• No results found

Interpretatie resultaten met betrekking tot hypothese 2 en 3

5.5 Interpretatie resultaten

5.5.2 Interpretatie resultaten met betrekking tot hypothese 2 en 3

Om een uitspraak te doen over hypothese 2, over de beloningsstructuur van een CEO, wordt er gekeken naar de variabele INCENTIVE_RATIO. De coëfficiënt van deze variabele is in het DTAX model significant positief, met een significantieniveau van 10%. Dit betekent dat volgens deze analyse een hogere sensitiviteit van de (equity)beloningen van een CEO van invloed is op de mate van agressieve belastingontwijking van een bedrijf. Hoe hoger de (equity)beloningen van een CEO, hoe hoger de mate van agressieve belastingontwijking wordt. In het CETR/ETR model is de coëfficiënt van INCENTIVE_RATIO significant negatief. Dit betekent dus dat de CETR ten opzichte van de ETR afneemt. Zowel de bevindingen van het DTAX model als van het CETR/ETR model sluiten dus aan op de hypothese die op basis van het theoretisch kader is

geformuleerd. Hypothese 2 kan hiermee worden aangenomen en de nulhypothese wordt daarmee verworpen.

Voor hypothese 3 dient er gekeken te worden naar de variabele CEO-EXP. Deze variabele staat voor de lengte van de ambtstermijn van de CEO van het bedrijf. Als controlevariabele is CEO-AGE toegevoegd, die de leeftijd van de CEO aangeeft. Zowel CEO-EXP als CEO-AGE hebben in het DTAX model een kleine negatieve coëfficiënt en deze zijn beide niet significant. In het CETR/ETR model is de coëfficiënt van CEO-EXP echter significant negatief. Het resultaat van het CETR/ETR model is in lijn met hypothese 3. Daarbij dient gezegd te worden dat CETR/ETR een meer algemene maatstaf is om belastingontwijking te meten.

Er wordt dus geen unanieme ondersteuning gevonden voor hypothese 3, die veronderstelde dat naarmate de ervaring van een CEO toeneemt, het bedrijf meer aan agressieve belastingontwijking zou doen. Hypothese 3 kan niet worden aangenomen en de nulhypothese wordt niet verworpen. Een mogelijke verklaring voor het ontbreken van een verband tussen agressieve belastingontwijking en de lengte van de ambtstermijn n van een CEO, zou kunnen zijn dat de effecten van ervaring van een CEO, die een negatieve invloed hebben op de mate van agressieve belastingontwijking, de positieve effecten neutraliseren. Zo zou de zelfoverschatting groter zijn bij CEO’s met een korter dienstverband, waardoor het bedrijf meer risico’s neemt (Christoffersen & Sarkissian, 2000; Gervais & Davis, 2001). Mogelijk is dit neutraliserende effect kleiner (of niet aanwezig) voor belastingontwijking in het algemeen, in plaats van de risicovolle belastingontwijking.

6 Conclusie

In dit onderzoek is onderzocht in hoeverre de risicovoorkeuren van een CEO van invloed zijn op de mate van agressieve belastingontwijking. Er is onderzocht in hoeverre het geslacht van een CEO van invloed is op de mate van agressieve belastingontwijking van een bedrijf. Agressieve belastingontwijking wordt gezien als een risicovolle handeling. Uit voorgaand onderzoek blijkt namelijk dat vrouwen over het algemeen meer risicoavers zijn dan mannen. Ook bleek in eerder onderzoek dat het geslacht van een CFO van invloed kan zijn op de mate van agressieve belastingontwijking. Er is tevens literatuur die stelt dat de persoonlijke kenmerken van een CEO van invloed zijn op de beslissingen die een bedrijf maakt en risico’s die het bedrijf loopt. Dit onderzoek probeert dus wetenschappelijk bewijs te verzamelen dat het geslacht van de CEO van invloed is op de mate van agressieve belastingontwijking van een bedrijf.

