcentraties er worden verwacht op basis van een eenvoudig model waarbij bij opwarming respiratie sterker toeneemt dan fotosynthese. De gemiddelden zijn gebaseerd op maandgemiddelden van april-juli [77].

Gestratificeerde wateren zijn relatief kwetsbaar voor het optreden van zuurstof- loosheid: door afbraakprocessen in het sediment neemt de zuurstofconcentratie in het hypolimnion af, terwijl aanvulling door atmosferisch zuurstof wordt be- lemmerd. Klimaatverandering kan deze situatie verergeren, doordat in diepe me- ren de stratificatieperiode langer wordt en het epilimnion dunner zal worden (zie

subparagraaf 3.1.2). Een dunner epilimnion, of een groter hypolimnion, heeft tot

gevolg dat een groter gedeelte van het sediment in het litoraal wordt blootgesteld aan zuurstofarme condities.

Onder invloed van klimaatverandering zal ook de frequentie van stratificatie in ondiepe systemen toenemen. Terwijl in diepe systemen de temperatuur bij het sediment als gevolg van klimaatverandering niet of nauwelijks toe zal nemen, gebeurt dit naar verwachting in ondiepe systemen wel (zie paragraaf 3.1). Dit zal in ondiepe systemen leiden tot een grotere afbraaksnelheid van organisch materiaal. Wanneer er veel organisch materiaal in het sediment aanwezig is, wat veelal het geval is in eutrofe systemen, kan dit leiden tot zuurstofloosheid nabij het sediment en een versterkte nalevering van fosfor naar de waterlaag (zie

paragraaf 4.2). o pgelost zuur sto f (mg/ l) temperatuur (°c)

Klimaatverandering heeft door de sterke afname in het zomerdebiet een sterke invloed op de zuurstofhuishouding van grote rivieren. Door het lage debiet neemt de fytoplanktonbiomassa toe (paragraaf 5.1) wat zorgt voor grote dag-nachtfluc- tuaties in zuurstof. Zo daalde tijdens de hittegolf van 1996 het zuurstofgehalte in de Maas ’s nachts tot een minimum van 1 à 3 mg/l [73]. Klimaatverandering kan de zuurstofhuishouding ook beïnvloeden door een toename van de organische belasting van het watersysteem. De verwachte toename van extreme buien en de extremere afwisseling van droge en natte perioden kunnen vooral in veengebie- den leiden tot een toename van de belasting met opgelost organisch materiaal. Tevens kunnen de extreme buien, zonder technische aanpassingen, ertoe leiden dat het riool vaker over zal storten op het oppervlaktewater. Dit leidt vervolgens tot een grotere zuurstofvraag en mogelijk zuurstofloosheid, zeker als de overstor- ten plaatsvinden in een warme zomer.

fosfor

Klimaatverandering leidt naar alle waarschijnlijkheid tot een hogere interne en externe fosforbelasting. De hogere interne fosforbelasting wordt vooral veroor- zaakt door de als gevolg van opwarming versnelde mineralisatie. Hierbij komt fos- for vrij. Doordat ook de zuurstofconcentratie afneemt, kan er bovendien aan ijzer gebonden fosfor vrijkomen.

De hogere externe fosforbelasting wordt voornamelijk veroorzaakt door verande- ringen in het neerslagregime en de hiermee samenhangende hoeveelheden run- off, inlaat en uitlaat. De veranderingen in de interne en externe fosforbelasting worden hieronder nader beschreven.

interne p-belasting

Hogere temperaturen versnellen de afbraak van organisch materiaal in de water- kolom en in het sediment. Als organisch materiaal wordt afgebroken komt er fosfor vrij. Als het warmer wordt, neemt de interne fosforbelasting dus toe. Als gevolg van klimaatverandering zal met name in ondiepe systemen de temperatuur nabij het sediment toenemen. Een temperatuurverhoging van ongeveer vijf graden kan in sommige gevallen de fosforbelasting vanuit het sediment al meer dan doen verdub- belen [69, 78, zie ook figuur 4.2]. Hoe lang de toename in fosforbelasting vanuit het sediment als gevolg van opwarming aanhoudt, hangt af van de historische belasting van het systeem en de hiermee samenhangende dikte van de sedimentlaag.

