4. Methode
4.2 Instrument
Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen is een vragenlijst(enquête) voor het
cabinepersoneel ontwikkeld (de complete vragenlijst is terug te vinden in bijlage 2). Deze
vragenlijst bestaat voornamelijk uit gesloten vragen. De vragenlijst is opgebouwd uit drie
delen betrekking hebbende op 1) Achtergrondkenmerken van de respondenten, 2) Voorkeuren
voor manieren en vormen van leren en 3) Motivatie en ondersteuning.
4.2.1 Achtergrond kenmerken van de respondenten
Het eerste deel van de enquête heeft betrekking op de achtergrondkenmerken van de
respondenten. Deze kenmerken worden door middel van vragen met meerdere
antwoordmogelijkheden aan de doelgroep gepresenteerd. De deelnemer kan per vraag één
antwoordkeuze aanvinken. Het gaat hier om kenmerken zoals geslacht, functie, ervaring in de
huidige functie bij KLM, vooropleiding en het tewerkstellingspercentage.
4.2.2 Voorkeuren voor manieren en vormen van leren
Het tweede deel van de vragenlijst meet de voorkeur voor manieren en vormen van leren en is
geoperationaliseerd met behulp van verschillende soorten vragen. Respondenten worden
gevraagd aan te geven welke persoon hem/haar het meest kan stimuleren om na een training
met het geleerde aan de slag te gaan (vraag 22). Deze vraag bevat de volgende
antwoordmogelijkheden; unit manager, leidinggevende aan boord, collega, coach, trainer,
privé omgeving, de respondent zelf.
Daarnaast wordt hen gevraagd aan te geven welke scholingsvorm zij prefereren (vraag 23).
De antwoordmogelijkheden zijn de volgenden: terugkomdag bij KLM, digitale terugkomdag,
begeleidingstraject, opdrachten en afgesproken overleg momenten. Vervolgens wordt
gevraagd aan te geven met welk middel zij het liefst aan de slag gaan in het natraject. Daarbij
wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende antwoordmogelijkheden; mail, digitaal
videobellen, digitaal chatten, myKLM, persoonlijk, computer, smartphone, tablet en
papier/boeken. De respondenten worden daarbij gevraagd deze vragen te beantwoorden door
een top 5 te noemen (rangschikken).
Tevens worden een drietal meerkeuzevragen gesteld over verschillende aspecten van leren
waarbij de respondent één antwoordmogelijkheid kan kiezen (vraag 12, 13 en 14). Een
voorbeeld van een meerkeuze vraag is; Ik leer het liefst…. .. Online of offline.
Door de keuzemogelijkheden te beperken en de respondent te dwingen om één keuze te
maken wordt informatie verkregen over de aspecten van leren die men als het prettigst
ervaart.
Als laatste worden een aantal stellingen gepresenteerd over de mate van begeleiding die een
respondent wenst (vraag 19). Een voorbeeld van een stelling is: ‘Mijn voorkeur naar de mate
van begeleiding op een functie gerelateerde training is’. Daarbij is gebruik gemaakt van een
vijfpuntslikertschaal (1= geen begeleiding tot 5= veel begeleiding). Hierbij wordt rekening
gehouden met de drie verschillende type trainingen
5.
4.2.3 Motivatie en ondersteuning
Het derde deel van de vragenlijst bevat vragen over motivationele factoren en ondersteuning.
Uit de literatuur (zie hoofdstuk 3) is duidelijk geworden dat factoren als motivatie, autonomie
en supervisor support een belangrijke rol spelen bij de transfer van training.
Deze factoren zijn gemeten met behulp van 17 stellingen waarop de respondenten aan moeten
geven in hoeverre zij het eens zijn met de stelling op een vijfpunts Likert schaal. Bij het
beantwoorden van de stellingen had men de keuze uit vijf antwoord categorieën; 1) helemaal
oneens, 2) oneens, 3) neutraal, 4) eens en 5) helemaal eens. Het construct motivatie is
opgebouwd uit twee verschillende schalen. De eerste meet de motivatie om te leren en de
tweede self-efficacy.
Motivatie om te leren
Motivatie om te leren is gemeten met aangepaste stellingen die zijn overgenomen uit de
bestaande ‘motivation to learn’ schaal van Machin & Fogarty (2004). Zeven items zijn uit de
schaal van Machin & Fogarty (2004) aangepast en gebruikt om de motivatie van de
respondenten voor deelname aan het natraject van trainingen te meten. Een voorbeeld item is;
5
Er zijn binnen KLM Inflight Services drie type trainingen te onderscheiden: 1) Skills, dit zijn eendaagse
trainingen. 2) Modules, dit zijn trainingen die voorafgaan aan de purser en senior purser trainingen en deze
duren gemiddeld twee tot drie weken. Hierbij moeten de deelnemers aan het einde een toets halen willen zij
op de wachtlijst komen voor een purser of senior purser training. 3) Functiegerelateerde trainingen, dit zijn
trainingen waaraan een promotie gekoppeld is, bijvoorbeeld van een tweebander naar een purser of van een
purser naar een senior purser. Deze functie gerelateerde trainingen duren meerdere maanden, waarbij ook
trainingsvluchten gemaakt moeten worden.
‘na het volgen van een training/ skill ben ik gemotiveerd om met de geboden kennis en
vaardigheden aan de slag te gaan.’
Self-efficacy
Self-efficacy is gemeten met aangepaste stellingen die zijn overgenomen uit de vragenlijst
van Pintrich en de Groot (1990). Vier items zijn uit de schaal van Pintrich en de Groot (1990)
aangepast en gebruikt om de self-efficacy van de respondenten te meten. Een voorbeeld item
is; ‘Ik geloof dat ik succesvol kan zijn in alles wat ik onderneem.’
De schalen voor ‘motivatie om te leren’ en ‘self efficacy’ vormen samen het construct
motivatie. Deze schaal bestaat uit elf items (stellingen) die de respondenten vragen naar de
verplichting om te leren, de perceptie van de belangrijkheid van de training, de hoeveelheid
inspanning die ze steken in het verwerven van nieuwe kennis en vaardigheden en de motivatie
van de respondenten voor deelname aan het natraject
Door middel van het statistische programma SPSS
6is een betrouwbaarheidsanalyse
uitgevoerd over deze 11 items. Hieruit is gebleken dat de cronbachsalpha relatief laag was
(α=.62). Door het verwijderen van twee items is de betrouwbaarheid verhoogd (α=.67).
Autonomie
Autonomie is gemeten met items afkomstig uit de autonomie lijst van Bekker (1993). Deze
lijst is bruikbaar voor volwassen (18-65 jaar) en is bedoeld om de psychische afhankelijkheid
(autonomie) te meten. Een voorbeeld stelling voor autonomie is ‘Als ik het met anderen
oneens ben, kom ik daar openlijk voor uit’. Zes aangepaste items zijn overgenomen uit de
autonomie lijst van Bekker.
Door middel van de betrouwbaarheidsanalyse (SPSS) is gebleken dat de conrbachsalpha ook
in dit geval relatief laag was (α=.61). Na verwijderen van één item is de betrouwbaarheid
toegenomen (α=.64).
Leidinggevende
6