• No results found

Integrale effectenanalyse per stationslocatiealternatief

Eemshaven west

8.3 Integrale effectenanalyse per stationslocatiealternatief

Voor alle stationslocatiealternatieven geldt dat het voor alle thema’s mogelijk is om het transformatorstation aan te leggen. Zelfs met ruimtelijke begrenzingen van de thema’s Milieu en Techniek blijft er voor alle stationslocatiealternatieven voldoende beschikbare ruimte over.

Om na keuze van het voorkeurstracéalternatief ook een stationslocatie te kunnen kiezen zijn de

onderscheidende effecten en belangen per stationslocatiealternatief hieronder weergegeven. Deze effecten volgen vooral vanuit de thema’s Milieu en Techniek. Voor Milieu zijn dit aandachtspunten met betrekking tot geluid, de landschappelijke inpassing, molenbiotoop en gebruiksfuncties. De belemmeringen vanuit het thema Techniek hebben betrekking op hoogspanningslijnen en een waterkeringszone. Vanuit het thema Omgeving en Toekomstvastheid zijn enkele belangen benoemd die in tabel 8.2 opgenomen zijn. Hoewel de kosten voor de transformatorstations in de basis gelijk zijn, kennen Burgum-Westkern Kootstertille en Vierverlaten-Westpoort aanvullende noodzakelijke ingrepen, deze zijn benoemd in het hoofdstuk kosten en in tabel 8.2.

In deze tabel zijn kaarten van de stationslocaties opgenomen die geoptimaliseerd zijn op basis van het samenvoegen van de uitkomsten van Techniek en Milieu. Zo zijn gebieden met ruimtelijke of technische beperkingen uitgesloten. Na de keuze van het VKA wordt één stationslocatie verder uitgewerkt.

Tabel 8.2 De onderscheidende effecten en belangen per stationslocatiealternatief

Stationslocatiealternatief en toelichting Belemmeringenkaart Burgum-Schwartzenbergerbos (131 ha)

Milieu:

- geluidscontouren;

- landschappelijke inpassing Noardlike Fryske Wâlden; - areaalverlies landbouwgrond; - grondwaterbeschermingsgebied; - archeologie in de bodem; - recreatieve functie; Omgeving: - recreatie; Techniek: - hoogspanningslijnen. Burgum-Koumarweg (75 ha) Milieu: - geluidscontouren;

- landschappelijke inpassing Noardlike Fryske Wâlden; - areaalverlies landbouwgrond; - grondwaterbeschermingsgebied; - archeologie in de bodem; Omgeving: - recreatie; Techniek: - hoogspanningslijnen; Toekomstvastheid:

- eventuele verplaatsen of verwijderen zonnepark ENGIE.

Burgum-Westkern Kootstertille (19 ha)

Milieu:

- geluidscontouren;

- landschappelijke inpassing open veenweidegebied; - areaalverlies landbouwgrond;

Omgeving:

- extra tracé door Nationaal landschap Noardlike Fryske Wâlden;

Kosten:

Stationslocatiealternatief en toelichting Belemmeringenkaart Vierverlaten-Westpoort (81 ha)

Milieu:

- geluidscontouren;

- landschappelijke inpassing open veenweidegebied; - areaalverlies landbouwgrond;

- archeologie in de bodem; - beperkingen binnen molenbiotoop; Omgeving:

- beperkte voorkeurslocatie gemeente vanwege werkgelegenheid;

- aansluiten op industrie; Techniek:

- hoogspanningslijnen; Kosten:

- verkabelen hoogspanningslijn op voorkeurslocatie.

Eemshaven-Middenweg (22 ha)

Milieu:

- landschappelijke inpassing; Techniek:

- windturbines;

- extra compensatiespoel nodig; Toekomstvastheid:

- aansluiten op industrie en energie vestigingsklimaat.

Eemshaven-Waddenweg (13 ha) Milieu: - landschappelijke inpassing; Techniek: - waterkeringszone; Toekomstvastheid:

- aansluiten op industrie en energie vestigingsklimaat.

8.4 Planningsrisico’s

Planningsrisico’s voor het project kunnen vanuit verschillende thema’s ontstaan en kunnen per

tracéalternatief verschillen. De grootste risico’s zijn in de themahoofdstukken opgenomen en in tabel 8.1. Deze paragraaf presenteert een overzicht van de grootste planningsrisico’s voor NOZ TNW. De risico’s voor vertraging van het project volgen uit:

- vergunningverlening en overeenkomsten, dit kan significant meer tijd kosten wanneer

nabijheidsovereenkomsten gesloten moeten worden met derden, of wanneer er vergunning nodig zijn vanuit Duitse overheden;

- de productie van kabel, dit kost meer tijd naarmate er meer lengte nodig is. Gezien de verschillen in lengte van de tracés kan dit verschil oplopen tot 8 maanden extra productietijd;

- de complexe boringen, wanneer voor de aanleg boringen nodig zijn kost dit meer tijd dan een open ontgraving.

|Ook complexere boringen vragen meer tijd, evenals de aanleg van kofferdammen of verbindingsmoffen. Daarnaast brengen dit soort complexe boringen risico’s met zich mee voor de aanbesteding. Het aantal mogelijke aanbieders van complexe ingrepen ligt relatief laag;

- de beperkingen op de periode van werkzaamheden. Vanuit Milieu volgt bijvoorbeeld dat de ligplaatsen van zeehonden in de paringstijd vermeden moeten worden. Vanuit Techniek zijn de risico’s benoemd van werkzaamheden in het stormseizoen.