4.2

52 | EEn frissE blik op warmEr watEr

Bij hogere temperaturen neemt de kans dat de toplaag van het sediment zuurstof- loos wordt, toe. Hierdoor kan de fosforbelasting vanuit het sediment fors toene- men. Dit wordt veroorzaakt door verschillende processen. Met name ijzergebon- den fosfor kan onder zuurstofloze condities vrijkomen, zeker als er door sulfaatre- ductie ijzersulfides gevormd worden (zie ook figuur 4.5). IJzer heeft namelijk een veel sterkere affiniteit voor zwavel dan voor fosfor, waardoor de fosforbindende capaciteit afneemt [79].

Daarnaast werkt de zogenaamde ijzerval niet meer op het moment dat de overgang van de waterlaag naar het sediment anaeroob wordt. Deze ijzerval ontstaat door- dat gereduceerd ijzer uit het sediment wordt geoxideerd op de overgang naar de aerobe waterlaag. Dit geoxideerde ijzer heeft een hoge affiniteit voor fosfaat waar- mee het precipiteert [79]. Hierdoor wordt de fosfaatnalevering tegengegaan zolang er voldoende ijzer is opgelost in het sediment en de waterlaag aeroob blijft. In sommige wateren speelt tevens de vorming van gasbellen in het sediment een belangrijke rol bij de fosforbelasting vanuit het sediment. Wanneer het onder an- aerobe omstandigheden gevormde methaan in de vorm van gasbelletjes uit het sediment opstijgt, kan het sedimentdeeltjes en opgelost fosfor meenemen naar de waterkolom [80].

De klimaatinvloed op de interne fosforbelasting in ondiepe systemen is tijdens recente hittegolven duidelijk zichtbaar geworden. In het Duitse ondiepe meer Müggelsee gingen perioden van stratificatie gepaard met zuurstofloosheid in het hypolimnion. Hierdoor kwam er veel fosfor vrij uit het sediment wat zich in het hypolimnion ophoopte. Toen de stratificatie werd opgeheven en het meer weer vol- ledig gemengd werd, zorgde de fosforpuls voor een intense fytoplanktongroei [64]. Deze door opwarming gestimuleerde toename in interne fosforbelasting wordt gezien als één van de belangrijkste factoren die de eutrofiëring in (opwarmende) ondiepe systemen in stand houdt [26, 69, 81].

Ook in diepe meren kan klimaatverandering voor een grotere interne fosforbelas- ting zorgen, wanneer de langere stratificatieperiode en het grotere hypolimnion (zie subparagraaf 3.1.2) leiden tot meer zuurstofloosheid nabij het sediment. Tij- dens de stratificatie hoopt het fosfor zich op in het epilimnion. Wanneer het meer mengt, komt het fosfor beschikbaar voor algengroei.

fosforflUx

Fosforflux vanuit het sediment van de Loosdrechtse plassen naar de waterkolom bij een tem- peratuur van 15°C en 20°C [78].

Externe p-belasting

De grootste binnenlandse bron van fosfor naar het oppervlaktewater in Nederland is landbouwgrond [circa 45 procent van de totale binnenlandse bronnen; 82]. Verande- ringen in temperatuur en neerslag beïnvloeden de af- en uitspoeling van landbouw- gronden direct, maar ook indirect. Bijvoorbeeld via veranderingen in gewaskeuze, het tijdstip van oogsten [83] en het tijdstip van bemesting [84].

Door de verwachte toename in intense buien en de verwachte neerslagtoename in de winter (tabel 2.1) zal de fosforvracht door ondergrondse afstroming en runoff toenemen. Dit komt enerzijds door de toename van erosie, anderzijds doordat de fosforverzadiging in agrarische gebieden vaak het hoogst is in de toplaag. In natte perioden zullen hogere grondwaterstanden dus tot hogere fosforconcentraties lei- den in het water dat afstroomt naar het oppervlaktewater [38]. Tijdens droge zomers kan de uitspoeling van fosfor afnemen [69]. Als de zomerse droogte echter wordt gecompenseerd door extra inlaatwater uit de grote rivieren of het IJsselmeer, kan dit ook voor een extra fosforbelasting zorgen. Dit wordt nog eens versterkt door het feit dat de waterkwaliteit in de grote rivieren ook verslechtert tijdens droge perioden. De uiteindelijke fosforconcentratie wordt mede bepaald door de verblijftijd van het water. Klimaatverandering beïnvloedt deze verblijftijd: bij minder neerslag

fig 4.2 4.2.2 2 1 0 p-flux v anuit sediment (mg p/m/d) j f m a m j j a s o n d 15°c 20°c maand

54 | EEn frissE blik op warmEr watEr 4.3

neemt de verblijftijd toe, tenzij het systeem met inlaatwater wordt doorgespoeld, bij meer neerslag neemt de verblijftijd af.

