• No results found

Integriteit in de organisatie

In document BOUWEN OP EEN STEVIG FUNDAMENT (pagina 50-55)

3.5. Overige groepsgesprekken

4.6.2 Integriteit in de organisatie

In de enquête zijn eveneens vragen opgenomen over het naleven van bepalingen in-zake integriteitsissues, die in de gehele organisatie aan de orde kunnen zijn. Op de vraag of de organisatie beschikt over een vertrouwenspersoon voor medewerkers als

Voorbeeld 8. De RvT van een kleine instelling is nog niet zo lang geleden begon-nen met een professionaliseringsslag. Daartoe hebben ze een ervaren zorgbestuur-der aangetrokken als voorzitter RvT. De bestuurzorgbestuur-der en zittende RvT-leden waren niet bekend met de code. In het verleden heeft de bestuurder, tevens oprichter van de organisatie, geld geleend van de stichting om vastgoed te kopen, waar zorg wordt geboden die door de stichting wordt geleverd. De RvT durfde toen zelf het risico niet aan om vastgoed aan te schaffen. Dat is in alle openheid besproken en afgewogen. Daarnaast zijn er twee naaste familieleden in dienst van de organisatie (waarvan één op de financiële administratie). Ook dat is in alle openheid bespro-ken, nadat de bestuurder dit zelf had voorgelegd aan de RvT. Dit zijn voorbeelden van zaken die de RvT en de bestuurder nu gaan aanpakken.

50 meldpunt voor afwijkend gedrag, zorg over integriteit en/of misstanden (bepaling 2.5.1) antwoordt iedereen bevestigend op twee respondenten (van kleine organisa-ties) na.

Beschikt uw organisatie over een vertrouwenspersoon voor medewerkers? Antwoorden Ratio

Ja 232 99,1%

Nee 2 0,9%

Weet niet 0 0%

Op de vraag of de aandacht hiervoor de afgelopen jaren is veranderd, wordt als volgt geantwoord:

Aandacht voor effectiviteit vertrouwenspersoon Antwoorden Ratio

Sterk toegenomen 12 5,1%

Enigszins toegenomen 80 34,2%

Gelijk gebleven (aandacht was al groot) 96 41%

Gelijk gebleven (namelijk beperkt 42 17,9%

Afgenomen 0 0%

Weet niet 4 1,7%

Op de vraag of de organisatie beschikt over een klokkenluidersregeling voor het mel-den van (vermoemel-dens van) misstanmel-den (bepaling 2.5.2) antwoordt ook het overgrote deel van de respondenten bevestigend. Ook hier zijn het vooral de kleine organisaties die niet over het gevraagde instrument beschikken, namelijk zes van de acht respon-denten. Opvallend is dat zes respondenten niet weten of er dergelijke regeling is:

Beschikt uw organisatie over een klokkenluidersregeling? Antwoorden Ratio

Ja 220 94%

Nee 8 3,4%

Weet niet 6 2,6%

Op de vraag of de aandacht hiervoor veranderd is, antwoordt men als volgt:

Aandacht voor klokkenluidersregeling Antwoorden Ratio

Sterk toegenomen 5 2,1%

Enigszins toegenomen 54 23,1%

Gelijk gebleven (aandacht was al groot) 61 26,1%

Gelijk gebleven (namelijk beperkt) 100 42,7%

Afgenomen 0 0%

Weet niet 14 6%

51 Van de respondenten zegt dus 94% een klokkenluidersregeling te hebben, maar 42,7% geeft aan dat de aandacht hiervoor beperkt is en ook niet is toegenomen.

Ook is gevraagd of de RvB maatregelen heeft getroffen die zorgen dat belangenver-strengeling van professionals, managers en medewerkers wordt voorkomen en dat (een vermoeden van) belangenverstrengeling bij de RvB wordt gemeld en door de RvB wordt beoordeeld (bepaling 2.6.3). Grote organisaties zeggen gemiddeld genomen daar beter aan te voldoen dan kleine organisaties, zoals blijkt uit de volgende tabel:

Over het geheel Groot (>2000 FTE) Klein (< 250 FTE) Aandacht voor belangenverstrengeling in de

organisatie Aantal % Aantal % Aantal %

Ja 190 81,2% 60 89,6% 35 76,1%

Nee 33 14,1% 6 8,9% 6 13,0%

Weet niet 11 4,7% 1 1,5% 5 10,9%

Hen is ook hier gevraagd of de aandacht daarvoor is toegenomen. Dat leverde de vol-gende antwoorden op:

Aandacht voor belangenverstrengeling in de organisatie Antwoorden Ratio

Sterk toegenomen 20 8,5%

Enigszins toegenomen 84 35,9%

Gelijk gebleven (aandacht was al groot) 84 35,9%

Gelijk gebleven (namelijk beperkt) 33 14,1%

Afgenomen 1 0,4%

Weet niet 12 5,1%

In de interviews werd de vraag naar het bevorderen en borgen van integriteit in de organisatie in het algemeen breder geïnterpreteerd dan dezelfde vraag voor de RvB en RvT, waar men vooral aan belangenverstrengeling dacht. De mate waarin het borgen van integriteit in de organisatie bij RvT-leden op het netvlies staat, is overigens zeer wisselend. Als voorbeelden van potentiele inbreuken op de integriteit werden onder meer genoemd: nevenverdiensten van personeel (bijvoorbeeld verzorgende is ook kapster of pedicure van cliënt), nevenverdiensten van artsen, cadeaus van cliënten, douceurtjes voor medewerkers van de afdeling inkoop en bouw, fraude bij declareren van zorg, plagiaat of andere inbreuken op wetenschappelijke integriteit, ongewenste intimiteiten, diefstal van cliënten, schending van de privacy van cliënten, familieban-den tussen personeelslefamilieban-den. Deze voorbeelfamilieban-den zijn heel ongelijksoortig. Ze tonen de mogelijke reikwijdte van een integriteitsbeleid, maar zeggen als zodanig niets over de mate waarin deze inbreuken ook daadwerkelijk voorkomen. Daar is niet systematisch naar gevraagd. Sommige hiervan werden incidenteel wel genoemd als kwesties die zich hadden voorgedaan.

