• No results found

INVENTARISATIE EN VEILIGHEIDSBEOORDELING VAN DROOGTEGEVOELIGE KADEN

Maximale vermeerdering van het potentieel neerslagtekort (gemiddeld in Nederland)

MONITORING VERLOOP HERBEVOCHTIGING ENKELE VEENKADEN

3.2.4 INVENTARISATIE EN VEILIGHEIDSBEOORDELING VAN DROOGTEGEVOELIGE KADEN

Bij de beheerders bestond onder andere behoefte aan een systematiek voor het rangschik-ken of prioriteren van de (geïnventariseerde) droogtegevoelige kaden op basis van de veronderstelde kwetsbaarheid. Deze rangschikking dient bij het opstellen van een inspectie-programma bij eventuele droogte, en betreft in zekere zin de vraag “Welke kaden eerst?”. Voor het opstellen van een dergelijk advies is een studie uitgevoerd, waarbij de stabiliteit van ca. 15 (veen-) kaden verspreid in het land tijdens droogte is beschouwd. Enkele resul-taten van de eerste fase van het onderzoeksprogramma vormen belangrijke bouwstenen bij deze studie, te weten:

• het overzicht van gebieden waar aanwezige kaden mogelijk droogtegevoelig zijn; • de kwalitatieve systematiek voor identificatie van mogelijk droogtegevoelige (veen-)

STOWA 2005-03 NAAR EEN DRAAIBOEK VOOR DROOGTE GEVOELIGE KADEN

34

Doel van de studie is tweeledig, het betreft een verificatie van de bruikbaarheid van de “Aandachtsgebieden veenkaden” kaart bij het prioriteren van kaden voor een inspectie-programma bij droogte een de verificatie (en zonodig aanvulling) van de kwalitatieve methode voor identificatie van droogtegevoelige kaden. Verificatie van de “Aandachtsgebie-den veenka“Aandachtsgebie-den” kaart betreft de vraag of de kaart (in zijn huidige vorm) een juist en volledig overzicht geeft van de gebieden waar droogtegevoelige kaden kunnen voorkomen. Tevens wordt gecontroleerd of de regionale informatie over de geohydrologie en veronder-stelde opbouw van de ondergrond en de kade (afgeleid van de ontstaansgeschiedenis) vol-doende nauwkeurig is voor een betrouwbare berekening van de stabiliteit van de kade tijdens droogte. Verificatie van de kwalitatieve methode richtte zich op de kade- en omge-vingskenmerken als indicatoren voor droogtegevoelige kaden.

Secundaire doelstelling is om zo mogelijk een kwantitatieve methodiek voor de bepaling van de droogtegevoeligheid of mogelijk kwetsbaarheid van de kaden af te leiden, voor een meer kwantitatieve rangschikking van de kaden.

Per beschouwde locatie (case) zijn steeds de volgende 3 stappen uitgevoerd:

1 vaststelling van de veronderstelde droogtegevoeligheid, zoals aangegeven in de “Aandachts-gebieden veenkaden” kaart, alsmede de vergelijking van lokale gegevens over de grond-waterstanden en opbouw van de kade en ondergrond met de regionale informatie (afgeleid van de onderliggende kaarten) hierover;

2 vaststelling van de veronderstelde droogtegevoeligheid van een kade volgens de (kwalita-tieve) methodiek op basis van kade- en gebiedskenmerken;

3 vergelijking van de beide (kwalitatief) afgeleide kwetsbaarheden voor droogte met een berekende afname van de stabiliteit van de beschouwde kaden tijdens droogte.

Aanvullend zijn de resultaten van alle cases onderling vergeleken, voor verificatie van de kade- en omgevingsindicatoren die erop duiden dat de stabiliteit van een kade mogelijk afneemt door droogte.

De stabiliteitsanalyse van stap 3 beschouwt de stabiliteit van een kade:

• zowel tijdens reguliere (natte) omstandigheden als extreem droge omstandigheden; • zowel op basis van regionale als lokale informatie over grondwaterstanden en de

opbouw van de kade en ondergrond.

Voor uitvoering van de stabiliteitanalyse is een voorlopige rekenregel vastgesteld. Deze vaststelling is nader beschreven in het kader “voorlopige rekenregel”.

Uit vergelijking van de regionale en lokale gegevens blijkt dat de onderliggende kaarten van de “Aandachtsgebieden veenkaden” kaart in grote lijn een redelijk betrouwbare inschatting geven van de bodemopbouw. De optredende stijghoogte in het watervoerende pakket wordt overwegend onvoldoende nauwkeurig voorspeld. Dit wordt met name veroorzaakt door de veelal betrekkelijk steile gradiënt van de stijghoogte juist ter plaatse van de kade, speciaal wanneer de boezem de grens vormt tussen het hoge land en dieper ontwaterde polders. Vaststelling van de kwetsbaarheid van een kade voor droogte volgens de kwalitatieve metho-diek komt redelijk overeen met de resultaten van de stabiliteitanalyse. Geconstateerd wordt echter dat de methodiek weinig onderscheidend is: veel kaden worden als zeker of mogelijk kwetsbaar voor droogte geclassificeerd. Dit wordt weliswaar grotendeels veroorzaakt door de selectie van de cases (overwegend alle cases zijn daadwerkelijk kwetsbaar voor droogte),

toch bestaat de indruk dat toepassing van de kwalitatieve methodiek doorgaans leidt tot de uitspraak dat kwetsbaarheid voor droogte niet valt uit te sluiten.

De conclusie ten aanzien van beide methoden is dan ook dat zowel de “Aandachtsgebieden veenkaden” kaart en de kwalitatieve methodiek een goede, eerste indicatie geven over mogelijk kwetsbare (veen-) kaden. Beide instrumenten zijn voldoende bruikbaar bij het prioriteren van de kaden in het kader van een inspectieprogramma bij droogte. Gezien het betrekkelijk gering onderscheidend vermogen resulteert naar verwachting een betrekkelijk grote groep kaden die zeker of mogelijk kwetsbaar zijn. Voor rangschikking van deze kaden op basis van de mate van kwetsbaarheid, alsmede voor de vraag of de kwetsbaarheid daadwerkelijk resulteert in het bezwijken van de kade, is zodoende een meer gedetailleerde analyse vereist.

Binnen de studie is zodoende vervolgens een kwantitatieve methodiek voor rangschikking van de kaden afgeleid, welke is gebaseerd op (de afname van) de opdrijfveiligheid. Onder-linge vergelijking van de resultaten van de verschillende cases heeft namelijk geresulteerd in de identificatie van de opdrijfveiligheid als indicator waarmee a-priori een goede inschatting van de kwetsbaarheid van de veiligheid van een kade voor droogte kan worden gedaan. Deze methodiek is beschreven in hoofdstuk 4 (en rapport 2004-17). Enkele resul-taten zijn gepresenteerd in figuur 3.6.

FIGUUR 3.6 AFNAME OPDRIJFVEILIGHEID EN MACROSTABILITEIT BINNENTALUD ALS GEVOLG VAN EXTREME VERDROGING EN EXTREME TOENAME STIJGHOOGTE IN HET BOVENSTE WATERVOEREND PAKKET

STOWA 2005-03 NAAR EEN DRAAIBOEK VOOR DROOGTE GEVOELIGE KADEN

36

rangschikking van de kaden voor inspectie tevens de gevolgen van een dergelijke doorbraak (het risico) dient te worden inbegrepen, hiertoe dienen eveneens lokale gegevens te worden beschouwd.

VOORLOPIGE REKENREGEL VOOR STABILITEITSANALYSE TEN AANZIEN VAN DE SITUATIE