• No results found

Vragen aan officieren van Justitie

1. Wat speelt mee, in volgorde van belang, om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke vrijheidsstraf met alleen de algemene voorwaarde (a), en met bijzondere voorwaarde(n) (b) te vorderen, qua

persoon van de verdachte? • Strafrechtelijk verleden

• Responsiviteit verdachte (ontvankelijkheid voor behandeling) • Berouw, proceshouding verdachte

• Aard delict

• Specifieke problematiek (verslaving, psychische pathologie, ‘lager wal’) • Kans op naleving van toe te passen interventie

• Anders…

2. Wat is daarin van doorslaggevend belang? Kunt u de rol van de voorlichtingsrapportage toelichten?

3. Welke delicten en welk ‘type’ personen komen speciaal in aanmerking voor een voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarde(n)? En welke delicten en ‘typen’ beslist niet?

4. Biedt de huidige wet voldoende, te weinig of te veel mogelijkheden voor de toepassing van de bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke modaliteiten?

5. Acht u het systeem van voorwaardelijke veroordeling voldoende effectief, selectief en geloofwaardig om te kunnen worden uitgebreid?

Wordt er naar uw mening voldoende consequent tenuitvoergelegd bij schending van de algemene voorwaarde (a), en bij de bijzondere voorwaarde (b)? Wat zijn inhoudelijke redenen om van een vordering TUL af te zien?

6. Wat zijn knelpunten bij toezicht en naleving van bijzondere voorwaarden, en bij de reactie van het OM daarop?

7. Hoe kijkt u/het OM aan tegen uitbreiding van de voorwaardelijke modaliteiten, en hoe tegen uitbreiding van de toepassing van bijzondere voorwaarden, meer speciaal:

Hoe kijkt u aan tegen een verlenging van de maximale duur van de vrijheidsstraf die gedeeltelijk voorwaardelijk kan worden opgelegd naar bijvoorbeeld vier jaar in plaats van de huidige drie (art. 14a Sr)?

De bijzondere voorwaarde wordt thans veel toegepast bij geweldsdelicten. Ziet u mogelijkheden voor uitbreiding bij (zwaardere typen) geweldsdelicten en/of bij een bredere toepassing ervan bij vermogensdelicten?

8. Bent u voorstander van een wettelijk kader voor een semi-voorwaardelijke modaliteit, om vrijheidsbeperkende maatregelen onder te vatten, zoals dagtrainingen en locatieverboden (waaronder het elektronisch toezicht)?

9. In het onderzoek zijn vier categorieën van bijzondere voorwaarden geformuleerd, waarvan de gedragsbeïnvloedende categorie verscheidene subcategorieën kent.

1. Vrijheidsbeperkende voorwaarden (locatieverbod of -gebod, partiële ontzegging van de rijbevoegdheid)

2. Gedragsbeïnvloedende voorwaarden

• behandeling in kliniek, ambulante behandeling

• zorgtraject gedragsverandering verslaving, drugs- en /of alcoholverbod • agressiebeheersing

• seksuele vorming

• sociale vorming (dagtraining, cursus sociale vaardigheden, Goldstein) • relationele vorming (relatie- of huiselijk-geweldtherapie)

• verbeteren maatschappelijk functioneren (cursus budgettering, schuldsanering,

schoolopleiding, arbeidstoeleiding, woontraining)

3. Voorwaarden gericht op herstel (schadevergoeding en – herstel, gesprekken met slachtoffer(s)) 4. Controlerende voorwaarden (elektronisch toezicht en meldingsplicht).

Ziet u een groeiende of een krimpende ‘markt’ voor deze interventies?

10. De laatste vraag is een open vraag naar aspecten die overweging of vermelding in het rapport verdienen en die hier niet, of in onvoldoende mate, aan de orde zijn geweest.

Bijlage 3

Interviewschema onderzoek toepassing voorwaardelijke

modaliteiten

Vragen aan rechters

1. Wat speelt mee, in volgorde van belang, om te kiezen voor een (gedeeltelijk) voorwaardelijke vrijheidsstraf met alleen de algemene voorwaarde (a), en met bijzondere voorwaarde(n) (b)? • Vordering officier van Justitie

• Reclasseringsrapport (indien aanwezig) • Voorstel raadsman (indien van toepassing) • Voorstel verdachte (indien van toepassing) • Eigen initiatief

• Anders…

Wat is daarin van doorslaggevend belang? Kunt u de rol van de voorlichtingsrapportage toelichten? 2. Wat speelt mee, in volgorde van belang, om te kiezen voor een (gedeeltelijk) voorwaardelijke

vrijheidsstraf met alleen de algemene voorwaarde (a), en met bijzondere voorwaarde(n) (b), qua

persoon van de dader/verdachte? • Strafrechtelijk verleden

• Responsiviteit dader/verdachte (ontvankelijkheid voor behandeling) • Berouw, proceshouding dader/verdachte

• Aard delict

• Specifieke problematiek (verslaving (drugs, alcohol, gokken), psychische pathologie) • Kans op naleving van toe te passen interventie

• Anders…

3. Welke delicten en welk ‘type’ personen komen speciaal in aanmerking voor een voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarde(n)? En welke delicten en ‘typen’ beslist niet? (De vraag wordt verderop gespecificeerd.)

4. Bent u specifiek in de formulering van de bijzondere voorwaarde in het vonnis? Waarom wel, of juist niet?

5. Biedt de huidige wet voldoende, te weinig of te veel mogelijkheden voor de toepassing van de bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijke modaliteiten?

