3.11 Stickers - waarschuwing en instructie
3.11.2 Instructiestickers en typeplaatje
Toerental PTO
Het nominale toerental van de PTO bedraagt 540 omw/min.
Maximaal laadvermogen
2052291
540
min-1Veiligheid 3
3.12 Markering van de machine
Afb. 3.5: Typeplaatje
3.13 Verlichtingsinstallatie met reflector en zijreflectoren
De lichttechnische inrichtingen dienen volgens voorschrift te worden aange-bracht en altijd in bedrijfsklare toestand te zijn. Ze mogen niet aan het zicht ont-trokken of vuil zijn.
Voor de machineserie SA is de verlichtingsinstallatie optioneel verkrijgbaar.
LET OP
Controleer bij de levering van uw machine of alle noodzakelijke plaatjes aanwe-zig zijn.
Afhankelijk van het land van bestemming kunnen er extra plaatjes aan de machine zijn aangebracht.
RAUCH Landmaschinenfabrik GmbH Landstr. 14 * 76547 Sinzheim * Germany
Serial No Year of manufacture 20xx
Model year 20xx 1
22
Technische gegevens 4
4 Technische gegevens 4.1 Fabrikant
RAUCH Landmaschinenfabrik GmbH Landstraße 14
D-76547 Sinzheim
Telefoon: +49 (0) 7221 / 985-0 Fax: +49 (0) 7221 / 985-200
Servicecentrum, Technische klantenservice RAUCH Landmaschinenfabrik GmbH
Postfach 1162 D-76545 Sinzheim
Fax: +49 (0) 7221 / 985-203
24
4.2 Beschrijving van de machine
Gebruik de machine overeenkomstig het hoofdstuk „Gebruik volgens de voor-schriften“ op pagina 1.
De machine bestaat uit de volgende modules:
Reservoir met roerwerk en uitloop
Frame en koppelingspunten
Aandrijfelementen (aandrijfas, drijfwerk of hydraulische motor)
Doseerelementen (roerwerk, doseerschuif, strooihoeveelheidsschaal)
Elementen voor het instellen van de strooibreedte
Veiligheidsinrichtingen; zie „Veiligheidsinrichtingen op de machine“ op pagina 16.
4.2.1 Moduleoverzicht, achterkant (drijfwerk)
Afb. 4.1: Moduleoverzicht - achterkant [1] Reservoir
[2] Strooibreedteschaal [3] Strooischijf
[4] Drijfwerk
[5] Strooibreedtebeperkingsplaten
LET OP
Voor diverse strooimiddelen zijn er de overeenkomstige roerwerken. De weer-gaven hiervan vindt u onder 4.5.6: Roerwerken, pagina 29
1
2
3 4
5
Technische gegevens 4
4.2.2 Moduleoverzicht voorkant, aftakasaandrijving
Afb. 4.2: Moduleoverzicht - voorkant [1] Frame
[2] Koppelingspunten
[3] Tandwielpen [4] Aftakashouder
1
2
3 4
2
26
4.2.3 Moduleoverzicht, voorkant, hydraulische aandrijving
Afb. 4.3: Moduleoverzicht - voorkant [1] Hydraulische motor
[2] Retourleiding
[3] Toevoerleiding 1
3 2
Technische gegevens 4
4.3 Technische gegevens basisversie
Afmetingen:Gewichten en lasten:
4.4 Technische gegevens opzetstukken
Er zijn twee opzetstukken voor de machines van de serie SA 121 beschikbaar.
Al naargelang gebruikte uitrusting kunnen capaciteit, vulhoogte en totaalgewicht afwijken.
Gegevens SA 121
Totale breedte 85 cm
Totale lengte 85 cm
Vulhoogte (basismachine) 80 cm
Afstand zwaartepunt van
koppelpunt voor onderste hefarm
37 cm
Vulbreedte 80 cm
Werkbreedte (afhankelijk van strooimiddel en strooischijftype)
0,8m - 5,0m
Toerental PTO max. 540 omw/min
Capaciteit 120 l
Hydraulische druk max. 200 bar
3-punts aansluiting Cat. I N
LET OP
Het leeggewicht (massa) van de machine is al naargelang uitrusting en opzet-stukcombinatie verschillend. Het op het typeplaatje aangegeven leeggewicht (massa) geldt voor de standaarduitvoering.