Om een uitspraak te kunnen doen over de invloed van het geslacht van een CEO, is er een regressiemodel gebruik om agressieve (permanente) belastingontwijking te meten. Dit is het DTAX model, zoals dat ook is gebruikt door onder andere Frank, Lynch, en Rego (2009) en Francis e.a. (2014). Het model probeert een inschatting te geven van de permanente discretionaire belastinglatenties. Voor dit onderzoek is vervolgens van beursgenoteerde bedrijven uit de Verenigde Staten gegevens over onder andere het geslacht van de CEO verzameld. Uit de regressieanalyse blijkt echter geen significant verband tussen het geslacht van de CEO en de mate van agressieve belastingontwijking van een bedrijf. Mogelijk verklaart het lage aantal vrouwelijke CEO’s de afwezigheid van een verband. Ook het lage percentage vrouwen in het topmanagement van bedrijven zou een oorzaak kunnen zijn van het gebrek aan een verband. Verder is het mogelijk dat de vrouwen die CEO van een beursgenoteerd Amerikaans bedrijf zijn, niet minder risicoavers zijn dan hun mannelijke collega’s.

Verder is er in dit onderzoek ook aandacht besteed aan het verband tussen de hoogte van beloningen van een CEO en de mate van agressieve belastingontwijking. Er is onderzocht in hoeverre de equity-beloningen van een CEO van invloed zijn op de mate van agressieve belastingontwijking. Er is een significant positief verband aangetroffen tussen de hoogte van deze beloningen en de mate van agressieve belastingontwijking. Dit sluit aan op de bevindingen in voorgaande literatuur over dit onderwerp.

Ook is er in dit onderzoek aandacht besteed aan het verband tussen de lengte van de ambtstermijn van een CEO en de mate van agressieve belastingontwijking van een bedrijf. Volgens voorgaande literatuur zou de lengte van de ambtstermijn van een CEO van positieve invloed zijn op de mate waarin een bedrijf risico’s neemt. In dit onderzoek is geen verband aangetroffen tussen

de lengte van de ambtstermijn van een CEO en de mate van agressieve belastingontwijking. Wel wordt er een verband aangetroffen tussen de lengte van de ambtstermijn van een CEO en belastingontwijking in het algemeen, zonder de focus op de agressieve kant.

Een verklaring voor het ontbreken van een verband tussen de lengte van de ambtstermijn van een CEO en agressieve belastingontwijking, is dat mogelijk de positieve effecten van de lengte van de ambtstermijn van een CEO geneutraliseerd worden door potentiele negatieve effecten. Positieve effecten die in de literatuur genoemd worden, zijn de toename van kennis en kunde van de CEO en het rekening houden met carrièregevolgen aan het begin van een carrière, waardoor er in het begin minder risico wordt genomen (Simsek, 2007; Chen & Zheng, 2012). Negatieve effecten zou de mate van zelfoverschatting kunnen zijn, die kan leiden tot het nemen van meer risico’s door het bedrijf (Christoffersen & Sarkissian, 2000; Gervais & Odean, 2001). Mogelijk zijn deze effecten minder sterk voor belastingontwijking in het algemeen, waardoor er voor algemene belastingontwijking wel een verband wordt aangetroffen.

Dit onderzoek kent een aantal beperkingen. Zo is agressieve belastingontwijking slechts met één soort model (DTAX) gemeten. Het zou dus kunnen dat andere maatstaven voor agressieve belastingontwijking (voor zover die er zijn) een ander resultaat laten zien dan in dit model. Als extra maatstaf is gebruik gemaakt van CETR/ETR, maar dit is een maatstaf voor belastingontwijking in het algemeen. De maatstaf is niet gefocust op de risicovolle belastingontwijking en dus kunnen de resultaten van het CETR/ETR niet doorslaggevend zijn voor de conclusies die getrokken worden over agressieve belastingontwijking. De resultaten geven een indicatie en zijn van ondersteunende aard. Verder is dit onderzoek gericht op Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven. Er is niet gekeken naar niet-beursgenoteerde bedrijven en bedrijven in bijvoorbeeld Europa. Ook heeft dit onderzoek zich gefocust op één specifiek kenmerk van een CEO, die van invloed kan zijn op de risicovoorkeuren van deze persoon, namelijk het geslacht.

