• No results found

Invloed Familiekuddeconcept op milieubelasting

In document Familiekudde State of the art (pagina 60-62)

Is het Familiekuddeconcept van betekenisvolle invloed op de milieubelasting? De Familiekudde is vooral ontworpen om dierenwelzijn en natuurlijkheid te verbeteren. In het ontwerp is niet a priori rekeninggehouden met het verminderen van milieueffecten. Tabel 10 geeft aan wat belangrijke wijzigingen zijn van het Familiekuddeconcept t.o.v. de gebruikelijke biologische houderij. Tabel 11 Inschatting van mogelijke milieueffecten van het familiekuddeconcept

Parameter Effect op Grootte orde effect Geschat netto effect

Groter staloppervlak per dier naar 20 m2/dier t.o.v. 6 m2/dier (SKAL)

Meer vervuild stalop- pervlak en meer emis- sie van ammoniak. Is sterk afhankelijk van soort stalbodem en management

Driemaal groter stal- oppervlak geeft drie- maal hogere ammoniak emissie uit stal bij standaard vloeren

Ongeveer 10% verho- ging eutrofie-erende en ongeveer 16% verho- ging verzurende stoffen Gemiddelde

levensduur van 3,5 naar 5 lactaties

Aantal jongvee ter vervanging van melkveestapel

Aangehouden kalveren van 24 stuks naar 14 bij melkveekudde van 60 melkkoeien

Ongeveer 10% verlaging milieudruk

Grotere kudde tijdens

weidegang Mogelijk meer vertrapping weidegras, meer beweging en grotere variatie in voeropname tussen dieren leidend slechtere benutting voer.

Kuddes met jongvee zijn ongeveer 16% groter (zie hierboven)

Ongeveer geen effect of kleine verhoging milieudruk

Verhoging melkpro- ductie per koe en ver- laging hoeveelheid afgeleverde melk van bedrijf t.g.v. zogen door kalveren

15% lagere levering melk

Via zogen wordt afzonderlijk verstrekte koemelk (biologisch) of opfokmelk (gangbaar) vervangen

7.2.1 Oppervlak per dier in de stal.

In het concept Familiekudde wordt per dier meer ruimte in stal geboden om met name stress in de kudde te voorkomen. Het vloeroppervlak per dier verdrievoudigt tot 20 m2 per dier ten opzichte van de gehanteerde minimumnorm van 6 m2/dier in de biologische Deze vergroting van het vloeroppervlak betekent een evenredige vergroting van het emitterend oppervlak. Nu varieert emissie sterk met type stal, management en seizoen. Gemeten in potstallen en in ligboxenstallen vermelden Mosquera et al. (2005a) een variatie van 20 - 80 g ammoniak per dier per dag. Een variatie die toe te schrijven is aan verschil in lokale condities, bedrijfsmanagement en meetonnauwkeurigheden.

Om een idee te krijgen van grootteorde van het effect van verdubbeling van oppervlak gaan we uit van ook verdrievoudiging van de emissie van ammoniak van 40 naar 120 g per dier per dag. Dit op basis Elzing en Monteny (1997) die in modelberekeningen aangeven dat de ammoniakemissie evenredig toeneemt met vloeroppervlak. Bij een veronderstelde melkgift van 25 l/dag betekent dit een extra uitstoot van ammoniak op stalniveau van 8,0 g/dag per dier en per 25 l melk (3,1 g ammoniak/l melk, overeenkomend met 11,3 g nitraatequivalenten/l melk).

Volgens de toerekeningregels (Blonk et al., 2008 ) betekent dit een verhoging van de uitstoot van meststoffen (70% van totaal) van 70 naar 79,1 g). Hier kunnen allerlei correcties op worden aangebracht, bijvoorbeeld voor de duur van het stalseizoen. Maar met slagen om de arm is de conclusie dat de Familiekunde potentieel leidt tot een beperkte verhoging (orde van grootte 10%) van de meststoffen naar het milieu.

