• No results found

Vraag Antwoord

Heeft de respondent er bezwaar tegen als het gesprek opgenomen wordt? Wenst de respondent een gespreksverslag te ontvangen?

Deel 1: Open vragen

Vraag Doorvragen Antwoord

1. Kennismaking

Korte beschrijving functie Korte beschrijving school

Biedt de school diensten aan waarin het zich onderscheidt van andere scholen?

Hoelang werkzaam? Karakter van de school

Welke? Hoelang?

Hoe is dit tot stand gekomen? Hoe reageert men hierop? Ontwikkeling door de tijd heen?

2. Impact

overheidsinstrumenten

De overheid heeft

verschillende instrumenten ingezet om te stimuleren dat scholende ruimte hebben zich meer te profileren. Hoe ervaart de school deze ruimte?

Hoe is de situatie van de school hierdoor gewijzigd?

Welke maatregels meeste effect? Beperkingen?

Vergelijkingen oud- nieuw Welke stappen zijn gezet? Invloed financiële speelruimte? Geleid tot herschikking prioriteiten? Concrete voorbeelden?

3. Concurrentiepositie Welke scholen zijn als concurrenten

te beschouwen?

In hoeverre overlapt het aanbod? Hoe gaan de scholen met elkaar om?

4. Vraagkant

Welke motieven denkt u dat bij ouders en leerlingen een rol spelen bij de keuze voor uw school?

Hoe speelt de instelling daar op in?

Waar baseert u dit antwoord op? Wordt daar onderzoek naar gedaan of wordt dit algemeen aangenomen?

5. Hoe is de doelgroep

studenten te beschrijven waar de school zich op richt?

Breed, smal?

Onderneemt de school actie om nieuwe doelgroepen aan te spreken? Ontwikkeling door de tijd heen

6. Transparantie

109 wordt besteed aan het

transparant maken van het aanbod, bijvoorbeeld in de verplichte schoolgids, het schoolplan en het jaarverslag, maar ook in brochures en ander reclame materiaal?

Heeft dit in de loop der tijd aan belang gewonnen?

Ontwikkeling door de tijd heen

a. Invloed belanghebbenden

In welke mate medezeggenschap en horizontale dialoog?

Hoe gaat dit in zijn werk? Frequentie?

Ontwikkeling door de tijd heen

Deel 2: Meerkeuzevragen

Nr. Vraag Keuzemogelijkheden Toelichting

1. De nadruk van de school ligt op:

a. Vernieuwend onderwijs: de school

biedt meerdere diensten die in veel andere scholen niet te vinden zijn. b. De nadruk ligt sterk op kwaliteit. De school doen een beperkt aantal dingen, maar in deze dingen is zij uitzonderlijk goed.

c. De nadruk wisselt, afhankelijk van

de kansen en bedreigingen op dat moment. Dit kan het verbeteren van bestaande diensten zijn, maar ook het ontwikkelen van nieuwe diensten. 2. Hoeveel tijd wordt er besteed

aan het monitoren van mogelijke veranderingen in regelgeving/context factoren en mogelijke veranderingen in de vraag?

a. Veel. De school hecht hier grote

waarde aan.

b. Zo nu en dan. Het is geen

gewoonte maar er wordt aandacht aan besteedt.

c. Sporadisch. De school besteedt

hier weinig tijd aan. 3. Een belangrijke reden dat

leerlingen voor deze school kiezen is:

a. De school richt zich op een

relatief kleine doelgroep waardoor zij onderwijs realiseert dat goed

aansluit.

b. Het vermogen om ons te

onderscheiden in de diensten die we aanbieden.

c. Beide van bovenstaande, dan wel

geen van beide. 4. Het management van de

school richt zich met name op:

a. Het zoeken naar nieuwe kansen en

mogelijkheden.

b. De zaken die op dat moment de

meeste aandacht verdienen gezien de kansen en problemen die op dat moment spelen.

c. De beheersing van de kosten en het

bewaken van de kwaliteit. 5. De school lost problemen op

door:

a. Het zo spoedig mogelijk oplossen

van problemen die op dat moment om aandacht vragen.

110 grondig geanalyseerd alvorens men

mogelijke oplossingen overweegt.

c. Sommige problemen worden ad

hoc opgelost terwijl anderen eerst grondig doorgelicht worden. 6. De organisatie is het beste te

beschrijven als:

a. Decentraal. Medewerkers worden

gestimuleerd betrokken te raken in de besluitvorming.

b. Zeer centraal. Vrijwel alle

verantwoordelijkheid ligt bij het management.

c. Hier tussen in

7. In welke mate maakt de school gebruik van

managementsystemen om de organisatie te beheersen?

a. Veel. De school hecht hier grote

waarde aan.

b. Zo nu en dan. Het is geen

gewoonte maar er wordt aandacht aan besteed.

c. Sporadisch. De school besteedt

hier nauwelijks tijd aan. 8. In hoeverre is de organisatie

in staat haar eigen koers te volgen?

a. Binnen de wettelijk gestelde

kaders lukt het de school, al dan niet in samenspraak met

belanghebbenden, haar eigen beleid te bepalen en deze te volgen.

b. De school loopt er telkens tegen

aan dat het volgen van een koers sterk bemoeilijkt wordt doordat andere partijen de school tot veranderingen dwingen. 9. Hoe staat de school

tegenover verandering?

a. Wanneer de verwachting is dat

(ingrijpende) verandering leidt tot verbetering, grijpt de school deze met beide handen aan en voert zij deze in hoog temp door.

b. De school is zeer voorzichtig met

veranderingen.

c. Hier tussen in. Verandering kan

goed zijn, maar vaak hangt verbetering samen met kleine aanpassingen van het bestaande in plaats van het radicaal omgooien van het roer.

10. In hoeverre is de school bereid risico’s te nemen in ondere andere de verdeling van bronnen en de keuze voor diensten en markten.

a. De school neemt niet graag risico’s b. De school grijpt graag nieuwe

kansen aan. Dit gaat nu eenmaal gepaard met risico’s.

c. Enerzijds tracht de school grote

risico’s te vermijden, anderzijds vragen urgente kansen en

bedreigingen soms om drastische maatregelen die risico’s met zich mee brengen.

111