Gegevens SA 121
Leeggewicht 55 kg
Effectieve belasting max. 200 kg
28
4.5 Lijst met de leverbare speciale uitrustingen
4.5.1 Elektrische afstandsbediening
Via een elektrische afstandsbediening kunt u de doseerschuif of de strooibreed-tebeperking vanuit de trekker bedienen.
4.5.2 Mechanische afstandsbediening
Via de hydraulische afstandsbediening kunt u de doseerschuif of de strooibreed-tebeperking vanuit de trekker bedienen.
LET OP
Voor de elektrische afstandsbediening heeft u een 12-V-aansluiting (2-polig stopcontact) aan de trekker nodig.
Benaming Toepassingen Leveringsomvang
EF 28 Voor het openen/sluiten van de doseerschuiven
Tipschakelaar met behuizing en houder voor bevestiging in de trekker
Kabel 2,50 m EF 12 Voor het verstellen van de
strooibreedtebeperking
Afstandsbedieningskast met stekker 2-polig
Montageplaat
Aanbouwdelen voor op afstand te bedienen inrichting
Elektrocilinder met 5 m kabel
LET OP
Voor de EF 12 is optioneel een 2,5 m verlengsnoer leverbaar.
Benaming Toepassingen Leveringsomvang
MFB 1 Voor het openen/sluiten van de doseerschuiven
Druk-trekkabel 2 m lang
Verstelhendel met bevesti-gingsdelen voor de montage aan de trekker
MFB 3 Voor het verstellen van de strooibreedtebeperking
Druk-trekkabel 3 m lang
Verstelhendel met bevesti-gingsdelen voor de montage aan de trekker
Technische gegevens 4
4.5.3 Opzetstukken
Met een opzetstuk kunt u de capaciteit van de machine verhogen.
Het opzetstuk wordt op de basismachine geschroefd.
4.5.4 Afdekzeil
Door gebruik van een afdekzeil kunt u het strooimiddel beschermen tegen nattig-heid en vocht.
Het afdekzeil wordt zowel op het basistoestel als op het extra gemonteerde op-zetstuk geschroefd.
4.5.5 Spatbeschermer
4.5.6 Roerwerken RWK 8
LET OP
U vindt een overzicht van opzetstukken in het hoofdstuk 4.4: Technische gege-vens opzetstukken, pagina 27.
Afdekzeil Toepassing
TA 4 Basismachine: SA 121
Opzetstuk: S45, S80
Spatbescher-mer
Afmetingen in cm (B x H) Toepassing
Spatbeschermer Basismachine SA 121
Het roerwerk RWK 8 is voor split en meststof in korrels.
30
RWK 10
4.5.7 Verlichting BLW 7
Het roerwerk RWK 10 is voor zand, zout of zand-zout-mengsel.
Afb. 4.5: Roerwerk RWK 10
n VOORSICHTIG
Materiële schade door verkeerde combinatie roerwerk/strooi-middel
Het strooien van split met het roerwerk RWK 10 kan schade aan het drijfwerk en de hydraulische motor teweegbrengen.
Enkel voor het gemonteerde roerwerk toegestane strooi-middelen gebruiken.
Verlichting Toepassing
BLW 7 met waarschuwingsbord
LET OP
Aanbouwapparaten zijn onderworpen aan de verlichtingsvoorschriften van de wegenverkeerswet. Neem goed nota van de telkens geldige voorschriften van het desbetreffende land.
Technische gegevens 4
4.5.8 Onderlegboutverlenging
Deze onderlegboutverlenging moet worden gebruikt, als de onderste hefarmen niet op de maat cat. I N ingesteld kunnen worden.
4.5.9 Aanschroefbare 3-puntspennen
Deze aanschroefbare 3-puntspennen worden gebruikt om meer afstand tussen trekker en strooier te creëren.
4.5.10 Hydraulische aandrijving
Voor de hydraulische aandrijving (in plaats van aftakasaandrijving) is een enkel-voudig functionerend tractorventiel en een aansluiting voor de olieretourleiding aan de trekker vereist.
3-puntspennen cat.0 ca. 120 mm naar voren verschoven 3-puntspennen cat. I ca. 120 mm naar voren verschoven
LET OP
Bij kleinere werkbreedten en bij een goede kwaliteit van het strooigoed kunt u het roerwerktoerental reduceren.