De klimaatinvloed op de uiteindelijke fosforconcentratie in het water is complex en de uitkomst zal per systeem verschillen. Er zijn weinig kwantitatieve gegevens over de uiteindelijke klimaatinvloed op fosforconcentraties, maar modelbereke- ningen voor oppervlaktewateren in het veenweidegebied [67] en in Deense meren [69] laten zien dat de concentratie in veel gevallen af zal nemen doordat particu- lair fosfor sedimenteert. Bij deze berekeningen is echter geen rekening gehouden met de toename van de interne fosforbelasting, terwijl deze aanzienlijk kan zijn [85].

Een andere fosforbron die met name in laag Nederland een rol speelt, is kwelwa- ter. In de kustprovincies is de fosforconcentratie in veelal brak kwelwater hoog [86]. Klimaatgerelateerde veranderingen in kwel brengen hierdoor veranderingen in fosforvrachten met zich mee. In veengebieden kan ook een toename van de mineralisatie van het veen, als gevolg van verder wegzakkende freatische grond- waterstanden in de zomer, leiden tot een extra externe fosforbelasting.

De complexe samenhang tussen interne en externe fosforbelasting leidt ertoe dat de fosforbelasting per jaar sterk kan fluctueren. Een bekend voorbeeld van dit fe- nomeen is de situatie in de ondiepe plas Botshol. Hier leiden natte winters tot een verhoging van het grondwaterpeil tot boven het oppervlaktewaterpeil. Hierdoor stroomt er fosfor af richting het meer waar het wordt opgeslagen in de oevers en in het sediment. Als het sediment in het voorjaar en in de zomer opwarmt, komt het fosfor vrij en kan het voor algenbloei zorgen. Natte winters en warme zomers zorgen hier dus voor een sterk eutrofiërend effect [87].

stikstof

Klimaatverandering leidt naar alle waarschijnlijkheid tot een hogere stikstofbelas- ting, maar hogere temperaturen kunnen ook leiden tot meer stikstofverwijdering door denitrificatie. De hogere interne stikstofbelasting wordt vooral veroorzaakt door de door opwarming versnelde mineralisatie. Hierbij komt stikstof vrij. De hogere externe stikstofbelasting wordt voornamelijk veroorzaakt door veranderin- gen in het neerslagregime en de hiermee samenhangende hoeveelheden runoff, inlaat en uitlaat.

Evenals voor de fosforcyclus geldt voor de stikstofcyclus dat die sterk beïnvloed wordt door het neerslagregime en de temperatuur. Het grootste verschil tussen de fosfor- en de stikstofcyclus is dat stikstof, in tegenstelling tot fosfor, in verschil- lende verbindingen in de gasfase aanwezig is in de atmosfeer. Het gasvormige distikstof (N2) kan vanuit de atmosfeer het water in diffunderen waar het door stikstoffixeerders zoals verschillende soorten cyanobacteriën, kan worden omge- zet in biomassa. Luchtverontreiniging heeft tot gevolg dat er stikstofdepositie in de vorm van stikstofoxides (NOx) en ammonium (NH3) plaatsvindt. Aquatische sys- temen kunnen ook stikstof uitstoten naar de atmosfeer (figuur 4.3).

VErEEnVoUDigDE wEErgaVE Van DE stikstofcyclUs in aqUatischE systEmEn

DNRA is Dissimilatieve Nitraat Reductie naar Ammonium. De gestippelde lijnen geven reac- ties aan die onder normale omstandigheden minder snel verlopen [naar 77].

interne n-belasting

De hogere temperaturen die leiden tot hogere decompositiesnelheden van orga- nisch materiaal in de waterkolom en in het sediment, zorgen niet alleen voor het sneller vrijkomen van fosfor, maar ook van stikstof. Dit heeft tot gevolg dat de hoe-

fig 4.3 4.3.1 At m osfee r Zuursto frijk water Zuurst of arm water of sedim en t Organisch N Particulair organisch N N2 NH4+ NH20H N02- N03- N02- N03- N02- N0 N20 N2 N0x N20 N2 NH3 NH4+ DNRA Nitrificatie Anammox Miner alisati e Denitrificati e

56 | EEn frissE blik op warmEr watEr

veelheid detritus afneemt en de hoeveelheid stikstof in de waterkolom toeneemt (zie ook figuur 4.9). Het vrijgekomen stikstof kan worden opgenomen door fyto- plankton of waterplanten, maar kan ook worden gedenitrificeerd door bacteriën. Bij nitrificatie wordt nitraat (NO32-) via verschillende tussenstappen gereduceerd

tot het gasvormige distikstof (atmosferisch stikstof, N2). Eén van de tussenproduc- ten is het sterke broeikasgas N2O. Beide gassen (N2 en N2O) kunnen door aquatische systemen worden uitgestoten.

