• No results found

(Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen) De voorgestelde wijziging in artikel 11 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij

In document Visie op kansspelen op afstand 3.1 (pagina 109-112)

gegevens te boeken welke voor de heffing van de belasting van belang zijn. Van de in dit artikel opgenomen delegatiebepaling is geen gebruik gemaakt en er bestaat ook geen voornemen om hiervan in de toekomst gebruik te gaan maken. De administratieplicht van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) verplicht

administratieplichtigen al om een zodanige administratie te voeren dat daaruit de voor de heffing van kansspelbelasting van belang zijnde gegevens blijken. Om bovenstaande redenen wordt voorgesteld om artikel 5b van de Wet KSB te laten vervallen.

Onderdeel K (artikel 7)

Het huidige artikel 7, eerste lid, van de Wet KSB legt specifieke administratieve

verplichtingen op aan de inhoudingsplichtige van artikel 6 van die wet. Hij moet een register bijhouden waarin de gegevens met betrekking tot het kansspel op een voorgeschreven wijze worden bijgehouden. Hierbij wordt op grond van artikel 2 van de Uitvoeringsbeschikking kansspelbelasting nog steeds uitgegaan van het schrijven van de gegevens in een register op bladen. Dit is niet meer van deze tijd. Bovendien is deze verplichting overbodig vanwege de administratieplicht van artikel 52 van de AWR. Daarom wordt voorgesteld artikel 7, eerste lid, van de Wet KSB te laten vervallen.

Het huidige artikel 7, tweede lid, van de Wet KSB verplicht de inhoudingsplichtige om op een voorgeschreven wijze op verzoek een bewijsstuk te geven aan de prijswinnaar die de prijs tot de winst uit onderneming rekent. Een prijs zal echter vrijwel nooit tot de winst uit

onderneming worden gerekend, waardoor verrekening van de kansspelbelasting met de inkomstenbelasting vrijwel nooit voorkomt. Als deze situatie zich in een uitzonderlijke situatie toch voordoet, kan aangenomen worden dat de Nederlandse loterijorganisatie kansspelbelasting heeft ingehouden. Het voorschrijven hoe in die uitzonderlijke situatie het bewijs van inhouding kan worden verkregen is dus overbodig. Voorgesteld wordt om genoemde bepaling te laten vervallen.

Artikel III (Algemene wet inzake rijksbelastingen)

Op grond van het huidige artikel 67ca, eerste lid, onderdeel b, van de AWR begaat degene die niet voldoet aan de verplichting die aan hem bij of krachtens artikel 7, tweede lid, van de Wet KSB is opgelegd, een verzuim ter zake waarvan de inspecteur hem een bestuurlijke boete kan opleggen. Vanwege het vervallen ingevolge dit wetsvoorstel van artikel 7, tweede lid, van de Wet KSB, wordt artikel 67ca, eerste lid, onderdeel b, van de AWR overbodig en kan derhalve vervallen.

Artikel IV (Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen) De voorgestelde wijziging in artikel 11 van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen betreft een aanpassing van een verwijzing die samenhangt met de in dit wetsvoorstel voorgestelde wijziging van artikel 67a van de AWR.

Artikel V (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen)

Het doel van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) is het voorkomen van het faciliteren door het openbaar bestuur van georganiseerde criminaliteit. Mede met het oog hierop voorziet de Wet Bibob erin dat het bestuur – in dit geval de kansspelautoriteit - zich kan laten adviseren over de risico’s van criminele

facilitering in een concreet geval (het aangaan of beëindigen van een rechtsverhouding) door het Bureau Bibob. Het Bureau raadpleegt en analyseert gegevens die afkomstig zijn uit

verschillende bronnen. Het gaat dan zowel om gegevens over betrokkenheid bij gepleegde strafbare feiten van de vergunningaanvrager zelf als van diens zakelijke omgeving zoals gedefinieerd in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob.

In de Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob (Wet van 28 maart 2013, Stb. 125, Kamerstukken 32 676) is in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet Bibob een subonderdeel 11

opgenomen dat betrekking heeft op de exploitatie- en aanwezigheidsvergunningen voor speelautomaten (artikelen 30b en 30h van de Wet op de kansspelen). In die evaluatie- en uitbreidingswet is (met de aanpassing van de artikelen 30e, 30f, 30k en 30l van de Wok) ook een wettelijke basis opgenomen om die vergunningen te weigeren of in te trekken in de gevallen en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. In dit voorstel tot regulering van kansspelen op afstand zijn vergelijkbare bepalingen voorgesteld die ertoe strekken hetzelfde te regelen voor de vergunningen tot het organiseren van kansspelen op afstand.

Het voorgestelde artikel V strekt er toe dat de vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand onder de Wet Bibob komen te vallen. Om te voorkomen dat deze vergunningen zouden kunnen worden aangegrepen voor criminele activiteiten, is het noodzakelijk dat behoefte aan de mogelijkheid om het instrumentarium van de Wet Bibob te kunnen toepassen.

Hierdoor wordt bijvoorbeeld voorkomen dat een ondernemer aan wie een vergunning voor de exploitatie van speelautomaten na toepassing van het Bibob-instrumentarium is geweigerd, zich vervolgens kan richten op het aanbieden van kansspelen op afstand.

