• No results found

Inrichting en beheer

In document Armgardstraat 15 De Bongerd (pagina 25-32)

Iets ten noorden van het plangebied bevindt zich een leggerwatergang welke in be-heer is bij het waterschap. De ontwikkelingen in het plangebied hebben geen gevol-gen voor de inrichting van deze watergang.

3.3.3 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgeno-men ontwikkeling.

3.4 Flora en fauna

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij is onderscheid te maken in gebieds- en soortenbescherming. Er moet worden nagegaan of sprake kan zijn van invloeden op

natuurwaar-den/beschermde soorten. Om hier inzicht in te krijgen is door Econsultancy een quickscan flora en fauna uitgevoerd5. Deze quickscan is als bijlage aan voorliggend plan bijgevoegd. De bestaande bebouwing in het plangebied is inmiddels geamoveerd ten behoeve van nieuwbouw van een appartementencomplex. Hoewel ten tijde van het onderzoek de bebouwing nog aanwezig was, is voor de toetsing van de ingreep aan de Flora- en faunawet al wel uitgegaan van sloop en verwijderen van alle vegeta-tie.

Gebiedsbescherming

De ecologische hoofdstructuur (EHS) zal niet worden aangetast door de herbestem-ming van de onderzoekslocatie. Externe werking op overige beschermde natuurge-bied (Natura2000) is niet aan de orde. Hiermee vormt het aspect genatuurge-biedsbescherming geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. De navolgende afbeelding be-vat een weergave van de ligging van het plangebied ten opzichte van Vogel- en Habi-tatrichtlijngebieden.

Ligging plangebied ten opzichte van Vogel- en Habitatrichtlijngebieden bron: LNV/Alterra

5 Econsultancy bv (28 september 2009), Quickscan flora en fauna Armgardstraat 15 te Doesburg, projectnummer 09085820.

SAB 24 Soortenbescherming

In het kader van de quickscan flora en fauna is onderzoek verricht naar verwachte soorten in het plangebied. Hierbij is geen onderzoek verricht naar vleermuizen, aan-gezien de quickscan niet is uitgevoerd in het daarvoor geschikte seizoen. Daarom is in een later stadium een endoscopisch onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd. Verder-op in deze paragraaf wordt Verder-op dit endoscVerder-opisch onderzoek nader ingegaan.

De beplanting op de onderzoekslocatie biedt onderkomen aan algemene broedvogels als de houtduif. In de schoorsteen van het gebouw heeft in het verleden een kauw ge-broed. De bebouwing was ongeschikt als broedgelegenheid van jaarrond beschermde soorten als huismus en gierzwaluw. Huiszwaluwen maakten geen gebruik van de be-bouwing om te broeden. Het viel niet uit te sluiten dat vleermuizen gebruik hebben gemaakt van de bebouwing om te verblijven. Het betreft enkel ruimte achter betimme-ring aan de noordzijde van het gebouw. Het overige deel van de bebouwing was niet geschikt voor vleermuizen, vanwege het ontbreken van geschikte openingen. Voor de overige soorten uit de verschillende soortgroepen vormt de onderzoekslocatie geen geschikt habitat. Over het algemeen kan schade aan broedvogels worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen te starten of geheel buiten het broedseizoen uit te voeren.

Het kon niet worden uitgesloten dat vleermuizen gebruik maakten van de bebouwing op de onderzoekslocatie. Door de uitvoering van een endoscopisch onderzoek6 is in-zicht verkregen in de situatie ter plaatse. Het endoscopisch onderzoek is als bijlage aan voorliggend plan bijgevoegd.

Het schoolgebouw bood verblijfplaats aan één tot enkele gewone dwergvleermuizen.

Het ging hierbij waarschijnlijk om een mannenverblijf in de zomerperiode of een paar-verblijf. Omdat het hier gewone dwergvleermuis betreft kon dit verblijf ook als winter-verblijf in gebruik zijn geweest. Gewone dwergvleermuizen kunnen namelijk in spouwmuren overwinteren.

Vleermuizen zijn beschermd volgens tabel 3 van de Flora en faunawet en bijlage 4 van de Habitatrichtlijn. Met de sloop van het gebouw zou een verblijfplaats en mogelijk een winterverblijfplaats van één tot enkele gewone dwergvleermuizen verloren gaan.

