• No results found

Interview ronde 1

Heb je zin om mee te doen aan het onderzoek?

Helemaal niet Niet echt Neutraal Een beetje Ja

Praat je liever met een volwassenen of met een leeftijdsgenoot? En waarom?

……… ……… ……….

Lijkt het je leuk om te praten met leeftijdsgenoten?

Helemaal niet Niet echt Neutraal Een beetje Ja

Praat je wel eens over jezelf?

Nooit Weinig Neutraal Een beetje Ja

Praat je wel eens over je gevoelens?

Nooit Weinig Neutraal Een beetje Ja

Denk je wel eens na over jezelf?

Nooit Weinig Neutraal Een beetje Ja

Denk je wel eens na over je gedrag?

Nooit Weinig Neutraal Een beetje Ja

Ben je wel eens bezig om jezelf te ontwikkelen?

Denk je wel eens na over je toekomst?

Nooit Weinig Neutraal Een beetje Ja

Hoe zou je jezelf nu beschrijven?

……… ……… ……….

Hoe zie jij jezelf over vijf jaar?

……… ……… ……….

Wat heb je nodig om dit te bereiken?

……… ……… ……….

Wat heb je nu nodig in je leven?

……… ……… ……….

Wat vind je nu belangrijk in je leven?

……… ……… ……… Wat zou je willen leren tijdens de bijeenkomsten?

……… ……… ………

Hoe zou jij het dilemma van Hans nu oplossen?

……… ……… ………. ……… ……… ……….

Wat vond je van dit gesprek?

……… ……… ………

Interview ronde 2

Hoe heb je de bijeenkomsten ervaren?

Stom Niet echt leuk Neutraal Een beetje leuk Leuk

Welke activiteit vond je het leukst?

……… ……… ……….

Welke activiteit vond je het minst leuk?

……… ……… ………. Hoe vond je het om met leeftijdsgenoten te praten?

Stom Niet echt leuk Neutraal Een beetje leuk Leuk

Heb je gemerkt dat je makkelijk met leeftijdgenoten praat?

Nee Niet echt Neutraal Een beetje Ja

Ben je door de bijeenkomsten meer over jezelf na gaan denken?

Nee Niet echt Neutraal Een beetje Ja

Ben je door de bijeenkomsten makkelijker over jezelf gaan praten?

Nee Niet echt Neutraal Een beetje Ja

Ben je door de bijeenkomsten meer over gaan nadenken over je gedrag?

Vind je het nu makkelijker om over je gevoel te praten?

Nee Niet echt Neutraal Een beetje Ja

Hoe zou je jezelf nu beschrijven?

……… ……… ……….

Heb je het gevoel dat je veranderd bent?

Nee Niet echt Neutraal Een beetje Ja

Wat is er veranderd aan jou?

……… ……… ………. Heb je iets geleerd van de bijeenkomsten?

……… ……… ………. Wat vind je nu belangrijk in je leven?

……… ……… ……….

Hoe zou jij het dilemma van Hans nu oplossen? ……… ……… ………. ……… ……… ……….

Bijlage 2 De bijeenkomsten

Bijeenkomst 1 “Communicatie”

Het doel:

Ik wil de jongeren communicatievaardigheden aanleren, leren hoe ze naar elkaar moeten luisteren en hoe ze met elkaar kunnen praten. Dit is van belang omdat ik wil dat ze tijdens de bijeenkomsten leren van elkaar en om dat te kunnen, moeten zij in staat zijn om goed te kunnen praten en luisteren.

Kennis:

De bijeenkomst begint met een kleine theoretische achtergrond over communicatie, waarvan de jongeren kunnen leren. De jongeren kunnen kennis opdoen over wat communicatie is. Wat is communicatie? Communicatie is het in contact treden met de ander. De functies van communicatie zijn: contact leggen, gedachten en emoties uiten en je mening verwoorden. (Hoogeveen en Winkelers, 2008, p. 104)

Bij communicatie is er sprake van een zender en een ontvanger. De zender vertelt een

boodschap en de ontvanger ontvangt de boodschap. Dit is eenzijdige communicatie. Er is ook tweezijdige communicatie. Hierbij kan de ontvanger om uitleg vragen aan de zender, maar ook verwoorden hoe hij over de ontvangen boodschap denkt.

