• No results found

Dilemma’s ten aanzien van hoogwaardigheid, duurzaamheid en toegevoegde waarde

Kader 8: Intensieve samenwerking ILCA en samenwerking Havenbedrijf Amsterdam

Innovation Lab Chemistry Amsterdam (ILCA), gevestigd in Amsterdam Science Park, en Havenbedrijf Amsterdam NV gaan intensiever samenwerken en tekenden een samenwerkingsovereenkomst om de chemische sector in de Amsterdamse regio verder versterken.

De Nederlandse chemische industrie heeft zichzelf de opdracht gegeven om in 2030 40 procent minder broeikasgassen uit te stoten. Onder andere ter ondersteuning van deze ambitie, faciliteren en versterken ILCA en Havenbedrijf in Amsterdam de voorwaarden voor innovatie in de chemische sector, zoals bijvoorbeeld passende huisvesting, het delen van faciliteiten, uitwisseling met kennisinstellingen en inhoudelijke begeleiding. In Amsterdam is chemie onderdeel van het nieuwe cluster Maakindustrie van de Amsterdam Economic Board.

ILCA en Havenbedrijf Amsterdam gaan gezamenlijk optrekken om business naar Amsterdam te halen. De combinatie van proefproductie en innovatief onderzoek willen beide instellingen gezamenlijk faciliteren. ILCA ondersteunt vanuit haar netwerk ontwikkeling en innovatie bij jonge chemische bedrijven in de Metropoolregio Amsterdam en daarbuiten. In het havengebied worden de innovaties op grotere schaal in praktijk gebracht. ILCA en Havenbedrijf Amsterdam willen samen bedrijven ondersteunen zowel bij onderzoek & ontwikkeling als bij pilots en productie met de kennis, kunde en infrastructuur aanwezig bij beide instellingen. Het Amsterdam Science Park is een gebied waar beta wetenschappelijk onderwijs en onderzoek, R&D van bedrijven en start-ups zijn gevestigd. Het betreft faculteiten van de Universiteit van Amsterdam (UvA), verschillende kennisinstituten en 120 bedrijven. Het doel waarvoor het Science Park is opgericht is het stimuleren van innovatie. Een van de uitgangspunten om te komen tot innovatie is dat (wetenschappelijke) kennisinstellingen en het bedrijfsleven bij elkaar worden gebracht. Het Science Park heeft vele faciliteiten en initiatieven voor het stimuleren van kennisvalorisatie. Het Technology Transfer Office ( TTO ), de Amsterdam Center for Entrepeneurship (ACE) Venture Lab, het Matrix Innovation Center en Innovation Lab Chemistry Amsterdam.

3.4 Conclusies: stand van zaken biobased en circulaire economie

in de haven van Amsterdam

 Ongeveer 13 procent van de overgeslagen volumes in de haven van Amsterdam (ruim 10 miljoen ton) is gerelateerd aan handel en verwerking van voedingsgrondstoffen,

diervoeders en hout en is daarmee gerelateerd aan de biobased economie. Het grootste deel van de overslag bestaat uit landbouwgewassen: dit zijn de potentiële grondstoffen voor de biobased economie. Er worden ook veel halffabricaten overgeslagen (granen, zaden, perskoeken) alsmede een grote hoeveelheid feed.

 Bij de samenstelling van de biologische producten is sprake van omvangrijke stromen die goed toepasbaar zijn voor biodieselproductie, biogas uit vergisting, vergassing en

verbranding. Deze producten hebben een goede aansluiting bij bestaande bedrijven in het havengebied. Voorts is sprake van een sterke link met het voedselcluster in het

havengebied, bijvoorbeeld bij biodieselproductie, biogas uit vergisting, bioraffinage van agroresiduen en fermentatie en katalyse.

De haven van Amsterdam is nu reeds een belangrijk knooppunt voor biobased

goederenstromen door de aanwezigheid van een hoeveelheid gespecialiseerde logistieke assets (zoals terminals) en logistieke dienstverleners en een sterke connectiviteit. Daarnaast is een omvangrijk potentieel aanwezig voor biobrandstoffen door de sterke omvang van de haven van Amsterdam als knooppunt voor benzine.