6. Acht u het systeem van voorwaardelijke veroordeling voldoende effectief, selectief en geloofwaardig om te kunnen worden uitgebreid?

Wordt er naar uw mening voldoende consequent tenuitvoergelegd bij schending van de algemene voorwaarde (a), en bij de bijzondere voorwaarde (b)? Zijn er administratieve of andere praktische

7. Wat zijn voor de ZM belemmerende factoren bij het opleggen van bijzondere voorwaarden? Te denken valt aan het legaliteitsbeginsel, de rol van de reclassering, de rol van het OM inzake toezicht en vordering TUL, de ‘mentaliteit’ van de ervoor in aanmerking komende verdachten. 8. Hoe kijkt u/de ZM aan tegen uitbreiding van de voorwaardelijke modaliteiten, en hoe tegen

uitbreiding van de toepassing van bijzondere voorwaarden:

Hoe kijkt u aan tegen een verlenging van de maximale duur van de vrijheidsstraf die gedeeltelijk voorwaardelijk kan worden opgelegd naar bijvoorbeeld vier jaar in plaats van de huidige drie (art. 14a Sr)?

De bijzondere voorwaarde wordt thans veel toegepast bij geweldsdelicten. Ziet u mogelijkheden voor uitbreiding bij (zwaardere typen) geweldsdelicten en/of bij een bredere toepassing ervan bij vermogensdelicten?

Ziet u mogelijkheden voor uitbreiding door het opleggen van meer exotische vormen van bijzondere voorwaarden, zoals elektronisch toezicht en specifieke gedragsaanwijzingen? 9. Bent u voorstander van een wettelijk kader voor een semi-voorwaardelijke modaliteit, om

vrijheidsbeperkende maatregelen onder te vatten, zoals dagtrainingen en locatieverboden (waaronder het elektronisch toezicht)?

10. In het onderzoek zijn vier categorieën van bijzondere voorwaarden geformuleerd, waarvan de gedragsbeïnvloedende categorie verscheidene subcategorieën kent.

1. Vrijheidsbeperkende voorwaarden (locatieverbod of -gebod, partiële ontzegging van de rijbevoegdheid)

2. Gedragsbeïnvloedende voorwaarden

• behandeling in kliniek, ambulante behandeling

• zorgtraject gedragsverandering verslaving, drugs- en /of alcoholverbod • agressiebeheersing

• seksuele vorming

• sociale vorming (dagtraining, cursus sociale vaardigheden, Goldstein) • relationele vorming (relatie- of huiselijk-geweldtherapie)

• verbeteren maatschappelijk functioneren (cursus budgettering, schuldsanering, schoolopleiding, arbeidstoeleiding, woontraining)

3. Voorwaarden gericht op herstel (schadevergoeding en – herstel, gesprekken met slachtoffer(s))

4. Controlerende voorwaarden (elektronisch toezicht en meldingsplicht). Ziet u een groeiende of een krimpende ‘markt’ voor deze interventies?

11. De laatste vraag is een open vraag naar aspecten die overweging of vermelding in het rapport verdienen en die hier niet, of in onvoldoende mate aan de orde zijn geweest.

Bijlage 4

Interviewschema onderzoek toepassing voorwaardelijke

modaliteiten

Vragen aan reclasseringswerkers

Doelgroepen

- Kunt u aangeven welke doelgroepen er onderscheiden kunnen worden voor bijzondere voorwaarden?

Voorlichtingsrapportage en naleving interventies/programma’s

- Wat is de rol van de voorlichtingsrapportage bij de keuze voor bepaalde

interventies/programma’s? In hoeverre spelen de RISc-factoren een rol bij een positief of negatief advies?

- Wat ziet u als succes- en faalfactoren bij de naleving (persoon-, delict-, interventie-gerelateerd)?

- Slagen trajecten vaker als er een voorlichtingsrapport is gemaakt? - Wat zijn knelpunten bij het uitoefenen van de toezichtsfunctie?

- Op dit moment slaagt circa de helft van de toezichtstrajecten. Hoe zou de naleving van de bijzondere voorwaarden verbeterd kunnen worden?

- Wat is er veranderd in uw werk sinds de invoering van de outputsturing?

Rol van de rechter

- Zouden rechters specifieker in hun vonnis over de bijzondere voorwaarde mogen of moeten zijn, in die zin dat zij in het algemeen een nauwkeuriger omschrijving van de bijzondere voorwaarde zouden morgen of moeten geven? Zo ja, op welke terreinen?

- Zouden rechters ook dwingender morgen of moeten zijn in het opleggen van de bijzondere voorwaarde, of zouden zij sommige reclasseringsprogramma’s misschien zelfs als hoofdstraf moeten kunnen opleggen?

- Heeft de signatuur van de straf invloed op de slagingskans (bij voorw. straf is de celstraf een stok achter de deur, bij leerstraf niet (direct))

Uitbreidingsmogelijkheden

- Welke typen delinquenten worden momenteel niet doorverwezen naar de Reclassering? Waar komen deze personen terecht?

- Welke bestaande reclasseringsprogramma’s zijn in uw ogen verouderd en welke verdienen meer aandacht en toepassing?

- Wat zijn mogelijkheden voor uitbreiding van de toepassing van de bijzondere voorwaarde? Te denken valt aan andere typen delinquenten (doelgroepen; zwaardere delinquenten?), andere interventies/programma’s, langere trajecten etc.

Bijlage 5