Vaardigheden:

De vaardigheid van deze bijeenkomst is dat de jongeren kunnen leren hoe ze met elkaar kunnen praten en hoe ze naar elkaar kunnen luisteren. Ze kunnen leren hoe ze een boodschap moeten vertellen en hoe ze een boodschap kunnen ontvangen.

Houding:

Ik wil de jongeren leren hoe ze een open houding naar elkaar toe kunnen hebben. Door een open houding aan te nemen, zijn de jongeren ontvankelijk voor hetgeen wat de ander verteld en kunnen ze beter van elkaar leren.

Activiteit:

We beginnen de activiteit met eenzijdige communicatie in de vorm van een zinslang. Hierbij wordt een zin doorgefluisterd naar iedereen in de groep. Ik begin deze zinslang doordat ik de zin in het oor van een jongere fluister. De jongere fluistert de zin door naar de ander, deze weer naar een ander. Dit proces gaat net zolang door tot dat de zin weer bij mij aankomt. Het doel van deze opdracht is dat de jongeren leren hoe ze een boodschap moeten overbrengen en naar de boodschap moeten luisteren.De zinnen:

“Tijdens carnaval heb ik gefeest en gebeest en nu ben ik helemaal kapot.” “Ik knuffel met mijn knuffel als ik s nachts in bed lig.”

“In een pashokje draai ik net zo vaak rond totdat ik er duizelig van wordt.”

De tweede activiteit heeft als doel om een boodschap goed over te brengen en wederom om de boodschap goed te ontvangen. Een jongere krijgt een afbeelding voor zich en beschrijft deze aan de andere jongeren. De beschrijving moet in één zin. Zodat ze de boodschap, het voorwerp, kort en bondig omschrijven. Aan de hand van de beschrijving moeten de

ontvangers de tekening raden. De ontvangers mogen nog niet om meer uitleg vragen. Het is een vorm van eenzijdige communicatie.

De afbeeldingen zijn van een stoel, een boom, een televisie, een vliegtuig, een spijkerbroek en geld.

De derde activiteit is ook tweezijdige communicatie. De zender moet iets uitbeelden. De ontvangers mogen om meer uitleg vragen. De zender moet net zolang blijven uitbeelden totdat een van de ontvangers hetgeen raadt wat de zender uitbeeldt. Het doel van de activiteit is dat de jongeren leren hoe ze tekens en lichaamstaal moeten interpreteren. Ze moeten luisteren naar hetgeen wat de zender wilt vertellen zonder woorden te gebruiken. De dingen die worden uitgebeeld zijn:

Haren kammen, fietsen, schilderen, eten, bellen en computerspel spelen.

Bij de vierde activiteit moet de zender een emotie verwoorden zonder de emotie letterlijk te noemen. Deze oefening wordt meerdere malen gedaan zodat meerdere emoties beschreven worden. Dit heeft als doel om een emotie te verwoorden.

De emoties: boosheid, verdriet, blijdschap, bang, verbaasd, angst, verliefd zijn en enthousiast. De laatste activiteit staat in het teken van open communiceren en luisteren naar elkaars

mening. De opdracht heet “De dialoog”. Hierbij moeten de jongeren gezamenlijk een vraag beantwoorden. Ik heb gekozen voor drie vragen.

Wanneer is een leugen gerechtvaardigd? Wanneer is het goed om te blowen? Wanneer is stelen gerechtvaardigd?

Deze vraag gaan de jongeren met elkaar oplossen. Ze moeten samen tot een antwoord komen op deze vraag. Ze moeten de eigen mening inbrengen, maar ook tot een consensus komen. De jongeren gaan de dialoog aan met elkaar.

De jongeren krijgen allemaal 10 post-its. Deze moeten ze allemaal gebruiken. Elke keer dat je iets zegt, moet je een post-it voor je op tafel leggen. Op deze manier komt iedereen even vaak aan de beurt. Als de post-its op zijn, moeten de jongeren gezamenlijk een antwoord kunnen geven.

De bijeenkomst sluiten we af door een knuffelkaartje te trekken. Elke jongeren trekt een kaartje, vertelt wat er op het kaartje staat en wat hij denkt dat de boodschap betekend.