 Een bescheiden inschatting van de totale verwerking van rest-/afvalstromen naar de haven van Amsterdam laat zien dat er ruim 4 miljoen ton wordt verwerkt, dan wel overgeslagen in de haven. Al deze stromen vinden reeds een ‘nuttige’ toepassing. Mogelijk zijn

toepassingen mogelijk met een hogere toegevoegde waarde of kunnen additionele stromen worden aangetrokken op basis van de reeds aanwezige volumes.

De aanwezigheid van reeds bestaande bedrijvigheid op het gebied van biobased productie in de haven is een belangrijke vestigingsplaatsfactor—met name het Greenmillscomplex en AEB Amsterdam. De aanwezigheid van afnemende klanten van biobased producten is eveneens reeds ontwikkeld voor de producenten in de haven van Amsterdam. Allereerst is sprake van diverse afnemers op korte afstand—zoals Schiphol voor de levering van bio- kerosine—maar ook de diverse onderlinge leveringen binnen het biobased cluster.

Een belangrijke sterkte van het huidige biobased cluster is de verknoping met andere sterke clusters in de haven van Amsterdam, zoals het agro- en voedingsmiddelencluster, de maakindustrie en het energiecluster. Naast de ‘fysieke’ clusters is ook het netwerk van handel en goederenstromen in Amsterdam van belang: handelaren in soft commodities in de agro-bulk zoals cacao, suiker, glucose en koffie en daarnaast soja, zaden, noten, gedroogd fruit en thee,

Het netwerk rond AEB Amsterdam is ook voor de circulaire economie relevant. AEB is een illustratie voor de verknoping van biobased en circulaire economie. Circulaire

bedrijvigheid is verbonden met een aantal bestaande industriële activiteiten in de haven, zoals de papierindustrie en de bouw. Daarnaast is sprake van een aantal omvangrijke

Pagina | 41

recyclingbedrijven die relaties hebben met de bedrijven in het havengebied, Schiphol en met de stedelijke economie.

De wet- en regelgeving en de daaraan gekoppelde vergunningverlening is een overkoepelend probleem dat de gewenste transitie naar een biobased en circulaire economie bemoeilijkt. Een koerswijziging van lineaire productieprocessen naar circulaire processen vraagt een andere maatstaf voor ruimtelijke planning, regelgeving, handhaving en toezicht.

Regelgeving is de primaire bottleneck voor de verdere ontwikkeling van de biobased en circulaire economie in de haven van Amsterdam. Daarbij gaat het in de eerste plaats om landelijke regelingen zoals de SDE+-subsidie op het gebruik van biomassa voor

energieopwekking. Door deze regeling wordt veel materiaal opgestookt dat in potentie ook hoger in de toegevoegdewaardepiramide gebruikt had kunnen worden. De subsidie zou zich dus ook moeten richten op de bevordering van toepassingen hoger in de waardeketen. Daarnaast gaan deze subsidies vooral naar grote bedrijven.

Om zoveel mogelijk te komen tot landelijke kennisuitwisseling en het neerzetten van zogenaamde ‘best practices’ is het wenselijk om ook te komen tot landelijke richtlijnen voor het vestigen van circulaire & biobased bedrijvigheid. Dit voorkomt dat op dit specifieke punt onwenselijke concurrentie tussen regio’s ontstaat en zo een ‘level playing field’ ontbreekt. Het rijk zou hier een coördinerende rol in kunnen spelen.

De aanwezige kennisinfrastructuur van Amsterdam is een sterk punt voor de regio. Naast de twee universiteiten en onderzoeksinstituten als het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) is de aanwezigheid van de Hogeschool Amsterdam een belangrijke factor.

 Bij de Universiteit van Amsterdam is tevens hoogwaardige kennis op het gebied van katalyse aanwezig. Het Innovation Lab Chemistry Amsterdam (ILCA) is een incubator voor de chemische bedrijven, gevestigd op het Science Park in Amsterdam. ILCA heeft een samenwerkingsverband met het Havenbedrijf Amsterdam gesloten

Een belangrijke tekortkoming is het tekort aan adequaat technisch geschoold personeel in de regio, met name op MBO-niveau.

 Amsterdam is op dit moment niet de meest ideale locatie om een startup in de biobased economie te realiseren. Bergen op Zoom, Terneuzen, Delfzijl en Geleen zijn voorbeelden van locaties met een sterker chemieprofiel, onder andere door de gespecialiseerde infrastructuur en de sterke aanwezigheid van de petrochemische industrie en sterke leader firms in dit chemiecluster, zoals Dow, DSM, Akzo Nobel of Sabic.

Pagina | 43