Denitrificatie is sterk temperatuurafhankelijk. Metingen in Nederlandse sloten hebben uitgewezen dat 1°C temperatuurverhoging al kan leiden tot 28 procent meer denitrificatie (figuur 4.4). Voorwaarde is wel dat er voldoende nitraat en orga- nische stof aanwezig zijn. De sterke toename in denitrificatie heeft twee oorzaken: 1) het metabolisme van denitrificerende bacteriën versnelt als het warmer wordt en 2) door de stijging in temperatuur neemt de zuurstofconcentratie af en ook dit versnelt de denitrificatie [77].

Als de zuurstofconcentratie in het gehele watersysteem laag wordt, kan NH4+ niet meer worden geoxideerd tot NO32-. De gekoppelde nitrificatie-denitrificatie reacties

worden dan geremd en de concentratie NH4+ loopt op [88, zie ook figuur 4.3]. Bij

een hoge pH kan NH4+ worden omgezet in het toxische NH

3. Deze omzetting wordt

versterkt door hoge temperaturen. Deze combinatie van factoren kan ervoor zor- gen dat de NH3-concentraties sterk toenemen tijdens zonnige warme dagen met een hoge primaire productie.

DEnitrificatiE in nEDErlanDsE slotEn bij VErschillEnDE tEmpEratUrEn

[77]. fig 4.4 600 500 400 300 200 100 0 Denitrificatie µmol n m -2 u -1) 6 8 10 12 14 16 18 20 temperatuur (°c)

Externe n-belasting

De externe stikstofbelasting is net als de fosforbelasting sterk afhankelijk van het neerslagregime. Bij een toename in neerslag neemt ook de stikstofbelasting toe [89, 90]. Met name de door klimaatverandering verwachte toename aan intense buien en de hiermee gepaard gaande afspoeling kan een sterke toename van de stikstofvracht veroorzaken [91].

Indirect beïnvloedt ook temperatuur de externe stikstofbelasting. Bij hogere tem- peraturen neemt de stikstofmineralisatie in de bodem aanzienlijk toe [92]. Het gemineraliseerde stikstof kan vervolgens met het regenwater afstromen naar het oppervlaktewater. De ordegrootte van deze stikstofflux is sterk grondsoortafhan- kelijk. Met name in veengebieden kan de opeenvolging van extreme warme droge perioden gevolgd door extreem natte perioden - een situatie die zich als gevolg van klimaatverandering naar verwachting vaker zal voordoen - tot een sterke toename van de stikstofvracht leiden.

zwaVEl

Klimaatverandering kan de zwavelbelasting verhogen door lagere grondwaterstan- den in zwavelhoudende bodems in droge zomers en door een toename in brakke of zoute kwel. Hogere zwavelconcentraties kunnen leiden tot een hogere interne fosforbelasting. Bij hogere temperaturen neemt de bacteriële sulfaatreductie sterk toe waarbij het toxische sulfide gevormd kan worden en de sulfaatgestuurde eutrofiëring toe zal nemen.

De sulfaatconcentraties (SO42-) in het oppervlakte- en grondwater zijn de laatste

decennia sterk gestegen door atmosferische zwaveldepositie en uitspoeling uit agrarische gebieden. Sulfaat kan ook in het water terechtkomen door de oxidatie van ijzer-zwavelverbindingen (FeSx) die van nature vaak in de grond aanwezig zijn. Wanneer FeSx wordt geoxideerd door bijvoorbeeld uitzakkende grondwaterspie- gels of door de infiltratie van nitraatrijk water, ontstaat er sulfaat [93].

De sulfaatcyclus is op verschillende manieren gekoppeld aan de stikstof- en fosfaat- cycli. Bij de sulfaatreductie wordt dood organisch materiaal afgebroken, waarbij stikstof en fosfor vrijkomen. Daarnaast bindt het bij de sulfaatreductie gevormde sulfide met ijzerverbindingen in het sediment. Hierdoor is minder ijzer beschik- baar om fosfaat te binden en kan de fosfaatbeschikbaarheid toenemen.

