• No results found

Deze inleiding heeft als doel een overzicht te geven van de technische kenmerken en de opgestelde procedure voor de transmissie naar de RSZ van de onmiddellijke aangiften van tewerkstelling op elektronische wijze.

1.1. De structuur van de records

De keuze wordt overgelaten aan de gebruiker. Hij kan kiezen tussen een vaste recordstructuur of een variërende recordstructuur waarin elk record bestaat uit twee delen :

• het indicatief gedeelte

• het gegevensgedeelte

In de vaste recordstructuur hebben alle records dezelfde lengte terwijl bij de variërende recordstructuur het recordeinde wordt aangegeven door een speciaal teken (CR/LF).

Meer details vindt u in het hoofdstuk 2.2 ‘Structuur van de records’.

Elk record komt overeen met een gegevensblok van het gegevensschema.

Het indicatief gedeelte laat toe elk record (of gegevensblok) te identificeren. Meer details over het indicatief gedeelte vindt u in de beschrijving van het bestand.

Het gegevensgedeelte bevat één of meerdere gegevens uit een bepaald gegevensblok, (eventueel) gevolgd door een filler-gedeelte.

Een gegeven bestaat uit een zonenummer gevolgd door informatie aangaande deze zone.

Wij verwijzen opnieuw naar de beschrijving van het bestand voor meer details over de technische kenmerken en de structuur van de records.

1.2. Het gegevensschema

Het gegevensschema verduidelijkt de gegevensblokken. Op dit moment moet een bestand 4 verschillende niveaus bevatten waarvan sommige meerdere keren kunnen voorkomen.

1.2.1. De niveaus

1.2.1.1. Niveau 0

Dit zijn de identificatiegegevens betreffende de verzender van het bestand. Dit niveau is uniek voor een gegevensbestand en bevindt zich aan het begin van de boodschap, voor alle andere niveaus.

1.2.1.2. Niveau 1

Dit zijn de gegevens aangaande de werkgever. Men kan verschillende niveaus 1 vinden in de boodschap (verschillende werkgevers) maar men kan ook eenzelfde werkgever verschillende keren terugvinden in dezelfde boodschap doch niet consecutief.

1.2.1.3. Niveau 2

Dit zijn gegevens aangaande de identificatie van de aangifte, gegevens betreffende de werknemer, het contract en, in voorkomend geval, de gebruiker (voor interim-kantoren). Er moet minstens één niveau 2 zijn per niveau 1, maar er kunnen er ook meerdere zijn (de werkgever heeft meerdere contracten getekend met verschillende werknemers).

1.2.1.4. Niveau 9

Dit niveau bevat totalen m.b.t. de gegevens in het bestand. Dit niveau is uniek en bevindt zich aan het einde van het bestand, na alle andere niveaus.

1.2.2. Het gegevensblok

In het gegevensschema wordt een gegevensblok geïdentificeerd door drie numerieke posities. De eerste positie geeft het niveau aan waartoe het blok behoort en de twee volgende posities geven het nummer aan dat werd toegekend aan het blok in zijn niveau.

1.3. Het glossarium

Het glossarium geeft een beschrijving van elk gegeven dat opgenomen is in het gegevensschema.

Per pagina beschrijft men één gegeven. Elke pagina bevat de hieronder besproken rubrieken.

1.3.1. Identificatie

Het identificatienummer van een gegeven (of zonenummer) bestaat uit vijf numerieke posities. Dankzij dit nummer kan men elk gegeven op eenduidige wijze klasseren.

Het identificatienummer heeft de volgende structuur : positie 1 geeft het niveau aan waartoe het gegeven behoort

posities 2-3 geven het bloknummer aan waartoe het gegeven in een niveau behoort posities 4-5 geven het nummer aan van de zone eigen aan het gegeven in een blok.

1.3.2. Versie

Het versienummer laat ons toe een historiek van de wijzigingen bij te houden. Het versienummer bestaat uit drie posities waarvan de eerste twee het jaar van de wijziging aangeven en de laatste een volgnummer in dat jaar. Het versienummer geeft een aanwijzing over het jaar waarin bepaalde wijzigingen van toepassing zijn geworden.

1.3.3. Naam van het gegeven

De naam geeft kort de inhoud weer van het gegeven. Het is ook deze naam die men terugvindt in het gegevensschema.

