• No results found

Invloed bemesting, ras en koeling op de kwaliteit en houdbaarheid

4. ONDERZOEK 2011

4.2 Geplante gewassen

4.2.12 Invloed bemesting, ras en koeling op de kwaliteit en houdbaarheid

In dit onderzoek is gekeken naar de invloed van bemesting, ras en koeling op de kwaliteit en houdbaarheid van andijvie. Het doel van het onderzoek was om te bepalen welke factoren van invloed zijn op de kwaliteit en houdbaarheid van andijvie. Het onderzoek bestond uit twee proeven.

Proefopzet, -uitvoering en resultaten proef 1 (11809)

In deze proef werd gevarieerd in stikstof/kali verhouding, cultivar en wel/niet koelen van het bassinwater. De proef bestond uit 10 objecten die gepresenteerd worden in tabel 79.

Tabel 79

Objectenlijst proef 11809, ‘Teelt de grond uit 2009-2013 Bladgewassen’, Ministerie van EZ, Productschap Tuinbouw en LTO Noord.

nr. bassin object ras koeling water

1 K13 standaardschema (EC=2), N/K = 13,3/5,3 ‘Myrna’ nee 2 K14 standaardschema (EC=2), N/K = 13,3/5,3 ‘Myrna’ ja 3 K15 N/K = 11/12 (op basis van EC=2) ‘Myrna’ nee 4 K16 N/K = 11/7 (op basis van EC=2) ‘Myrna’ nee 5 - referentieplanting praktijk vollegrond ‘Myrna’ nvt 6 K13 standaardschema (EC=2), N/K = 13,3/5,3 ‘Korbi’ nee 7 K14 standaardschema (EC=2), N/K = 13,3/5,3 ‘Korbi’ ja 8 K15 N/K = 11/12 (op basis van EC=2) ‘Korbi’ nee 9 K16 N/K = 11/7 (op basis van EC=2) ‘Korbi’ nee 10 - referentieplanting praktijk vollegrond ‘Korbi’ nvt

De proef werd gezaaid op 31 maart. De objecten voor de drijvende teelten werden gezaaid in 6 * 6 cm Jiffy pots gevuld met kokos. De objecten voor de referentieplantingen in de vollegrond werden gezaaid in 4 * 4 cm perskluit pluggen. Op 27 april werden de objecten geplant. De objecten voor de drijvende teelt werden geplant op standaard drijvers (40 mm) in bassins met beluchting en stroming d.m.v. een circulatiepomp met venturi. De referentieplantingen werden geplant in de vollegrond, op een perceel in Warmenhuizen. Voor planten werd de

voedingstoestand van de bassins op het voor het object specifieke niveau gebracht en werden monsters van de voedingsoplossingen genomen. Gedurende de teeltperiode werd het bassin van de objecten 3 en 4 gekoeld door middel van koelelementen. Deze koelelementen werden

dagelijks vervangen. Wekelijks werd de temperatuur van het bassinwater gemeten. Grafiek 46 toont het temperatuurverloop van de voedingsoplossingen.

Grafiek 46

Temepartuursverloop voedinsgoplossingen proef 11809, ‘Teelt de grond uit 2009-2013 Bladgewassen’, Ministerie van EZ, Productschap Tuinbouw en LTO Noord.

Aan het begin van de teelt waren de temperatuurverschillen klein. Vanaf 18 mei lag de temperatuur in bassin K14 enkele graden lager dan de ongekoelde bassins. De proef werd geoogst op 8 juni. Van elk object van de drijvende teelten werden 40 kroppen geoogst. Van de referentieplantingen werden per object ongeveer 50 kroppen geoogst. Tijdens de oogst werden de kroppen beoordeeld op rand, bladpunten en gele bladranden en werd het gemiddeld

kropgewicht bepaald. Van de objecten met het ras ‘Myrna’ werd per object van 3 kroppen een mengmonster gemaakt en opgestuurd voor een droge-stof-analyse. Daarnaast werd van de objecten met ras ‘Myrna’ per object twee kratten geoogst product naar Vezet gebracht voor het uitvoeren van een houdbaarheidsvergelijking. De resultaten van de oogst zijn weergegeven in tabel 79.

