• No results found

grafisch plan Garage Ideal

In document RUISELEDE RUP ZONEVREEMDE BEDRIJVEN (pagina 46-68)

5 ONDERZOEK TOT m.e.r.

5.1 Inhoud

Door de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008 dient in het planproces van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) formeel rekening gehouden te worden met het onderzoek van milieueffec-ten die de realisatie van de bestemmingen in dit RUP kunnen teweegbren-gen.

In de praktijk betekent dit dat voor elk RUP minimaal een ‘onderzoek tot m.e.r (milieueffectrapportage)’ dient uitgevoerd te worden. Hierbij gaat men na of het plan of programma aanzienlijke effecten kan hebben t.o.v.

de bestaande situatie voor mens en milieu.

De resultaten van het ‘onderzoek tot m.e.r.’ geven aan of de opmaak van een plan-MER al dan niet noodzakelijk is. Bijkomend worden de resultaten aangewend om de ruimtelijke keuzes die in het RUP gemaakt worden in-houdelijk te versterken en te onderbouwen.

De screening voor een RUP zonevreemde bedrijven gebeurt aan de hand

5.2 Aard van het plan

Met dit plan wil de gemeente een viertal vergunde zonevreemde bedrijven planologisch regulariseren. De bedrijven zijn in het verleden gebouwd of opgericht met een stedenbouwkundige vergunning.

Hierbij worden in hoofdzaak de bestemming landelijk woongebied, agra-risch gebied en landschappelijk waardevol agraagra-risch gebied omgezet naar een zone voor lokale bedrijvigheid.

Het betreft de bestendiging van bestaande ruimtelijke situaties samen met een beperkte uitbreiding of herstructurering binnen de bestaande bebou-wing. Via de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP zullen, be-perkt bijkomende bouwvolumes mogelijk worden gemaakt. Concreet bete-kent dit dat voor bepaalde percelen:

• Meer bouwvolume mogelijk zal zijn tov. van de bestaande toestand.

Het gaat echter steeds om zeer beperkte uitbreidingen in de grootte-orde van 200 m².

• Naast de bedrijfsactiviteiten is in drie van de vier gevallen ook een woonfunctie op het perceel aanwezig.

• Gezien de beperkte uitbreidingen ten opzichte van het bestaande bouwvolume gaat het in alle gevallen om een optimalisatie van de be-staande activiteiten. Een schaalvergroting of bijkomende activiteiten is niet aan de orde. De bestaande mobiliteitsproductie van deze zone-vreemde bedrijven zal deze in de toekomst niet of verwaarloosbaar toenemen.

5.3 Grens- of gewestgrensoverschrijdende

milieuef-fecten

ONDERZOEK TOT m.e.r.

5.4 Alternatieven

5.4.1 Het nulalternatief

Het nulalternatief geeft de situatie weer wanneer het voorgenomen plan niet doorgaat. Er wordt geen planinitiatief genomen. Dit betekent dat de zonevreemde bedrijven onder de gewestelijke regelgeving vallen, be-schreven in de Codex ruimtelijke ordening.

Kort samengevat komt deze regelgeving op het volgende neer:

• Aanpassingwerken zijn toegestaan, op voorwaarde dat het overdekte volume niet wordt uitgebreid.

• Voor functiewijzigingen geldt het uitvoeringsbesluit omtrent de functie-wijzigingen.

De Codex bepaalt quasi geen inrichtingsvoorschriften. Ook zijn de voor-schriften niet gebiedsgericht gedifferentieerd.

5.4.2 Locatiealternatieven

Gezien de aard van het plan, met name het bestendigen van bestaande zonevreemde bedrijven met zeer beperkte uitbreidingsvragen, zijn locatie-alternatieven niet weerhouden voor dit plan. Herlocalisatie van bedrijven is een zeer ingrijpende maatregel en bleek voor de betrokken bedrijven niet in relatie te staan tot de concrete noden. Het zijn immers allemaal hoofd-zakelijk (geacht) vergunde bedrijven met beperkte uitbreidingsvragen in het kader van een optimalisatie en niet in het kader van een (substantiële) schaalvergroting. Zonevreemde bedrijven die een schaalvergroting over-wegen werden bij een eerste afweging in het kader van dit RUP verwezen naar het nieuwe lokale bedrijventerrein die zal gerealiseerd worden en zijn sowieso niet opgenomen binnen dit plan.

5.4.3 Ruimere of strengere ontwikkelingsperspectieven Het beschreven beleidskader zonevreemde bedrijven vertrekt vanuit de decretale mogelijkheden. Veel ruimere ontwikkelingsperspectieven zijn vanuit de beleidsdocumenten Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, Provin-ciaal ruimtelijk structuurplan en het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan niet mogelijk.