4.3.2

58 | EEn frissE blik op warmEr watEr

De fosfaatbeschikbaarheid neemt ook toe als sulfaat fosfaat verdringt van anion- adsorptie plaatsen [94]. Een toename van de sulfaatbelasting kan hierdoor leiden tot interne eutrofiëring. Hoge sulfaatconcentraties zijn hierdoor vaak nadelig voor de aquatische ecologie. Klimaatverandering kan, evenals bij stikstof en fosfor het geval is, zowel de zwavelprocessen in het watersysteem als de zwavelbelasting van het watersysteem beïnvloeden.

interne s-belasting

Onder zuurstofloze omstandigheden treedt sulfaat op als alternatieve oxidator. Bij hogere temperaturen neemt de bacteriële sulfaatreductie sterk toe [95]. Sul- faatreductie kan leiden tot de vorming van het toxische sulfide (S2-, HS-) [79]. Dit

kan tot sterfte van waterplanten leiden. Door de sulfaatreductie neemt de sulfaat- concentratie af, wat terug te zien is in het veld. Zo zijn de sulfaatconcentraties in de zomer lager dan in de winter [79] en zijn de sulfaatconcentraties in sloten in warme jaren lager dan in koudere jaren [32]. Afhankelijk van de pH kan er ook H2S gevormd worden met de kenmerkende rotte-eierengeur (zie ook figuur 4.5).

VErEEnVoUDigDE wEErgaVE Van DE zwaVElcyclUs in aqUatischE systEmEn

Inclusief één van de manieren waarop de zwavelcyclus is gekoppeld aan de fosforcyclus.

4.4.1 fig 4.5 Zuurst of arm water of sedim en t Zuursto frijk water At m osfee r Gr on d- water S042- H2S S042- S042- HS- FeS x + P043- S042- P0 43- Reducti e Depositie of instr oom Oxidati e Oxidati e

Ook hydrologische omstandigheden beïnvloeden de zwavelcyclus. Zoals hiervoor beschreven, kunnen verlaagde grondwaterstanden leiden tot een verhoging van de sulfaatconcentratie doordat FeSx oxideert. Bij droogval van (gedeelten van) het sediment treedt hetzelfde proces op. Het effect op de waterkwaliteit wanneer het sediment vervolgens weer onder water komt te staan, hangt af van de bufferca- paciteit van het sediment en van de voorraden gereduceerd ijzer en fosfor. In het ongunstigste geval leidt de tijdelijke droogval tot hoge sulfaatconcentraties en tot door de oxidatie van gereduceerde zwavelverbindingen veroorzaakte verzuring [96]. De verzuring kan mogelijk leiden tot de mobilisatie van toxische metalen zoals aluminium en zink [97]. In het gunstigste geval is de buffercapaciteit van het sedi- ment voldoende om de verzuring tegen te gaan en leidt de tijdelijke droogval tot een netto stikstofverlies door denitrificatie en een afname van de fosforbeschik- baarheid [97, 98] (zie hoofdstuk 7). De langere droge perioden die de KNMI’06 sce- nario’s voorspellen kunnen hierdoor positief dan wel negatief uitpakken, afhan- kelijk van de bodem en de sedimentsamenstelling.

Externe s-belasting

Op veel plaatsen in Nederland is het grondwater rijk aan sulfaat (SO42-). Kwel zorgt

hier voor externe zwavelbelasting. In gebieden met zwavelrijke veenbodems, zor- gen oxidatieprocessen als gevolg van uitzakkende grondwaterstanden in de zomer bovendien voor een sterke toename van de sulfaatmobilisatie. Door uitspoeling komt dit sulfaat uiteindelijk in het oppervlaktewater terecht. De verwachte dro- gere warme zomers leiden, zeker in het midden van de veenpercelen, tot extra lage grondwaterstanden waardoor de sulfaatbelasting van het oppervlaktewater toe zal nemen.

Of het vasthouden van het neerslagoverschot in de winter gunstig uitpakt voor de reductie van de zwavelconcentratie in de zomer, hangt sterk af van de lokale (kwel)omstandigheden en de kwaliteit van het inlaatwater. Ook de balans tussen indamping (evaporatie) en sulfaatreductie bepaalt mede of de sulfaatconcentratie tijdens droge warme perioden verder toe- of af- zal nemen.

Zoute en brakke wateren bevatten van nature hoge concentraties sulfaat. De zwa- velbelasting in zoetwatersystemen zal dus sterk toenemen op die locaties waar