32
Aslastberekening 5
5 Aslastberekening
Voor de berekening heeft u de volgende gegevens nodig:
n VOORSICHTIG Gevaar voor overbelasting
De aanbouw van apparaten bij de driepuntsophanging voor en achter mag niet leiden tot een overschrijding van het toegestane totaalgewicht. De vooras van de trekker moet altijd met ten minste 20 % van het leeggewicht van de trekker zijn belast.
Vóór het inzetten van de apparaten ervoor zorgen dat aan deze voorwaarden wordt voldaan.
De volgende berekeningen uitvoeren of de combinatie van trekker en apparaten wegen.
Vaststelling van het totaalge-wicht, de aslasten en het draag-vermogen van de banden, alsmede van de noodzakelijke minimale ballasting.
Afb. 5.1: Lasten en gewichten
Teken [een-heid]
Betekenis Bepaling door
(voetregel ta-bel)
TL [kg] leeggewicht van de tractor [1]
TV [kg] vooraslast van de lege tractor [1]
TH [kg] achteraslast van de lege tractor [1]
GV [kg] totaalgewicht vooraanbouwapparaat / voorballast [2]
GH [kg] totaalgewicht achteraanbouwapparaat / achterballast [2]
a [m] afstand tussen zwaartepunt vooraanbouwapparaat / voorballast en midden vooras
[2], [3]
b [m] wielbasis van de tractor [1], [3]
c [m] afstand tussen midden achteras en midden kogel [1], [3]
G
34
Achteraanbouwapparaat resp. voor- achtercombinaties Berekening van de minimale ballast
vooraan GV min
Noteer de berekende minimale ballast in de tabel.
GVmin (GH•(c d+ )–TV•b 0 2 T+ , • L•b) a b+
---=
Vooraanbouwapparaat
Berekening van de minimale ballast achteraan GH min
Noteer de berekende minimale ballast in de tabel.
GH min (GV•a–TH•b 0 45 T+ , • L•b) b c d+ +
---=
Is het vooraanbouwapparaat (GV) lichter dan de minimale ballast vooraan (GVmin), dan moet het gewicht van het vooraanbouwapparaat ten minste tot het gewicht van de minimale ballast voor-aan worden verhoogd.
Berekening van de daadwerkelijke vooraslast TV tat
Noteer de berekende daadwerkelijke en de in de gebruiksaanwijzing van de trekker aangegeven toegelaten vooraslast in de tabel.
TVtat (GV•(a b+ )+TV•b G– H•(c d+ )) ---b
=
Is het achteraanbouwapparaat (GV) lichter dan de minimale ballast achteraan (GH min), dan moet het gewicht van het achteraanbouwapparaat ten minste tot het gewicht van de minimale ballast achteraan worden verhoogd.
Berekening van het daadwerkelijke totale gewicht Gtat
Noteer het berekende daadwerkelijke en het in de gebruiksaanwijzing van de tractor aangegeven toegelaten totaalgewicht in de tabel.
Gtat= (GV+TL+GH)
Berekening van de daadwerkelijke Achteraslast TH tat
Noteer de berekende daadwerkelijke en de in de gebruiksaanwijzing van de trekker aangegeven toegelaten achteraslast in de tabel.
THtat= (Gtat–GVtat)
Aslastberekening 5
Tabel aslasten:
Draagvermogen banden
Noteer de dubbele waarde (twee banden) van het toegestane draagvermogen van de banden (zie bijv. documentatie van de bandenfabrikant) in de tabel.
Daadwerkelijke waarde volgens be-rekening
Toegestane waar-de volgens ge-bruiksaanwijzing
Dubbel toegestaan draagvermogen van de banden (twee banden) Minimale ballast
voor / achter
kg ⎯ ⎯
Totaalgewicht kg ≤ kg ⎯
Vooraslast kg ≤ kg ≤ kg
Achteraslast kg ≤ kg ≤ kg
De minimale ballast moet als aanbouwapparaat of als ballastgewicht aan de trekker worden aangebracht.
De berekende waarden moeten kleiner dan / gelijk aan de toegestane waarden zijn.
36
Transport zonder trekker 6
6 Transport zonder trekker 6.1 Algemene veiligheidsaanwijzingen
Vóór het transport van de machine moet u op de volgende aanwijzingen let-ten:
Zonder trekker de machine alleen met lege voorraadbak transporteren.
Enkel geschikte en geïnstrueerde personen die uitdrukkelijk daartoe de op-dracht hebben gekregen, mogen de werkzaamheden uitvoeren.