Sommige ontwikkelingsperspectieven zijn iets soepeler, andere zijn iets beperkender dan de decretale bepalingen, omdat we bij de opmaak van het RUP de mogelijkheid hebben om de specifieke situatie van bedrijf te bekijken en een locatiegerichte verfijning door te voeren.

Een uitdoofbeleid van deze zonevreemde bedrijven is niet realistisch. Het gaat over bedrijven die legaal tot stand zijn gekomen. Vele daarvan zijn historisch gegroeid en maken deel uit van de nederzettingsstructuur van Vlaanderen.

5.4.4 Conclusie

De voorgestelde ontwikkelingsperspectieven houden meer rekening met de kwaliteiten van de omgeving en de specifieke situatie van de bedrijven dan het nulalternatief. De voorgestelde ontwikkelingsperspectieven zijn bovendien het resultaat van een locatiegericht en bedrijfsspecifiek onder-zoek, waarbij weloverwogen keuzes werden gemaakt. Bijgevolg bieden de voorgestelde ontwikkelingsperspectieven meer garantie voor kwaliteit.

ONDERZOEK TOT m.e.r.

5.5 Aftoetsing plan-mer-plicht van rechtswege

5.5.1 Plan-m.e.r.-plicht

De plan-m.e.r.-plicht wordt afgetoetst op basis van het besluit van de Vlaamse regering houdende de vaststelling van de categorieën onderwor-pen aan milieueffectenrapportage, meerbepaald bijlagen 1 en 2 van het uitvoeringsbesluit van 10 december 2004 (B.S. 17/02/2005).

De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen gere-aliseerd worden vallen hier niet onder. Uit nazicht van bijlage 2 – punt 10 blijkt dat de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP

‘zonevreemde bedrijven’ zullen kunnen gerealiseerd worden, zijnde de vier geselecteerde bedrijven, hier geen betrekking op hebben.

Handelszaken zoals Groenten en Fruit De Smet valt niet onder de catego-rieën die onderworpen zijn aan milieueffectrapportage. Verwarming en sa-nitair valt niet onder de categorie van bedrijven opgenomen in bijlage I en II.

Uit nazicht van bijlage II 11. Andere projecten, blijkt dat de activiteiten van Garage De Fauw en Garage Ideal geen betrekking hebben op de opslag van schroot met inbegrip van autowrakken als de opslagcapaciteit 10.000 of meer of 10.000 voertuigwrakken bedraagt.

5.5.2 Noodzaak tot passende beoordeling

Er zijn geen vogelrichtlijngebieden in of in de nabijheid van het plangebied gelegen. In het noorden van de gemeente Ruiselede, meer bepaald rond de Wantebeek is wel een habitatrichtlijngebied gelegen, ‘Bossen, heiden en valleigebieden van zandig Vlaanderen, westelijk deel’. De zonevreemde

5.5.3 Conclusie

De opmaak van een plan-MER van rechtswege wordt niet noodzakelijk geacht gezien het plan geen kader vormt voor een project van bijlage 1 of 2 van het uitvoeringsbesluit en gezien de opmaak van een passende be-oordeling niet nodig is.

5.6 Beschrijving en beoordeling van mogelijke mili-eueffecten

5.6.1 Inleiding

In een eerste stap wordt het voorkomen van bijzonder beschermde gebie-den en bijzonder kwetsbare gebiegebie-den nagegaan aan de hand van be-schikbaar kaartmateriaal. Dit geeft een goede indicatie van de gevoelig-heid van het plangebied voor het mogelijk optreden van milieueffecten.

De bijzonder beschermde gebieden zijn:

• De speciale beschermingszones overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;

• Een gebied aangeduid overeenkomstig de Conventie van Ramsar in-zake watergebieden van internationale betekenis;

• Een beschermd duingebied of voor het duingebied belangrijk land-bouwgebied zoals aangegeven ter uitvoering van het decreet van 14 ju-li 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen.

• Natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening;

ONDERZOEK TOT m.e.r.