Toekomstig onderzoek kan gericht zijn op andere maatstaven voor agressieve belastingontwijking. Ook kan er onderzoek worden gedaan naar bedrijven in andere delen in de wereld dan de Verenigde Staten. Verder kan er onderzoek worden gedaan naar kenmerken van het topmanagement als geheel, in plaats van slechts te kijken naar de CEO van een bedrijf. Verder kan er mogelijk op een andere manier naar risicovoorkeuren (van een CEO) gekeken worden. In dit onderzoek is ingegaan op het geslacht van een CEO. Vervolgonderzoek kan zich focussen op mogelijk andere persoonskenmerken (van een CEO) die van invloed van op de risicovoorkeuren van een persoon.

Referenties

Adams, R. B., & Ferreira, D. (2009). Women in the boardroom and their impact on governance and performance. Journal of Financial Economics, 94(2), 291–309. https://doi.org/10.1016/j.jfineco.2008.10.007

Armstrong, C. S., Blouin, J. L., Jagolinzer, A. D., & Larcker, D. F. (2015). Corporate governance, incentives, and tax avoidance. Journal of Accounting and Economics, 60(1), 1-17.

Badertscher, B. A., Katz, S. P., & Rego, S. O. (2013). The separation of ownership and control and corporate belastingontwijking. Journal of Accounting and Economics, 56(2–3), 228–250. https://doi.org/10.1016/j.jacceco.2013.08.005

Beckmann, D., & Menkhoff, L. (2008). Will Women Be Women? Analyzing the Gender Difference among Financial Experts. Kyklos, 61(3), 364–384. https://doi.org/10.1111/j.1467-6435.2008.00406.x

Bernasek, A., & Shwiff, S. (2001). Gender, Risk, and Retirement. Journal of Economic Issues, 35(2), 345–356.

Borghans, L., Golsteyn, B. H. H., Heckman, J. J., & Meijers, H. (2009). Gender Differences in Risk Aversion and Ambiguity Aversion. Journal of the European Economic Association, 7(2/3), 649– 658.

Chen, D., & Zheng, Y. (2014). CEO tenure and risk-taking. Global Business and Finance Review, 19(1), p1-27.

Chen, S., Chen, X., Cheng, Q., & Shevlin, T. (2010). Are family firms more tax aggressive than non-family firms? Journal of Financial Economics, 95(1), 41–61. https://doi.org/10.1016/j.jfineco.2009.02.003

Christoffersen, S., & Sarkissian, S. (2002). Location overconfidence. McGill University.

Croson, R., & Gneezy, U. (2009). Gender Differences in Preferences. Journal of Economic Literature, 47(2), 448–474. https://doi.org/10.1257/jel.47.2.448

Desai, M. A., & Dharmapala, D. (2006). Corporate belastingontwijking and high-powered incentives. Journal of Financial Economics, 79(1), 145–179. https://doi.org/10.1016/j.jfineco.2005.02.002

Desai, M. A., & Dharmapala, D. (2009). CORPORATE BELASTINGONTWIJKING AND FIRM VALUE. Review of Economics and Statistics, 91(3), 537–546.

Dyreng, S. D., Hanlon, M., & Maydew, E. L. (2008). Long-Run Corporate Belastingontwijking. Accounting Review, 83(1), 61–82.

Francis, B., Hasan, I., Qiang Wu, & Meng Yan. (2014). Are Female CFOs Less Tax Aggressive? Evidence from Tax Aggressiveness. Journal of the American Taxation Association, 36(2), 171– 202. https://doi.org/10.2308/atax-50819

Francis, B., Hasan, I., Park, J. C., & Wu, Q. (2015). Gender Differences in Financial Reporting Decision Making: Evidence from Accounting Conservatism. Contemporary Accounting Research, 32(3), 1285–1318. https://doi.org/10.1111/1911-3846.12098

Frank, M. M., Lynch, L. J., & Rego, S. O. (2009). Tax Reporting Aggressiveness and Its Relation to Aggressive Financial Reporting. Accounting Review, 84(2), 467–496.