Geschikte transportmiddelen en hefwerktuigen (bv. kraan, vorklift, hijswagen, katrollen...) gebruiken.
De transportweg op tijd vastleggen en mogelijke hindernissen verwijderen.
De werking van alle veiligheids- en transportinrichtingen controleren.
Alle gevaarlijke plaatsen dienovereenkomstig beveiligen, ook al zijn ze maar kortstondig voorhanden.
De voor het transport verantwoordelijke persoon zorgt voor het ordentelijke transport van de machine.
Onbevoegde personen uit de buurt van de transportweg houden. De desbe-treffende zones afsluiten!
Machine voorzichtig transporteren en zorgvuldig behandelen.
Let op de zwaartepuntcompensatie! Stel de kabellengte indien nodig zodanig in dat de machine recht aan het transportmiddel hangt.
Machine zo dicht mogelijk bij de grond naar de plaats van opstelling transpor-teren.
6.2 Be- en ontladen, parkeren
1. Gewicht van de machine bepalen.
Controleer daartoe de gegevens vermeld op het typeplaatje.
Let eventueel op het gewicht van de aangebouwde speciale uitrustingen.
2. Til de machine voorzichtig op met een geschikt hijswerktuig.
3. Plaats de machine voorzichtig op de laadvloer van het transportvoertuig of op een stabiele ondergrond.
38
Inbedrijfstelling 7
7 Inbedrijfstelling
7.1 Overname van de machine
Controleer bij de overname van de machine de volledigheid van de leveringsom-vang.
Bij de standaard levering horen
1 schotelstrooier met één strooischijf van de serie SA
1 gebruiksaanwijzing SA 121
Cardanas, incl. gebruiksaanwijzing voor de cardanas (vervalt bij aandrijving door hydraulische motor of directe aandrijving bij eenasmachines)
1 beschermrooster
Bout bovenste hefarm cat. 0/1
Controleer ook additioneel bestelde speciale uitrusting.
Stel vast of transportschade is opgetreden dan wel of er onderdelen ontbreken.
Laat transportschade door de transporteur bevestigen.
Neem bij twijfel contact op met uw dealer of direct met onze fabriek.
7.2 Eisen aan de trekker
Om de machine veilig en volgens de voorschriften te gebruiken, moet de trekker de noodzakelijke mechanische, hydraulische en elektrische voorwaarden vervul-len.
Aftakasaansluiting: 1 3/8 inch, 6-delig, 540 omw./min.
Boordspanning: 12 V
Driepuntophanging cat. I N
Voor SA 121 R type 4 OMP 80 (Hydraulische aandrijving)
Boordspanning: 12 V
Driepuntophanging cat. I N
Olievoeding: max. 200 bar
1 enkelvoudig werkende besturing
1 aansluiting olieretourleiding
Voor een volumestroom van de trekker van min. 16 l/min tot max. 32 l/min LET OP
Controleer bij de overname of de aanbouwdelen stevig en goed vastzitten.
40
7.3 Cardanas montieren
1. Controleer de aanbouwpositie.
Het cardanasuiteinde met het profiel (1 3/8 inch, 6-delig) bevindt zich rich-ting trekker.
2. Aan de smeernippel aan de cardanasbeveiliging trekken.
n VOORSICHTIG
Materielle skader som følge af uegnet kardanaksel
Maskinen leveres med en kardanaksel, der er dimensioneret afhængigt af maskinen og ydeevnen.
Anvendelsen af en forkert dimensioneret eller ikke-godkendt kar-danaksel, eksempelvis uden beskyttelse eller holdekæde, kan resul-tere i personskader samt skader på traktor og maskine.
Anvend kun kardanaksler, der er godkendt af producenten.
Overhold kardanakselproducentens driftsvejledning.
3. Kunststofring in de bajonet-sluiting van de cardanasbe-veiliging met behulp van een schroevendraaier draaien.
4. Beveiliging cardanas naar achteren trekken.
Afb. 7.1: Beveiliging cardanas openen
5. Tandwielpen invetten. Afta-kas op de tandwielpen ste-ken.
Afb. 7.2: Cardanas op tandwielpen schui-ven
Inbedrijfstelling 7
6. Zeskantschroef en moer met sleutel SW 17 aanspan-nen (max. 35 Nm).
Afb. 7.3: Cardanas verbinden
7. Beveiliging cardanas over de cardanas schuiven.
Afb. 7.4: Cardanasbeveiliging aanbrengen.