Voor de sloop van de bebouwing in het plangebied is dan ook een ontheffing aange-vraagd voor deze soort. Omdat geen sprake is van overtreding van verbodsbepalin-gen van de Flora- en Faunawet is door de Dienst Regelinverbodsbepalin-gen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een positieve afwijzing afgegeven. De positie-ve afwijzing is als bijlage aan dit plan bijgevoegd.

Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.

6 Ekoza (23 december 2009), Endoscopisch onderzoek vleermuizen, projectnummer: 90154.

SAB 25

3.5 Cultuurhistorie - archeologie

3.5.1 Cultuurhistorie

Binnen het plangebied zijn geen rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig. Dit aspect hoeft dan ook niet nader beoordeeld te worden.

3.5.2 Archeologie

Fragment bestemmingsplan Archeologie

De gemeenteraad heeft op 29 oktober 2009 het bestemmingsplan Archeologie (gewij-zigd) vastgesteld. Voorgaande afbeelding toont een fragment van het bestemmings-plan Archeologie.

Het appartementencomplex wordt gebouwd op gronden met de bestemming “specifie-ke vorm van waarde - archeologische verwachtingswaarde middelhoog”. Ter plaatse van deze aanduiding geldt dat het verboden is om een bodemingreep uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders. Dit geldt bij “specifieke vorm van waarde - archeologische verwach-tingswaarde middelhoog”, voor bodemingrepen groter dan 500 m² en dieper dan 0,5 meter onder maaiveld (vanaf straat of terreinniveau). In het kader van onderhavige ontwikkeling is een aanlegvergunning vereist, die dan ook zal worden aangevraagd.

3.5.3 Conclusie

De aspecten cultuurhistorie - archeologie vormen geen belemmering voor de uitvoer-baarheid van het plan.

Legenda

archeologische ver- wachtingswaarde

middelhoog

SAB 26

3.6 Verkeer en parkeren

3.6.1 Ontsluiting en bereikbaarheid

Het plangebied wordt in het oosten ontsloten op de Van Brakellaan. Huurappartemen-ten genereren 2,4 tot 4 ritHuurappartemen-ten per woning per dag, dus gemiddeld 3 ritHuurappartemen-ten per woning per dag. Dit resulteert in 66 vervoerbewegingen per etmaal. De Van Brakellaan kent een verkeersbelasting van circa 315 motorvoertuigen per etmaal. In absolute en cij-fermatige zin is dit een forse toename van bijna 21%. Gerelateerd echter aan de Van Brakellaan als belangrijke erftoegangsader met een lage etmaalintensiteit van 315 motorvoertuigen, is deze toename alleszins acceptabel en verantwoord. Daarnaast is op te merken dat in het verleden in het plangebied een basisschool met 6 klaslokalen met circa 25 leerlingen per klas en een peuterspeelzaal aanwezig was. Ten opzichte van deze activiteiten zal de verkeersbelasting toenemen, echter wel meer gespreid over de dag.

Geconcludeerd wordt dat het plan een toename van het aantal verkeersbewegingen tot gevolg heeft. Deze toename van het aantal verkeersbewegingen kan echter in vol-doende mate worden opgenomen in het heersende verkeersbeeld van de Van Brakel-laan.

3.6.2 Parkeren

Parkeren dient plaats te vinden op de parkeerplaats aan de achterzijde van het appar-tementencomplex en haaks op de Van Brakellaan. In totaal worden 38 parkeerplaat-sen in het plangebied gerealiseerd. In het, in oktober 2009 door de raad vastgestelde ontwikkelingsmodel IV, is rekening gehouden met een parkeernorm van 1,6 oftewel naar boven afgerond 36 parkeerplaatsen.

Naar het zich nu laat aanzien zullen er:

op eigen terrein 22 parkeerplaatsen worden gerealiseerd;

op gemeentegrond 16 parkeerplaatsen komen.

Voor de Van Brakellaan geldt op dit moment geen parkeerverbod en als gevolg van de voorgestelde parkeerplaatsen gaan over een lengte van circa 55 meter 9 parkeer-plaatsen langs de Van Brakellaan verloren. In de huidige situatie kan echter niet aan beide zijden tegelijk geparkeerd worden. Aangezien de voorgestelde 16 parkeerplaat-sen dwars op de Van Brakellaan gelegen zijn, blijft parkeren aan één zijde van deze straat mogelijk en voldoet het bouwplan aan de gestelde parkeernorm van 1,6 par-keerplaats per woning.