Artikel VI (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme)

De voorgestelde aanpassing van artikel 1, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 16o, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) strekt ertoe ook de aanbieder van kansspelen op afstand onder de reikwijdte van die wet te brengen. Op dit moment is, voor zover hier relevant, alleen de natuurlijke persoon, rechtspersoon of

vennootschap die beroeps- of bedrijfsmatig een speelcasino in de zin van artikel 27g, tweede lid, van de Wet op de kansspelen organiseert, een “instelling” in de zin van de Wwft. De voorgestelde aanvulling heeft tot gevolg dat de verplichtingen die uit de Wwft voortvloeien – onder meer identificatie van spelers, een cliëntonderzoek en melding van ongebruikelijke transacties – ook komen te rusten op degenen die in Nederland kansspelen op afstand organiseren.

Artikel VII (Handelsregisterwet 2007)

De in de artikelen 9 tot en met 14 van de Handelsregisterwet 2007 genoemde gegevens zijn authentieke gegevens (artikel 15 van die wet), die door een bestuursorgaan, dat bij de vervulling van zijn taak informatie over een onderneming of rechtspersoon nodig heeft, moeten worden gebruikt (artikel 30). Het gaat hierbij om gegevens met betrekking tot

ondernemingen (artikel 9), rechtspersonen aan wie een onderneming toebehoort (artikelen 10, eerste lid, jo 12), natuurlijke personen aan wie een onderneming toebehoort (artikel 10, tweede lid), degenen aan wie een onderneming toebehoort, die geen rechtspersoon naar Nederlands recht en geen natuurlijke persoon is (artikel 10, derde lid), vestigingen van een onderneming (artikel 11, eerste lid), rechtspersonen aan wie geen onderneming toebehoort (artikel 12), activiteiten van een rechtspersoon waaraan geen onderneming toebehoort (artikel 13) en vestigingen van een rechtspersoon waaraan geen onderneming toebehoort (artikel 14, eerste lid).

Het gebruik van deze gegevens door de kansspelautoriteit is noodzakelijk voor de

voorbereiding van besluiten op aanvragen tot het verlenen van een kansspelvergunning en besluiten tot schorsing of intrekking van die vergunningen. Voor een efficiënte

besluitvorming is het daarbij van belang dat die gegevens desgevraagd kunnen worden gerangschikt naar natuurlijke personen. Op die wijze kan bijvoorbeeld worden achterhaald of de bestuurder van een recent opgerichte rechtspersoon of onderneming, ten aanzien waarvan op zichzelf niets ten nadele bekend is, eerder bestuurder is geweest van een reeks gefailleerde ondernemingen of nog steeds bestuurder is van andere ondernemingen, ten aanzien waarvan wel gegevens ten nadele bekend zijn. Ingevolge de voorgestelde wijzigingen van de Wet op de kansspelen is voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van kansspelaanbieders ook van belang de betrouwbaarheid van de bij die onderneming of rechtspersoon betrokken natuurlijke personen. Indien een bij de onderneming of rechtspersoon betrokken natuurlijke persoon bijvoorbeeld eerder in Nederland betrokken is geweest bij een reeks eerdere faillissementen of relevante strafrechtelijke antecedenten heeft, kan de kansspelautoriteit dit aan de hand van op persoon gerangschikte gegevens uit het handelsregister achterhalen. Recent opgerichte ondernemingen hebben nog geen verleden op grond waarvan de kansspelautoriteit de betrouwbaarheid kan beoordelen. Van de bestuurders of sleutelpersonen kan echter wel informatie bekend zijn. Ook wanneer zich na verloop van tijd nieuwe bestuurders aandienen, kan het van belang zijn om na te gaan of deze betrokken zijn of zijn geweest bij gefailleerde of malafide bedrijven. De op persoon gerangschikte gegevens uit het handelsregister zijn ook van belang voor het door de kansspelautoriteit uit te oefenen toezicht op naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet op de kansspelen en de handhaving daarvan.

Artikel VIII (evaluatie)

Artikel VIII schrijft voor dat deze wet binnen vijf jaar na inwerkingtreding wordt geëvalueerd. Voor onderzoek komen in ieder geval in aanmerking de mate waarin de regulering van kansspelen op afstand de doelstelling van kanalisatie van het nu nog illegale aanbod aan kansspelen op afstand heeft gerealiseerd, de effecten van het preventiebeleid met de onderzoeks- en interventieplicht van de vergunninghouder en het centraal register

uitsluiting kansspelen, de bescherming van persoonsgegevens, en de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de in dit wetsvoorstel opgenomen bepalingen. Artikel VIII laat uiteraard onverlet dat de werking van de wet tussentijds wordt gemonitord.

Artikel IX

Gestreefd wordt naar inwerkingtreding van dit wetsvoorstel per 1 januari 2015. De

mogelijkheid van gedifferentieerde inwerkingtreding is onder meer noodzakelijk met het oog de goedkeuring door de Europese Commissie van het gedifferentieerde

kansspelbelastingtarief (artikel II, onderdelen G en E).

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

De Staatssecretaris van Financiën,

In document Visie op kansspelen op afstand 3.1 (pagina 109-112)