8. Kunststofring in de blokkeer-positie draaien.
9. Smeernippel aan de carda-nasbeveiliging in de geslo-ten positie duwen.
Afb. 7.5: Aftakasbeveiliging vastzetten
42
7.4 Roerwerk monteren
LET OP
Het roerwerk is met een bajonetafsluiting bevestigd.
Voor aangeboden roerwerken zie 4.5.6: Roerwerken, pagina 29
Voor demontage van het roerwerk zie 11.4.1: Roerwerk demonteren, pagina 77
10. Zeskantschroeven aan het beschermrooster openen 11. Beschermrooster
verwijde-ren
12. PTO invetten
13. Roerwerk op de PTO zetten
Afb. 7.6: Roerwerk in het reservoir
14. Roerwerk tegen de richting van de klok tot de aanslag draaien
15. Beschermrooster plaatsen.
16. Zeskantschroeven aan het beschermrooster met 15 Nm aandraaien.
Afb. 7.7: Roerwerk gemonteerd
Inbedrijfstelling 7
7.5 Machine aan de trekker aanbouwen
7.5.1 VoorwaardenControleer in het bijzonder de volgende voorwaarden:
Is zowel de trekker als de machine veilig voor gebruik?
Voldoet de trekker aan de mechanische, hydraulische en elektrische eisen (zie „Eisen aan de trekker“ op pagina 39)?
Stemmen de aanbouwcategorieën van trekker en machine overeen (evt.
overleg met de handelaar)?
Staat de machine stabiel op een vlakke, stevige ondergrond?
Stemmen de aslasten met de opgegeven berekeningen overeen (zie „Aslastberekening“ op pagina 33)?
7.5.2 Aanbouw
n GEVAAR Livsfare ved uegnet traktor
Brug af en uegnet traktor til maskinen kan føre til meget alvorlige ulykker under drift og transport.
Der må udelukkende bruges en traktor, som opfylder de tekniske krav til maskinen.
Kontrollér ved hjælp af traktorpapirerne, at din traktor er egnet til maskinen.
n GEVAAR
Livsfare som følge af uagtsomhed eller fejlbetjening
Der er livsfare som følge af kvæstelser for personer, som opholder sig mellem traktor og maskine, når der køres hen til maskinen, eller hydraulikken aktiveres.
Traktoren kan som følge af uagtsomhed eller fejlbetjening blive bremset for sent eller slet ikke.
Sørg for, at alle personer forlader fareområdet mellem trak-tor og maskine.
n GEVAAR
Gevaar voor kantelen en neervallen
44
De machine wordt aan de driepuntophanging (achtertrekhaak) van de trekker aangebouwd.
Aanwijzingen bij de aanbouw:
De machine altijd horizontaal aanbouwen.
Borg de bouten van de onderste en bovenste hefarm met de daarvoor be-stemde klapspieën of veerstekkers.
De machine overeenkomstig de gegevens in de strooitabel aanbouwen. Dit waarborgt de correcte dwarsverdeling van het strooimiddel,
Afb. 7.8: gezekerde bout
Inbedrijfstelling 7
Bepaling van de aanbouwhoogte
De opgave van de aanbouwhoogte heeft betrekking op de afstand van de onder-kant van de strooischijf tot de grond bij een horizontaal aangebouwde machine.
De aanbouwhoogte (maat A) bedraagt volgens het gebruiksdoel 50 cm.
Afstand van de onderkant van het frame ten opzichte van de grond meten.
- De afstand moet 27 cm (maat B) bedragen.
Afb. 7.9: Aanbouwhoogte bepalen [A] = 50 cm
[B] = 27 cm
1. Trekker starten.
De aftakas is uitgeschakeld.
2. Trekker tegen de machine rijden.
Vanghaak van de onderste hefarm nog niet bevestigen.
Let op voldoende vrije ruimte tussen de tractor en de machine voor aans-LET OP
Maximale aanbouwhoogte
Ter bescherming tegen abusievelijk aanraken van de strooischijf mag de af-stand van de onderkant van het frame tot de grond 120 cm (maat B) niet over-schrijden.
Dit beantwoordt aan een maximaal toegestane aanbouwhoogte van de machi-ne van 143 cm (maat A).
B A
46
7. Controleren of de machine goed vastzit.
8. Machine voorzichtig naar de gewenste hefhoogte optillen.
9. Eventueel de aftakas inkorten.
7.6 Hydraulische aandrijving aansluiten (toebehoren)
Afhankelijk van de variant is de machine uitgerust met een hydraulische motor als aandrijving voor de strooischijf en het roerwerk.
