• No results found

Inseminatie en afkalfleeftijd van vaarzen (ALVA)

2.3.1 Onderzoeksresultaten: Inseminatie en afkalfleeftijd van vaarzen

Een mogelijkheid om de kosten van jongveeopfok te verlagen is het verlagen van de afkalfleeftijd van vaarzen (ALVA) door de pinken op een eerder tijdstip te insemineren. Een maand verlaging in ALVA resulteert in gemiddeld €40 tot €90 lagere kosten per opgefokte vaars (Mohd Nor et al., 2012). Een verlaagde ALVA kan echter resulteren in niet optimaal ontwikkelde vaarzen bij afkalven en een lagere melkproductie. Er zijn verschillende schattingen van het melkproductieverlies door het verlagen van de ALVA, bijvoorbeeld een melkproductiedaling van 56 tot 60 kg in de eerste lactatie bij een maand lagere ALVA (Berry and Cromie, 2009; Dobos et al., 2001; Pirlo et al., 2000). Een andere studie vond dat een ALVA van minder dan 700 dagen resulteerde in een melkproductieverlies van gemiddeld 310 kg (Ettema and Santos, 2004), en het verlagen van de ALVA onder de 2 jaar resulteerde in een melkproductiedaling in de eerste lactatie van 0,6 kg per dag (Haworth et al., 2008). Deze schattingen geven aan dat de ALVA niet zomaar verlaagd kan worden, en dat er rekening gehouden moet worden met het gewicht (= ontwikkeling) van de pinken bij insemineren.

De ALVA, maar ook de melkproductie in de eerste lactatie, wordt naast het moment van inseminatie ook bepaald door managementmaatregelen op het bedrijf. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat, bijvoorbeeld, een verhoogde ALVA geassocieerd is met een verhoging van het antibiotica gebruik in de eerste 16 weken van het leven van een kalf en met verhoogde ammoniakwaardes in de

kalverenhuisvesting (Heinrichs et al., 2005; Hultgren et al., 2008), terwijl een verlaagde ALVA

geassocieerd is met meer energierijke en eiwitrijke rantsoenen gedurende de opfokperiode (Rinker et al., 2011). Een stijging in de melkproductie in de eerste lactatie is geassocieerd met een verhoging van het antibiotica gebruik in de eerste 16 weken van het leven van een kalf, een stijging in droge stof opname en een stijging in krachtvoergift rond afkalven (Heinrichs and Heinrichs, 2011; Svensson and Hultgren, 2008). Een daling in melkproductie is geassocieerd met kalverendiarree, en een stijging in het aantal dagen dat een kalf ziek is in de eerste 4 maanden van het leven van het kalf (Heinrichs and Heinrichs, 2011).

2.3.2 Praktijkbevindingen: Inseminatie en afkalfleeftijd van vaarzen Leeftijd insemineren en ALVA op 100 melkveebedrijven

In de eerder (paragraaf 2.2) beschreven enquête afgenomen onder 100 melkveehouders is er ook informatie verzameld over beslissingen rondom het insemineren van jongvee. De melkveehouders gaven aan dat de gewenste leeftijd van de eerste inseminatie 15 maanden was, maar in de praktijk werden de pinken voor de eerste keer op een gemiddelde leeftijd van 16 maanden geïnsemineerd. De gemiddelde ALVA van de 100 bedrijven was 25,4 maanden, en varieerde tussen 23 en 30 maanden. De meeste melkveehouders (60%) baseren de beslissing om te starten met insemineren op de leeftijd van de pink (Mohd Nor et al., 2013).

Relatie ALVA en managementfactoren op 100 melkveebedrijven

Met behulp van de enquête resultaten van de 100 melkveehouders is de relatie tussen de gemiddelde ALVA van het bedrijf en een aantal managementfactoren nader onderzocht. De uitkomsten lieten zien dat het geven van antibiotica melk aan kalveren en het verstrekken van een lagere hoeveelheid melk per dag een negatieve invloed hebben op de ALVA. De overige managementfactoren, zoals type huisvesting, gebruik vaccinaties en speenleeftijd hadden geen invloed op de ALVA. De

managementfactoren bleken dus bij de ondervraagde veehouders nauwelijks invloed op de ALVA te hebben. Ook op de melkproductie in de eerste lactatie hadden de managementfactoren nauwelijks invloed. Alleen vaccinatie tegen pinkengriep was geassocieerd met een hogere melkproductie in de eerste lactatie (Mohd Nor et al., 2013).

Gegeven deze resultaten blijkt in de praktijk de ALVA op melkveebedrijven hoofdzakelijk bepaalt te worden door de keuze van het inseminatiemoment.

Relatie ALVA en melkproductie in de eerste lactatie op 100 melkveebedrijven

Ook is er gekeken naar de relatie tussen ALVA en de 305-dagen melkproductie in de eerste lactatie. Dit is gebaseerd op de ALVA en productiegegevens van vaarzen op de 100 enquête-bedrijven. Van die bedrijven was informatie beschikbaar van alle individuele vaarzen gedurende de jaren 2003-2010. In totaal betrof dit gegevens van 8.454 vaarzen met een gemiddelde 305-dagen melkproductie van 7.493 kg melk.

Vaarzen met een ALVA van 24 maanden hadden gemiddeld een 143 kg hogere melkproductie in de eerste lactatie in vergelijking met vaarzen met een ALVA van 23 maanden, en een 288 kg hogere melkproductie in vergelijking met vaarzen met een ALVA van 22 maanden (Tabel 2_8).

Tabel 2_8 De relatie tussen ALVA en de melkproductie in de eerste lactatie ALVA (maanden)

22 23 24 25 26 27

305-dgn melk productie (kg) 6.876 7.021 7.164 7.212 7.308 7.454

Ook is er gekeken naar het verschil met de gemiddelde ALVA van het bedrijf, en dit verschil is gerelateerd aan de melkproductie in de eerste lactatie (Tabel 2_9). De resultaten laten zien dat vaarzen met een ALVA lager dan het bedrijfsgemiddelde een significant lagere melkproductie hebben, en dat vaarzen met een ALVA hoger dan het bedrijfsgemiddelde een significant hogere melkproductie hebben. Bijvoorbeeld, een vaars met een ALVA 2 maanden hoger dan het bedrijfsgemiddelde heeft een 163 kg hogere melkproductie in de eerste lactatie in vergelijking met een vaars met een ALVA gelijk aan het bedrijfsgemiddelde (Mohd Nor et al., 2013).

Tabel 2_9 Eerste lactatie in relatie tot de gemiddelde ALVA van het bedrijf

-3 -2 -1 0 +1 +2

latere leeftijd afkalven, hetgeen resulteert in een lagere melkproductie in de eerste lactatie. Om bij een verkortte opfok een vergelijkbare ontwikkeling te realiseren is een kwalitatief beter rantsoen (met meer krachtvoer) nodig met een hogere kostprijs per eenheid voer (zie 2.1.1). De uitdaging hierbij is het vinden van de optimale balans tussen de lengte van de opfok (en het voerverbruik) en de totale voerkosten & verwachtte melkopbrengsten.