52 Uit de antwoorden op de enquête komt een gemengd beeld naar voren voor wat be-treft de aandacht die integriteit krijgt van bestuurders en toezichthouders. Relatief vaak wordt aangegeven dat de aandacht voor een bepaald onderwerp beperkt is. Maar anderen geven aan dat deze aandacht al groot was of verder is toegenomen. Uit de interviews komt eenzelfde gemengd beeld naar voren. Een aantal geïnterviewden zegt een gedragscode te hebben voor alle medewerkers of regels voor specifieke groepen, zoals artsen of medewerkers van bepaalde afdelingen, zoals inkoop. Ook privacyregels worden genoemd. Sommigen zeggen dat gestreefd wordt naar een cultuur van integri-teit en het handelen vanuit een moreel kompas. Bijvoorbeeld door het stimuleren van moreel beraad. Het is opvallend dat de meeste vertegenwoordigers van de medezeg-genschapsorganen (behalve de voorzitters van de medische staf) als ook de MT-leden zeggen dat ze geen zicht hebben op het beleid op dit terrein.

De reacties van de geïnterviewden wekken de indruk dat er wel aandacht is voor het bevorderen van integriteit in de organisatie, maar dat dit gebeurt op een aantal geheel van elkaar verschillende terreinen, die door hen meestal niet spontaan onder de noe-mer van integriteitsbeleid worden geschaard en waar men ook weinig oog voor leek te hebben. Sommigen zeiden naar aanleiding van ons doorvragen op deelterreinen dat ze daar helemaal niet aan gedacht hadden en daar nu toch eens beter naar zouden gaan kijken.

4.6.3. Stimulansen

Sommige gesprekspartners verwijzen naar de code als stimulans. Daarnaast worden met name genoemd:

• De tijdgeest

• Incidenten in de eigen organisatie en media-aandacht rondom misstanden elders

• Het maatschappelijke debat hierover

• Ervaringen met bestuurs- of toezichtfuncties in andere, sterk gereguleerde secto-ren.

4.6.4 Conclusies en aanbevelingen

Belangenverstrengeling. De aandacht voor het tegengaan van belangenver-strengeling lijkt duidelijk toegenomen. Daar heeft de code, naast andere factoren, een bijdrage aan geleverd. De vertaling van bepalingen inzake potentiële belan-genverstrengeling bij gelieerde rechtspersonen en joint ventures vraagt specifieke aandacht. Het is zoeken naar een praktische oplossing zonder de bedoeling achter de bepalingen betreffende belangenverstrengeling uit het oog te verliezen.

Naleving van hard controls. De harde bepalingen in de code inzake integriteit worden veelal nageleefd, maar is met name wat het declaratie- en geschenken-beleid voor bestuurders betreft nog voor verbetering vatbaar. Daarnaast verdient

53 de effectiviteit van deze hard controls aandacht, zoals de bekendheid van de klok-kenluidersregeling.

Integriteit in de genen. De aandacht voor integriteit als onderdeel van de cul-tuur van de organisatie is voor verbetering vatbaar. Dat thema zou ook in een volgende versie van de code duidelijker neergezet kunnen worden. Het zou daar-mee een kapstok kunnen zijn voor allerlei verschillende typen integriteitsvraag-stukken die bestuurders en toezichthouders nu regelmatig niet goed op het net-vlies lijken te hebben. Dat vereist ook een duidelijke beschrijving van wat er onder integriteit wordt verstaan.

Positie vrijgevestigd medisch specialisten. Vrijgevestigd medisch specialisten zijn als collectief enerzijds ‘externe’ contractpartner van het ziekenhuis, waardoor zij worden ingehuurd, terwijl ze anderzijds via managementparticipatie en co-bestuur mede leidinggeven aan datzelfde ziekenhuis. De potentiële belangenver-strengeling die dat met zich meebrengt, vereist meer aandacht.

54 4.7 Professionaliteit van bestuurders

Het zevende kernelement in onze analyse van de code betreft de aandacht voor de professionaliteit van de bestuurder(s). Het vijfde principe in de code beschrijft wat goed bestuur inhoudt: ‘de RvB bestuurt de zorgorganisatie gericht op haar maat-schappelijke doelstelling’. Het zevende principe stelt: ‘De RvB en RvT ontwikkelen permanent hun professionaliteit en deskundigheid’. Vervolgens wordt beschreven wat beide daartoe geacht worden te doen. De aandacht voor de professionaliteit van de bestuurder is enerzijds een eigen verantwoordelijkheid van de betreffende bestuurder en anderzijds een verantwoordelijkheid van de interne toezichthouders. Beide bespre-ken we navolgend apart. Het zevende principe in de code bevat ook een aantal harde bepalingen. Daar hebben we in de enquête vragen over gesteld.

In document BOUWEN OP EEN STEVIG FUNDAMENT (pagina 50-55)