Aan de trekker zijn een enkelvoudig werkend stuurventiel en een vrije retourlei-ding noodzakelijk. Bijkomend is in de retourleiretourlei-ding een terugslagventiel inge-bouwd.
De hydraulische aandrijving wordt via 2 hydraulische slangleidingen verbonden met de trekker.
n VOORSICHTIG
Materielle skader som følge af for lang kardanaksel
Når maskinen løftes op, kan kardanakseldelene blive presset ind i hinanden. Det kan føre til skader på kardanakslen, på gearkassen eller på maskinen.
Kontrollér den frie plads mellem maskine og traktor.
Sørg for, at kardanakslens udvendige rør har tilstrækkelig afstand (mindst 20 til 30 mm) til beskyttelsestragten på spre-desiden.
LET OP
Laat de cardanas alleen door uw dealer of door een erkende werkplaats inkor-ten.
LET OP
Neem voor controle en aanpassing van de aftakas de aanbouwinstructies en de inkortingshandleiding in de gebruiksaanwijzing van de aftakasfabrikant in acht. De gebruiksaanwijzing is bij de levering aangebracht op de cardanas.
LET OP
De stekker met de rode beschermkap op de drukleiding aansluiten.
De stekker met de blauwe beschermkap op de retourleiding aansluiten.
Laat de gedemonteerde hydraulische slangen niet op de bodem hangen.
Steek altijd een stofkap op gedemonteerde hydraulische slangen.
Inbedrijfstelling 7
7.7 Machine vullen
Afb. 7.10: Vulpeilweergave
n GEVAAR Letselgevaar door lopende motor
Bij het werken aan de machine bij een draaiende motor kan ern-stig letsel ontstaan door contact met het mechanisme en door uit-geworpen strooimiddel.
Motor van de trekker uitzetten.
Contactsleutel verwijderen.
Derden uit de gevarenzone sturen. Zie „Gevarenzone“ op pagina 10.
n VOORSICHTIG Ikke-tilladt totalvægt
Overskridelse af den tilladte totalvægt reducerer køretøjets (mas-kine og traktor) drifts- og trafiksikkerhed og kan medføre alvorlige skader på maskine og miljø.
Inden fyldningen skal du først finde frem til den mængde, du kan fylde på.
Overhold den tilladte totalvægt.
48
Instructies bij het vullen van de machine
Doseerschuif sluiten.
Bij de bepaling van de maximaal toegestane laadhoeveelheid het specifieke gewicht van het strooimiddel (kg/l) in acht nemen.
- Het gewicht van het strooimiddel is afhankelijk van de aard van het strooi-middel (bv. split, zand, meststof) en de toestand ervan (droog, vochtig).
Machine enkel vullen wanneer ze aan de trekker is aangebouwd. Ervoor zor-gen dat de trekker op een vlakke, stevige ondergrond staat.
Trekker beveiligen tegen wegrollen. Trek de handrem aan.
Met hulpmiddel vullen: bv. laadschop, transportschroef, silo.
Bij handmatig vullen (bv. laden met grote zakken) een geschikt opstapje ge-bruiken.
Machine maximaal tot de randhoogte vullen.
7.8 Machine parkeren en ontkoppelen
U kunt de machine veilig op het frame parkeren.
Voorwaarden voor het parkeren van de machine:
Machine enkel op effen, vaste ondergrond parkeren.
Machine enkel met lege voorraadbak parkeren.
Koppelingspunten (onderste/bovenste hefarm) ontlasten vóór het afbouwen van de machine.
Cardanas, hydraulische slangen en elektrische kabels na het ontkoppelen op de daartoe voorziene houders leggen.
n GEVAAR
Risiko for kvæstelser mellem traktor og maskine
Personer, der befinder sig mellem traktor og maskine under par-kering eller frakobling, er i livsfare.
Sørg for, at alle personer forlader fareområdet mellem trak-tor og maskine.
Machine-instellingen 8
8 Machine-instellingen
8.1 Strooihoeveelheid instellen
U stelt de strooihoeveelheid door de doseerschuifopening in aan de cijferschaal aan de schaalverdeling.
Zet hiertoe de schuifhendel op de positie die u eerder in de strooitabel hebt afge-lezen of middels een afdraaiproef hebt vastgesteld. Dat is de aanslagpositie , waarop u de schuifhendel voor de strooirit mechanisch moet benaderen.
