• No results found

Integratiebeleid, vestiging en inburgering .1 Integratie in Utrecht

In 2003 verscheen het rapport Een Mix aan Utrechters, allochtonen in Utrecht, uitgebracht door de afdeling Bestuursinformatie van de gemeente Utrecht. Dit rapport maakt een vergelijking tussen de situatie van allochtonen in Utrecht in 1992 en nu. Daarmee wordt een beeld geschetst van de ontwikkeling van de positie van allochtonen in de Utrechtse samenleving. De uitkomsten van dit rapport zijn als uitgangspunt genomen voor het beleidschema, waarin afspraken worden gemaakt tussen het college (van burgemeester en wethouders) en de gemeenteraad.

In november 2004 verscheen de nota Integratie in Utrecht doorzetten en verbeteren. Beleid gericht op Toerusten, Toeganke-lijkheid en Toenadering van de Dienst Maatschappelijke Ontwikke-ling. Dit beleid moet gerealiseerd worden via drie actiepunten:

meer eenduidigheid, meer resultaatgericht en steviger positioneren.

Het werk van de Commissie PaVEM, uitmondend in de Participatieagenda 2010, heeft in Utrecht geresulteerd in een aantal initiatieven. Een daarvan is de oprichting van het zogeheten P-team (Participatieteam) van start. Het P-team ging van start op 31 december 2005 en bestaat uit twaalf vrouwen. Het doel is het bieden van een platform aan vrouwen uit etnische minderheden voor uitwisseling en leren van elkaar. Daarnaast fungeert het P-team als klankbord voor de gemeente.

De vorming van het P-team maakt deel uit van de Utrechtse Participatieagenda. De Participatieagenda is opgesteld in 2005 en verwoordt de ambities van de gemeente Utrecht met vrouwen uit etnische minderheden. Deze ambities hebben betrekking op de sectoren Inburgering, onderwijs, welzijn en werk. Het gaat bijvoorbeeld om het meer en beter op elkaar afstemmen van het bestaande aanbod, onder meer om het voorkomen van lacunes tussen begin- en vervolgtrajecten, het aan het werk krijgen van mensen door betere toerusting met kennis van de Nederlandse taal, een extra taakstelling om 4000 vrouwen met een taalachterstand in vijf jaar tijd in te burgeren, het aanbieden van maatwerktrajecten voor aan alle allochtone vrouwen die vanaf 2006 uitstromen uit een inburgeringstraject en willen doorstromen naar vervolgeducatie en

het aan het werk helpen van allochtone meisjes en vrouwen zonder uitkering en ingeschreven staan bij het CWI.

In maart 2006 heeft de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Utrecht de nota Inburgering in Utrecht. Meerja-renperspectief inburgering 2007 – 2010 uitgebracht. Daarin zijn de visie op inburgering en de ambities hiermee van de gemeente Utrecht verwoord. Speerpunten zijn onder andere: inburgering als onmisbaar fundament voor integratie; voorkomen van achterstan-den en het creëren van gelijke kansen voor inburgeraars, doorgelei-ding naar maatschappelijke participatie, het behalen van startkwa-lificaties en het verwerven van duurzame arbeid; het versterken van de eigen verantwoordelijkheid van inburgeraars; het versterken van de betrokkenheid van de samenleving bij inburgeraars.

4.2.2 Vestiging en inburgering

Er zijn geen precieze gegevens bekend over de aantallen vluchtelin-gen die zich jaarlijks in Utrecht vestivluchtelin-gen. Wel beschikken we over gegevens die een indicatie bieden voor de (te verwachten) ontwikkelingen hierin. Door het strengere toelatingsbeleid is er de laatste jaren sprake van een jaarlijkse afname van het aantal vluchtelingen dat zich aanmeldde voor inburgering. In 1998 betrof dit aantal nog 202 vluchtelingen. De nota Inburgering in Utrecht.