De onderstaande tabel 8.3 laat een verschil in de planning per tracéalternatief zien. Na een probabilistische analyse van de planning waarbij risico’s zijn toegevoegd aan de planning zijn de onderstaande verschillen per tracéalternatief te zien. Deze planningsrisico's gelden ten opzichte van het ontwikkelkader die als doel heeft om de afspraken uit het klimaatakkoord (49 % CO2 reductie in 2030) programmatisch uit te rollen. Wanneer 50 % van de risico’s optreedt is er vooral vertraging te verwachten bij de tracéalternatieven naar Vierverlaten en Eemshaven. Hierbij kan de vertraging voor Eemshaven midden en Eemshaven oost oplopen tot 3 kwartalen.

Tabel 8.3 Resultaten van de probabilistisch analyse per tracéalternatief en de bijbehorende risico's

Tracéalternatief BGM west BGM mi dde n BGM oo st V V L w est VVL mi dde n V V L oo st EE M w est EE M mi dde n EE M o ost afronding project 1e kwart 2027 1e kwart 2027 1e kwart 2027 2e kwart 2027 2e kwart 2027 2e kwart 2027 2e kwart 2027 4e kwart 2027 4e kwart 2027 verschil ten opzichte van referentie (in kwartalen) 0 0 0 + 1 + 1 + 1 + 1 + 3 + 3

Weging van de planning bij kiezen voorkeursalternatief

Om in 2030 de in het regeerakkoord27 en het Klimaatakkoord28 afgesproken bijdrage van windenergie op zee aan de vermindering van de CO2-uitstoot te bereiken zullen windparken op zee in dat jaar gezamenlijk 49 terawattuur (TWh) aan elektriciteit moeten leveren. Daarvoor is het nodig om in 2030 een totaalvermogen van circa 11 gigawatt (GW, dit is gelijk aan 11.000 megawatt (MW)) in bedrijf te hebben. Hiervoor is een planmatige aanpak noodzakelijk met een regiefunctie voor het rijk. Onderdeel van die aanpak is de aanleg van een net op zee. Daarvoor is het wenselijk te werken met een plan waarin de investeringen voor het net op zee zijn opgenomen, vergelijkbaar met de plannen die netbeheerders voor netten op land maken. Het doel van het ontwikkelkader windenergie op zee is om -op hoofdlijnen- kaders te stellen aan de vormgeving, aanleg, beschikbaarheid en levensduur van het net op zee. Dit geeft -in aanvulling op de bovengenoemde routekaart, kavelbesluiten en vergunningen- vooraf duidelijkheid aan ontwikkelaars van windparken op zee over de planning van en randvoorwaarden aan de ontwikkeling van windenergie op zee in Nederland. Voor het kosten-efficiënt en tijdig uitvoeren van de routekaart wind op zee is het van belang dat er strakke regie is vanuit de rijksoverheid. Ervaringen van de afgelopen jaren hebben geleerd dat het wegnemen van (onder andere plannings)risico’s voor marktpartijen tot miljarden besparing heeft geleid, omdat er geen subsidies meer nodig zijn. Vanuit de realisatie is een ritmiek in de oplevering van windparken ook van belang. Bouwbedrijven kunnen nu hun werk achter elkaar plannen. Ook dit is een efficiënte manier van werken. In artikel 14 van de Wet windenergie op zee, lid 1d, staat dat binnen vier jaar na het verlenen van de vergunning gebouwd moet worden. De tender voor TNW staat voor Q4 2022.

27 Vertrouwen in de toekomst; Regeerakkoord 2017 – 2021; VVD, CDA, D66 en ChristenUnie, 10 oktober 2017.

Volgens de huidige planning zal het windenergiegebied TNW in Q2/3 2023 een onherroepelijke vergunning hebben. Dan moet wettelijk gezien in Q2/3 van 2027 het windpark kunnen gaan draaien.

Voor de minister van EZK is bij het kiezen van een voorkeursalternatief de haalbaarheid van de planning voor de realisatie van de routekaart en daarmee van de afspraken in het Energieakkoord, het regeerakkoord en het Klimaatakkoord over windenergie op zee dus van groot belang. Vanuit dat oogpunt is een keuze voor Eemshaven oost of midden riskant en is een keuze voor Eemshaven west en alle Burgum en Vierverlaten tracés ‘veilig’.

9

REFERENTIES

1. Notitie Reikwijdte en Detailniveau Net op zee Ten noorden van de Waddeneilanden (januari 2020). 2. Uit onder andere het Energieakkoord voor duurzame groei, routekaart windenergie op zee 2030,

Klimaatakkoord en Ontwikkelkader windenergie op zee.

3. Kamerbrief voortgang uitvoering routekaart windenergie op zee, kamerstuk 33561, nummer 48 (april 2019).

4. Achtergronddocument Alternatievenontwikkeling Net op zee Ten noorden van de Waddeneilanden (maart 2020).

5. Participatieplan Net op zee Ten noorden van de Waddeneilanden. (maart 2019). 6. Kamerbrief over routekaart 2030, kamerstuk 33561, nummer 42, (maart 2018).

7. Kamerbrief over routekaart 2030, kamerstuk 33561, nummer 42, (maart 2018) en Kamerbrief voortgang routekaart 2030, kamerstuk 22365, n nummer 48, (april 2019).

8. bijlage IV van het MER: samenvatting Verkenning aanlanding netten op zee 2030 voor Ten noorden van de Waddeneilanden.

I