Door naar beneden te verstellen in de richting van grotere waarden wordt de doseerschuif geopend.
Door naar boven te verstellen in de richting van kleinere waarden wordt de doseerschuif gesloten.
n GEVAAR Gevaar door lopende motor
Bij het instellen van de machine bij een draaiende motor kan ern-stig letsel ontstaan door contact met het mechanisme en door uit-geworpen strooimiddel.
Wacht vóór alle instelwerkzaamheden totdat alle draaiende delen volledig tot stilstand zijn gekomen.
Motor van de trekker uitzetten.
Contactsleutel verwijderen.
Alle personen uit gevarenzone verwijderen.
n WAARSCHUWING
Gevaar voor beknelling en snijwonden in de zone van de strooihoeveelheidsinstelling!
Het verstellen van de schuifhendels kan ernstig letsel aan de vin-gers veroorzaken.
Steek nooit uw vingers richting de bewegingsrichting van de schuifhendels.
Houd nooit uw vingers tussen de schuifhendels en de schaalverdeling.
n VOORSICHTIG
Materiële schade door te kleine doseerschuifopening
Een niet voldoende geopende doseerschuif kan verstopt raken en
50
Afb. 8.1: Schaal voor instelling van de strooihoeveelheid [1] Cijferschaal
[2] Aanslag
[3] Instelhendel voor doseerschuif links
[4] Vergrendeling (voor synchrone verstelling van de instelhendels) [5] Instelhendel voor doseerschuif rechts
8.1.1 Doseerschuiven gezamenlijk bedienen
1. Doseerschuif volledig sluiten.
2. Positie van de aanslag [2] bepalen. De juiste waarde staat in de strooitabel of kan aan de hand van de afdraaiproef worden bepaald.
3. Vergrendeling [4] indrukken.
4. Beide instelhendels voor doseerschuiven op de vastgestelde positie schuiven.
1
2
3 5
4
LET OP
Gebruik deze instructie als u aan beide zijden de gelijke strooihoeveelheid wilt uitstrooien.
Machine-instellingen 8
8.1.2 Doseerschuiven gescheiden bedienen
1. Doseerschuif volledig sluiten.
2. Vergrendeling [4] in rijrichting naar rechts, in richting van de instelhendels voor doseerschuiven rechts, schuiven.
3. Aanslag aan het onderste uiteinde van de cijferschaal of op de grootste waar-de voor beiwaar-de doseerschuiven plaatsen.
4. Instelhendels voor doseerschuiven [3] resp. [5] op de vastgestelde positie schuiven.
LET OP
Gebruik deze instructie als u aan beide zijden verschillende strooihoeveelheden wilt uitstrooien.
Voor deze instelling mag de vergrendeling niet ingedrukt zijn.
52
8.2 Strooibreedtebeperking instellen
De strooibreedtebeperking maakt dankzij de verschillende standen strooibreed-ten mogelijk van ca. 0,8 m - 5 m bij een aanbouwhoogte van ca. 50 cm (zie be-paling van de aanbouwhoogte, pagina 45).
Instelling:
Afb. 8.2: Strooibreedtebeperking [1] Instelhendel
[2] Gatenboog [3] Segmentplaten
1. Instelhendel [1] tegen de vergrendeling in uit de gatenboog [2] losmaken.
2. Instelhendel [1] naar de gewenste positie schuiven.
Instelhendel naar boven: Strooibreedte wordt vergroot.
Instelhendel naar beneden: Strooibreedte wordt verkleind.
3. Instelhendel [1] in de richting van de gatenboog [2] drukken.
De nieuwe strooibreedte is ingesteld.
4. Strooibeeld (visuele controle of maatstaf) controleren; corrigeer eventueel de instelling.
LET OP
Controleer de ordentelijke toestand van de strooibreedtebeperking. Beschadig-de of verbogen elementen van Beschadig-de strooibreedtebeperking beïnvloeBeschadig-den het strooibeeld.
1
2
3
Machine-instellingen 8
8.3 Instelling van de strooischoepen
8.3.1 Strooidichtheid aan de rechterkant in de rijrichting verhogen 1. Op de draairichting van de strooischijf letten.
8.3.1 Strooidichtheid aan de rechterkant in de rijrichting verhogen 1. Op de draairichting van de strooischijf letten.