3.6.3 Conclusie

De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorliggend bestemmingsplan.

SAB 27

3.7 Economische uitvoerbaarheid

Op 25 februari 2010 heeft de gemeenteraad van Doesburg een financiële grondexploi-tatie vastgesteld. Deze exploigrondexploi-tatie sluit met een positief bedrijfsresultaat. Alle gemeen-telijke kosten kunnen hierdoor worden betaald uit de opbrengsten. De gemeengemeen-telijke kosten hebben voornamelijk betrekking op:

a het bouwrijpmaken van de locatie, waaronder de sloop van een schoolgebouw;

b de aanleg van gemeenschapsvoorzieningen;

c projectontwikkelingskosten.

Met Stichting Woonservice IJsselland is een vaste grondprijs afgesproken, gebaseerd op een woningbouwprogramma bestaande uit 22 betaalbare huurappartementen. Aan deze stichting zal circa 2.500 m² ontwikkelingsgrond worden verkocht. De totale inves-teringskosten acht de corporatie verantwoord om op basis hiervan de woningen voor onbepaalde tijd te verhuren voor een sociale huurprijs.

Op grond van artikel 6.12 lid 2 van de Grondexploitatiewet kan de gemeenteraad bij besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan be-grepen gronden anderszins verzekerd is. Het verhaal van kosten is bij onderhavig plan anderszins verzekerd. De economische uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling is op basis van het voorgaande haalbaar. Derhalve vormt het aspect economische uitvoerbaarheid geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van voorlig-gend bestemmingsplan.

3.8 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving van de regels in het bestemmings-plan ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëin-digen. Het doel van handhaving is om de bescherming van mens en omgeving te waarborgen tegen ongewenste activiteiten en overlast. In het kader van het bestem-mingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Bij overtreding van deze regels kan gedacht worden aan bouwen zon-der vergunning, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke aanlegvergunning en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een herziening.

Uitvoering van bestemmingsplannen dient strikt te worden toegepast en gehandhaafd, omdat met het bestemmingsplan het waarborgen en verbeteren van het leefmilieu kan worden aangestuurd. Een recent bestemmingsplan met duidelijke en hanteerbare re-gels maakt handhaving eenvoudiger. Wat hierbij wel noodzakelijk is, zijn eenduidige en eenvoudige bestemmingsplanbepalingen die goed werkbaar zijn. De doeleinden-omschrijving is daarbij belangrijk. Een duidelijke uitleg in de toelichting van het be-stemmingsplan van de voorkomende bestemmingen kan verwarring en interpretatie-verschillen voorkomen.

SAB 28

4 Wijze van bestemmen

4.1 Algemeen

4.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Van-uit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingspla-nologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de func-tie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

1 de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aan-gewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en

2 de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang).

Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebou-wing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van „wer-ken‟ (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouw-werken zijnde, en werkzaamheden).

Een bestemmingsplan regelt derhalve:

het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen);

en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

het bebouwen van de gronden;

het verrichten van werken (aanleggen).

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk be-leid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemeen Plaatselijk Verordening, de Wet Milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijke beleid.

4.1.2 Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in het bijhorende voorschrift worden gege-ven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

1 Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één „enkel‟ bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In het voorschrift van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onder-liggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.

SAB 29

2 Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc.. Via een aanduiding wordt in de regels „iets‟ geregeld. Dat „iets‟ kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsvoorschrift, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen voorschrift hebben.

4.1.3 Hoofdstukopbouw van de regels

De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken:

1 Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet wor-den bij het toepassen van de regels (artikel 2).

2 Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestem-mingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werk-zaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de be-stemmingsbepalingen. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toege-stane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouw-regels opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de

bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die me-de gelezen en geïnterpreteerd moeten worme-den. Alleen zo ontstaat een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.

3 Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene gebruiksregels, algemene afwijkings- en wijzigings-regels en overige wijzigings-regels.

4 Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk zijn overgangsbepalingen en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen be-treft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk op-genomen.

SAB 30

In document Armgardstraat 15 De Bongerd (pagina 25-32)

GERELATEERDE DOCUMENTEN