Meerjarenperspectief inburgering 2007 – 2010 gaat uit van 60 vluchtelingen in 2006 .18

In de nota Inburgering in Utrecht neemt de gemeente Utrecht tot op zekere hoogte afstand van het rijksbeleid voor inburgering. Dit beleid biedt inburgeraars onvoldoende basis voor volwaardige participatie in de samenleving. Het kan gemakkelijk leiden tot nieuwe achterstanden onder zowel nieuwkomers als onder sommige groepen oudkomers. De gemeente Utrecht stelt zich op het

standpunt dat het met succes afleggen van de inburgeringstoets geen garantie is voor integratie en participatie. Het niveau dat met het inburgeringsexamen behaald moet worden sluit nauwelijks aan

18 Inburgering in Utrecht. Meerjarenperspectief Inburgering 2007 – 2010. (2006).

Utrecht: Gemeente Utrecht, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Bureau Inburgering.

bij de eisen die gesteld worden aan participatie op het maatschap-pelijk, educatief en professioneel vlak. Daarvoor is minimaal niveau 2 van NT2 vereist, terwijl professionele participatie vraagt om niveau 3 - 4.

Op een kennismakingsbijeenkomst van samenwerkingspart-ners rond inburgering gaf Wethouder Van Eijk (Welzijn, Integratie &

Cultuur) geeft aan dat Utrecht zichzelf hoge eisen stelt op het gebied van inburgering. Om dit te realiseren heeft de gemeente Utrecht de eerder genoemde ambities benoemd. Een daarvan is dat in 2010 zeventig procent van de inburgeraars minimaal het

gewenste niveau heeft behaald. De gemeente Utrecht borduurt hiermee voort op het beleid dat in de afgelopen jaren in gang is gezet. Op de ambities te kunnen realiseren heeft de gemeente een programma ontwikkeld dat zich richt op zowel oud-, als nieuwko-mers. De uitvoering ervan is opgedragen aan het Bureau Inburge-ring. Daarbij werkt dit bureau nauw samen met de Stichting VluchtelingenWerk Utrecht (SVU). De SVU biedt onder andere maatschappelijke en trajectbegeleiding aan vluchtelingen tijdens hun inburgering of bij het zoeken naar werk. Dit vindt plaats in het kader van het in 2002 bij SVU ondergebrachte loket voor dienstver-lening aan vluchtelingen.

Het Utrechtse inburgeringsprogramma wil zich kenmerken door maatwerk. Gewerkt wordt aan de hand van uitstroomprofielen en de maatschappelijke rol die de inburgeraar wil vervullen. Het programma richt zich niet alleen op het behalen van het inburge-ringsexamen, maar ook op het verwerven van de Nederlandse taal in relatie tot de eigen dagelijkse praktijk en het bereiken van educatieve, professionele en sociale zelfredzaamheid. Aan inburgeraars, maar in ieder geval aan nieuwkomers, wordt daartoe een aanvullend traject geboden, waarmee zij in staat gesteld worden het behaalde niveau van het basis inburgeringsprogramma te verbeteren naar niveau 2 of hoger. De benodigde trajecten worden centraal ingekocht bij de Utrechtse ROC’s. Met het ROC Midden-Nederland zijn geïntegreerde trajecten ontwikkeld waarmee inburgeraars met NT2 niveau 1 kunnen instromen in een beroepsop-leiding.

Bij deze opzet past een individuele benadering. Die wordt geboden in de vorm van individuele trajectbegeleiding. De eigen

inbreng van de inburgeraar is daarbij van groot belang. Daarom wordt de begeleiding in het begin aangeboden in de eigen taal of een vreemde taal die men goed beheerst, bijvoorbeeld Engels.