1.3.4. Beschrijving van het gegeven

De beschrijving geeft de betekenis van het gegeven meer uitgebreid weer.

1.3.5. Toegelaten domein

Het toegelaten domein specificeert de toegelaten waarden voor het gegeven. Onder deze rubriek vindt men ook verwijzingen naar de bijlagen van het glossarium.

1.3.6. Type

Het type gegevens geeft aan of het gegeven numerieke (cijfers) of alfanumerieke (cijfers, HOOFDLETTERS, speciale tekens) tekens bevat.

Andere alfanumerieke tekens dan HOOFDLETTERS en toegelaten speciale tekens zullen vertaald worden volgens de tabel in bijlage 8.

Karakters die niet in de tabel staan (met andere hexadecimale waarden), zullen automatisch worden vervangen door een blanco (ASCII Hex 20).

1.3.7. Lengte

Elk gegeven heeft een vaste lengte die volledig opgevuld moet worden. Is het gegeven numeriek, dan moet men de cijfers rechts uitlijnen en er nullen voor zetten. Is het gegeven alfanumeriek, dan moet men de tekens links uitlijnen en er blanco’s achter zetten.

1.3.8. Aanwezigheid

De aanwezigheid van een gegeven kan zijn :

• Facultatief : Het staat de verzender vrij deze zone in te vullen

• Verplicht indien : De zone moet aanwezig zijn onder de vermelde voorwaarden

• Onmisbaar : De zone moet altijd aanwezig zijn 1.3.9. Foutcode

De foutcode bestaat uit 5 posities die de zone identificeren waarin de fout zich heeft voorgedaan, gevolgd door het fouttype in twee posities. De twee delen zijn gescheiden door een koppelteken.

De foutnummers 01 tot 09 zijn klassieke fouten.

Voorbeelden : 01 = zone niet aanwezig en verplicht 02 = zone niet numeriek

08 = niet in het toegelaten domein

De andere foutnummers hebben een betekenis die eigen is aan het gegeven.

De fouten aangeduid door een letter B zijn blokkerende fouten (d.w.z. dat het volledige bestand geweigerd zal worden als men één van deze fouten vindt). De fouten aangeduid met een P worden opgeteld en wanneer zij een bepaald percentage overschrijden, zal het volledige bestand geweigerd worden. De overige fouten leiden niet tot een eventuele weigering van het bestand.

1.3.10. Drukvorm

Onder deze rubriek geeft men het standaardformaat waarin het gegeven in kwestie afgedrukt moet worden. Deze voorstelling heeft niets te maken met de samenstelling van de gegevens op de magnetische drager.

De letter X wordt gebruikt om eender welk teken aan te geven (alfanumeriek).

De letter N wordt gebruikt om een cijfer aan te geven.

De letter Z wordt gebruikt om aan te geven dat de nullen zonder betekenis (voor de cijfers met betekenis) niet afgedrukt moeten worden.

Bepaalde speciale tekens kunnen eveneens aangeduid worden. (:/.-)

Het inschrijvingsnummer met zijn controlegetal wordt bv. weergegeven als ZZZZNNNN-NN

1.3.11. Afkortingen

In het glossarium gebruikt men soms de volgende afkortingen :

• JJ : de twee laatste cijfers van het jaar

• JJJJ : het jaar in vier posities met de eeuw

• MM : de maand [01;12]

• DD : de dag [01;31]

• [1;4] : geeft aan dat het gegeven een waarde heeft tussen de opgenomen gespecificeerde grenzen (hier zijn de mogelijke waarden 1, 2, 3 en 4).

1.4. Bescherming van de gegevens

In bijlage 4 bevindt zich de informatie over de digitale handtekening.

1.5. Inlichtingen

Voor meer inlichtingen in geval van technische problemen of problemen i.v.m. de organisatie van de bestanden, kan men contact opnemen met het contactcenter van 8.00 uur tot 17.00 uur, op het nummer

• 02/511.51.51 (Nl en Fr) - Contactcenter Eranova Of op de volgende e-mail adressen :

• Nl: contactcenter@eranova.fgov.be

• Fr: centredecontact@eranova.fgov.be

Contactadres : SmalS-MvM

Koninklijke Prinsstraat 102 1050 Brussel

In document Inhoud. 01/07/ DIMONA-aangifte (pagina 2-7)

GERELATEERDE DOCUMENTEN