Tabel 79

Oogstresultaten proef 11809, ‘Teelt de grond uit 2009-2013 Bladgewassen’, Ministerie van EZ, Productschap Tuinbouw en LTO Noord.

no object ras koeling water rand (*) bladpunten (*) gele bladranden (*) gewicht (g) 1 N/K = 13,3/5,3 ‘Myrna’ nee 9,0 8,0 8,5 1.027 2 N/K = 13,3/5,3 ‘Myrna’ ja 9,0 8,3 8,4 967 3 N/K = 11/12 ‘Myrna’ nee 8,8 8,4 8,3 801 4 N/K = 11/7 ‘Myrna’ nee 9,0 8,8 8,5 836 5 referentieplanting ‘Myrna’ nvt 9,0 8,8 8,8 228 6 N/K = 13,3/5,3 ‘Korbi’ nee 9,0 6,8 8,0 666 7 N/K = 13,3/5,3 ‘Korbi’ ja 9,0 7,6 8,0 633 8 N/K = 11/12 ‘Korbi’ nee 8,3 7,5 7,8 751 9 N/K = 11/7 ‘Korbi’ nee 8,7 6,8 7,0 927 10 referentieplanting ‘Korbi’ nvt 9,0 9,0 8,7 81

(*) 9 = niet voorkomend, 1 = zeer vaak voorkomend

Tussen de objecten waren nauwelijks verschillen in rand en gele bladranden. Wat bladpunten betreft vertoonde ‘Korbi’ meer bladpunten voor dan ‘Myrna’. De referentieplantingen in de vollegrond hadden niet of nauwelijks last van bladpunten. Bij ‘Korbi’ kwamen in alle objecten

Voor andijvie geteeld in de zomer geldt dat deze tot kroppen van minimaal 600 gram horen uit te groeien. Bij alle objecten van de drijvende teelt werd dit gewicht gehaald. De objecten van de referentieplanting in de vollegrond hadden kropgewichten die ver onder de 600 gram lagen. De oorzaak hiervan is dat de teeltperiode zeer droog was waardoor het lastig was de grond

voldoende vochtig te houden voor het gewas. De objecten met ‘Myrna’ met het reguliere bemestingsschema (13,3/5,3) hadden een gemiddeld kropgewicht dat ongeveer 200 gram hoger lag dan de objecten met een alternatief schema. Bij ‘Korbi’ was dit andersom, de objecten met de alternatieve bemestingsschema’s hadden gemiddelde kropgewichten die hoger lagen dan de objecten met het reguliere bemestingsschema (13,3/5,3). In tabel 80 staan de resultaten van de houdbaarheidstest van Vezet weergegeven.

Tabel 80

Resultaten houdbaarheidstest proef 11809, ‘Teelt de grond uit 2009-2013 Bladgewassen’, Ministerie van EZ, Productschap Tuinbouw en LTO Noord.

no object ras

koeling water

algemene indruk - aantal dagen na oogst en verwerking (*) 1 dag 2 dagen 3 dagen 4 dagen 5 dagen 6 dagen 7 dagen

1 N/K = 13,3/5,3 ‘Myrna’ nee 9 9 9 9 6 6 4

2 N/K = 13,3/5,3 ‘Myrna’ ja 9 9 9 9 7,5 5 4

3 N/K = 11/12 ‘Myrna’ nee 9 9 9 9 7,5 6 4

4 N/K = 11/7 ‘Myrna’ nee 9 9 9 9 7,5 6 4

5 referentie ‘Myrna’ nvt 9 9 9 7,5 5 4 1

(*) 9 = zeer goed, 1 = zeer slecht

De houdbaarheid van de objecten van de drijvende teelt waren vergelijkbaar met elkaar. Het geoogst product bleef gemiddeld tot 6 dagen houdbaar. De houdbaarheid van de

referentieplanting in de vollegrond viel tegen. Waarschijnlijk dat de droogtestress gedurende de teeltperiode hier debet aan is. In tabel 81 worden de resultaten van de droge-stof-analyses gepresenteerd.

Tabel 81

Resultaten droge-stof-analyse proef 11809, ‘Teelt de grond uit 2009-2013 Bladgewassen’, Ministerie van EZ, Productschap Tuinbouw en LTO Noord.

no object ras

koeling water

droge stof gehalte N gehalte K

(ds) % mmol/kg ds mmol/kg ds 1 N/K = 13,3/5,3 ‘Myrna’ nee 5,2 2.700 2.090 2 N/K = 13,3/5,3 ‘Myrna’ ja 5,8 3.250 2.127 3 N/K = 11/12 ‘Myrna’ nee 5,6 2.850 2.097 4 N/K = 11/7 ‘Myrna’ nee 5,4 3.000 2.209 5 referentieplanting ‘Myrna’ nvt 6,5 3.500 1.398

Tussen de objecten geteeld op het drijvend systeem waren weinig verschillen in droge stof, stikstof- en kaligehaltes. De referentieplanting in de vollegrond had een hoger gehalte droge stof en een lager gehalte kalium.