Depositie van ammoniak kan ook verzuring (30% van de ammoniakemissie) betekenen met ongeveer 0,3 x 3,1 x 1,88 = 1,7 g SO2 eq/l melk. Dit komt overeen met een verhoging van de

verzuringequivalenten met ongeveer 16%.

Voor de potentie van ammoniak als broeikasgas dat beschikbaar komt na omzetting in nitraat en denitrificatie in de bodem geldt dat het er niet toe doet of de ammoniak uit de stal vervluchtigt of via toediening van mest in de bodem komt. Extra staloppervlak per dier heeft dan geen effect op de emissies van broeikasgassen.

Bij bovenstaande is uitgegaan van betonvloeren. Andere toegepaste vloeren zoals potstallen geven in het algemeen een hogere emissie.

7.2.2 Hogere gemiddelde leeftijd van de veestapel

Een ander mogelijk effect van de Familiekudde is verhoging van de diergezondheid. Nu is de levensduur van melkkoeien in de gangbare veehouderij ongeveer 2,5 lactatie en in de biologische veehouderij 3 lactatie. Aannemende dat een indirect effect van de Familiekudde een verlenging van de gemiddelde levensduur van 3 naar 5 lactatie inhoudt, dan betekent dat per melkkoe slechts 0,40 in plaats van 0,66 stuks jongvee zou worden aangehouden ter vervanging van de melkveestapel. Met andere woorden een reductie van 0,13 kalf en 0,13 vaars per melkkoe. Wanneer we voor een vaars 0,6 Grootvee-eenheden (GVE) en voor een kalf 0,2 GVE (gebaseerd op fosfaat excretie)

aanhouden,dan bedraagt de reductie in veestapel afgerond 0,1 GVE/koe. Als we de milieubelasting naar analogie uitrekenen komt dit overeen met ongeveer 10% vermindering van de milieubelasting.

7.2.3 Verminderde melkproductie door zogen

Voorgaande milieuwinst zou gereduceerd kunnen worden doordat per eenheid input minder melk wordt geproduceerd ten gevolge van het zogen door het kalf in plaats dat het kalf wordt gevoed met melkvervanger. Voor de biologische melkveehouderij gaat het dan om vervanging van separaat verstrekte koemelk door zogen. Mogelijk dat hierbij marginale inefficiënties in benutting van melk door dat bij zogen meer melk wordt opgenomen. Voor de gangbare melkveehouderij kan de vraag gesteld worden wat het verschil in milieubelasting is tussen koemelk en koemelkvervangende producten, zoals sojamelk. In een vergelijking tussen melk en sojamelk geven Blonk et al (2008) aan dat verhouding koemelk/sojamelk ongeveer 0,7, 0,5 en 2 is voor achtereenvolgens ruimtebeslag, broeikasgassen en gebruik van fossiele energie. Hierbij moet worden aangetekend dat sojateelt in vergelijking tot permanent grasland aanzienlijk minder (0,4 volgens Blonk et al. 2008, p36) CO2-eq. in de bodem vastlegt. Daardoor lijkt het netto effect op milieudruk wat dit betreft gering.

7.2.4 Beweiding

Tijdens de weidegang is het denkbaar dat verliezen door vertrapping van gras toenemen omdat een kudde met jongvee wordt ingeschaard. Maar ook hier geldt dat anders het jongvee op andere wijze geweid moet worden. Indien dit met hoogwaardig ruwvoer (zoals weidegras van productiegrasland) gebeurt, zal de milieubelasting niet afwijken. Indien dit op natuurgras gebeurt, zal er compensatie optreden door latere afkalfleeftijd van de vaarzen. Naar verwachting worden dus milieuverliezen door het concept van de Familiekudde tijdens weidegang niet belangrijk beïnvloed.

In document Familiekudde State of the art (pagina 60-62)