Een ander onderdeel van het programma betreft het aanbod van zogeheten Samenlooptrajecten. Deze trajecten worden aangeboden aan inburgeraars met een bijstandsuitkering en een uitstroomprofiel

‘professionele zelfredzaamheid’. In een Samenlooptraject gaat het om het gelijktijdig inzetten op inburgering en re-integratie. Daartoe heeft het Bureau Inburgering met de afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid een gezamenlijk plan van aanpak opgesteld. Dit plan omvat de inburgering en re-integratie van 500 inburgerings-plichtigen op jaarbasis. Daarbij kan het gaan om uitstroom naar betaald werk of sociale activering/vrijwilligerswerk. Binnen dit kader zijn met het oog op vluchtelingen tevens afspraken gemaakt met VluchtelingenWerk Utrecht. Daarvoor beschikt Vluchtelingen-Werk Utrecht onder andere over plaatsen voor taal-werkstages.

4.3 Scholing en onderwijs

Scholing kan de kansen op de arbeidsmarkt sterk vergroten. Indien de klant weinig uitzicht heeft op uitstroom door een tekort aan scholing, kan deze in aanmerking komen voor een scholingstraject.

Daarbij kan het gaan om taalonderwijs (NT2) of om beroepskwalifi-cerend onderwijs al of niet in combinatie met stagebegeleiding. De klantmanager moet daarvoor goedkeuring verlenen. Het volgen van onderwijs door uitkeringsgerechtigden kan dus alleen na toestem-ming van de afdeling Sociale Zaken. Beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en een snelle uitstroom uit de uitkering staan voorop.

Daarbij geldt als voorwaarde dat scholing in alle gevallen gerela-teerd moet zijn aan een concrete werkplek of voorzien zijn van een baangarantie. Voor inburgerinsgplichtigen bestaat de mogelijkheid voor het volgen van arbeidsgerichte scholing in het kader van een Samenlooptraject. Bijvoorbeeld een combinatie van NT2-onderwijs met beroepskwalificerende scholing. Daartoe zijn, zoals al

aangegeven, met het ROC Midden-Nederland geïntegreerde trajecten ontwikkeld waarmee inburgeraars met niveau 1 NT2 kunnen instromen in een beroepsopleiding naar keuze.

In het toepassen van deze richtlijn vormen uitkeringsgerech-tigde hoger opgeleide vrouwelijke vluchtelingen geen uitzondering.

Voor hoger opgeleide vluchtelingen bestaat geen specifiek aanbod.

Een aanbod voor scholing beperkt zich meestal tot de door de gemeente ingekochte kortdurende MBO-opleidingen bij de lokale ROC’s. Toch beschikken, aldus een beleidsmedewerkster van de afdeling SoZaWe, klantmanagers wel over ruimte om rekening te houden met het opleidingspotentieel van de (hoger opgeleide) werkzoekende, maar deze ruimte wordt tot nu toe weinig benut. De oorzaak is dat veel klantmanagers onvoldoende op de hoogte zijn van deze mogelijkheid en daarom uitsluitend uitgaan van het ingekochte aanbod. Daardoor maakt bijvoorbeeld een arts uit Afghanistan, die vraagt om bijscholing om haar beroep in Nederland te kunnen uitoefenen, in Utrecht weinig kans om dit gerealiseerd te krijgen.

Inmiddels zijn binnen het vernieuwde re-integratiebeleid 2007 – 2010 van de gemeente Utrecht hiervoor verschillende maatregelen voorzien (zie voor een uitgebreide beschrijving van dit beleid het hiernavolgende hoofdstuk). Deze betreffen onder andere het invoeren van geïntegreerde trajecten, verruiming van

scholingsmogelijkheden en het verlenen van een uitstroompremie bij uitstroom naar studiefinanciering. Bovendien worden klantma-nagers voorzien van een nieuw diagnose-instrument waarmee de inzet van bemiddeling en instrumenten beter de afgestemd kan worden op de mogelijkheden van de klant. Of dit tot meer deelname door vluchtelingen aan onderwijs op hbo- of Wo-niveau leidt, moet worden afgewacht.