Gaertner, F. B. (2014). CEO After‐ Tax Compensation Incentives and Corporate Tax Avoidance. Contemporary Accounting Research, 31(4), 1077-1102.

Ge, W., Matsumoto, D., & Zhang, J. L. (2011). Do CFOs Have Style? An Empirical Investigation of the Effect of Individual CFOs on Accounting Practices*. Contemporary Accounting Research, 28(4), 1141–1179. https://doi.org/10.1111/j.1911-3846.2011.01097.x

Gervais, S., & Odean, T. (2001). Learning to be overconfident. Review of Financial studies, 14(1), 1-27.

Hanlon, M., & Heitzman, S. (2010). A review of tax research. Journal of Accounting and Economics, 50(2–3), 127–178. https://doi.org/10.1016/j.jacceco.2010.09.002

Hanlon, M., & Slemrod, J. (2009). What does tax aggressiveness signal? Evidence from stock price reactions to news about tax shelter involvement. Journal of Public Economics, 93(1–2), 126– 141. https://doi.org/10.1016/j.jpubeco.2008.09.004

Huang, J., & Kisgen, D. J. (2013). Gender and corporate finance: Are male executives overconfident relative to female executives? Journal of Financial Economics, 108(3), 822–839. https://doi.org/10.1016/j.jfineco.2012.12.005

Jianakoplos, N. A., & Bernasek, A. (1998). Are Women More Risk Averse? Economic Inquiry, 36(4), 620–630. https://doi.org/10.1111/j.1465-7295.1998.tb01740.x

Lanis, R., & Richardson, G. (2011). The effect of board of director composition on corporate tax aggressiveness. Journal of Accounting and Public Policy, 30(1), 50–70. https://doi.org/10.1016/j.jaccpubpol.2010.09.003

Locke, P. R., & Mann, S. C. (2003). Prior outcomes and risky choices by professional traders. Unpublished working paper, George Washington University, Washington, DC.

Malmendier, U., & Tate, G. (2005). CEO Overconfidence and Corporate Investment. Journal of Finance, 60(6), 2661–2700.

Malmendier, U., & Tate, G. (2008). Superstar CEOs. Law and Economics Workshop. Geraadpleegd van http://escholarship.org/uc/item/4jr5p6p0

Maxfield, S., Shapiro, M., Gupta, V., & Hass, S. (2010). Gender and risk: women, risk taking and risk aversion. Gender in Management: An International Journal, 25(7), 586-604.

McGuire, S. T., Dechun Wang, & Wilson, R. J. (2014). Dual Class Ownership and Tax Avoidance. Accounting Review, 89(4), 1487–1516. https://doi.org/10.2308/accr-50718

Olsen, R. A., & Cox, C. M. (2001). The Influence of Gender on the Perception and Response to Investment Risk: The Case of Professional Investors. Journal of Psychology and Financial Markets, 2(1), 29–36. https://doi.org/10.1207/S15327760JPFM0201_3

Powell, M., & Ansic, D. (1997). Gender differences in risk behaviour in financial decision-making: An experimental analysis. Journal of Economic Psychology, 18(6), 605–628. https://doi.org/10.1016/S0167-4870(97)00026-3

Rego, S. O., & Wilson, R. (2012). Equity risk incentives and corporate tax aggressiveness. Journal of Accounting Research, 50(3), 775-810.

Simsek, Z. (2007). CEO tenure and organizational performance: An intervening model. Strategic Management Journal, 28(6), 653-662.

Wilson, R. J. (2009). An Examination of Corporate Tax Shelter Participants. Accounting Review, 84(3), 969–999.