• Een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of ar-cheologische zone;

• De waterwingebieden en bijhorende beschermingszones type I en II vastgesteld ter uitvoering van het decreet van 24 januari 1984 houden-de maatregelen inzake het grondwaterbeheer;

• Het Vlaams Ecologisch Netwerk overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (zie kaart 10);

Bijzonder kwetsbare gebieden zijn:

• Gebieden met slechte drainage (drainageklasse f, g of i)

• Gevoelige bodems (veengronden, kleigronden)

• Recent overstroomde gebieden

• Gevoelige gebieden volgens de watertoetskaarten

• Waardevolle en zeer waardevolle gebieden op de biologische waarde-ringskaart

• Stiltegebieden

• Erfgoedlandschappen volgens BPA of RUP

• Gebieden aangeduid op de landschapsatlas

• Bouwkundig erfgoed

• Archeologische site

• Landbouwgronden met hoge of zeer hoge waardering volgens de land-bouwtyperingskaart

• Landbouwgronden gelegen binnen herbevestigd agrarisch gebied (HAG)

Het verkeersgenererend karakter kan een invloed hebben op de discipli-nes mobiliteit, geluid, lucht, mens en fauna & flora

Externe mensveiligheid zal als een afzonderlijk hoofdstuk behandeld worden.

De bespreking gebeurt aan de hand van de verschillende milieudisciplines:

oppervlaktewater, bodem en grondwater, fauna & flora, landschap, bouw-kundig erfgoed & archeologie, mens-socio-organisatorische aspecten (met inbegrip van mens zelf, landbouw, verkeer geluid, lucht, …),.

Bodem en water

Waterwingebied type I of II Bodemkaart

Drainagekaart

Overstromingsgevoelige gebieden (ROG of volgens watertoetskaart) Infiltratiegevoelig

Natuurgebied, natuurgebied met wetenschappelijke waarde of ermee vergelijkbare gebieden

Bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, ….

(Zeer) waardevolle gebieden volgens de BWK Stiltegebieden

Landschap, onroerend erfgoed en archeologie

Beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten Bouwkundig erfgoed

Archeologische site Landschapsatlas

Mens – socio organisatorische aspecten

Landbouwgronden met (zeer) hoge waarde volgens landbouwtyperingskaart HAG

Mobiliteit (verkeersgenererend karakter) Externe mensveiligheid

ONDERZOEK TOT m.e.r.

5.6.2 Discipline bodem en water 5.6.2.1 Beschrijving en analyse plangebied

Kaart 1: bodemkaart - bodemtypes Kaart 2: bodemkaart – drainageklassen Kaart 3: grondwaterkwetsbaarheid

Kaart 4: water- en oppervlaktewaterwingebieden

Kaart 5: watertoetskaart mbt overstromingsgevoelige gebieden Kaart 6: overstromingskaarten

Kaart 7: infiltratiegevoeligheid

Bodem en drainage

De bodem bestaat hoofdzakelijk uit vochtig zand en vochtig zandleem. Er komen geen poelgronden of veenbodems voor. Op bepaalde plaatsen zijn wel een aantal natte bodems aanwezig. De meest gevoelige bodems zijn diegene met drainageklassen f, g, h of i. Deze bodemsoorten zijn echter schaars binnen de gemeente. Een aantal liggen langs de Wantebeek. Er komen geen zonevreemde bedrijven voor op deze bodems.

Grondwaterkwetsbaarheid

Volgens de grondwaterkwetsbaarheidskaart is vooral het noorden van de gemeente en een strook in de omgeving van de Poekebeek zeer kwets-baar. De watervoerende laag is voor deze zones zand. Er komen geen bedrijven voor in deze zones.

Waterwingebieden

Het grootste deel van de gemeente maakt deel uit van een oppervlaktewa-terwingebied Kluizen (zone A: verscherpte uitrijdregeling).

Oppervlaktewater

Het plangebied behoort praktisch volledig tot het bekken van de Gentse kanalen en het stroomgebied van de Poekebeek. De belangrijkste water-lopen water-lopen van west naar oost door de gemeente en zijn:

Pachtebeek-Wantebeek, Klaphullebeek, Kapellebeek-Vlaagtbeek, Poeke-beek en BundingsPoeke-beek-ReigersPoeke-beek. De beken monden allemaal uit in de Poekebeek die zijn weg vervolgt richting Poeke. De waterkwaliteitsdoel-stelling van de waterlopen is drinkwaterproductie.

Enkel het uiterste noorden van de gemeente (puntvormige uitloper) be-hoort tot het bekken van de Brugse Polder. Het oosten hiervan stroomt af naar het kanaal Gent-Oostende. Het westelijk deel behoort tot het stroom-gebied van de Rivierbeek.

Figuur 12: stroomgebied van de Poekebeek (VHA)

ONDERZOEK TOT m.e.r.

Binnen het RUP zijn geen zonevreemde bedrijven gelegen binnen ‘risico-zones voor overstromingen (MOG2006) of recent overstroomde gebieden (2006, 2010, 2011)

Overstromingsgevoeligheid

De overstromingsgevoelige gebieden zijn gelegen langs de Wantebeek-Klaphullebeek, ten zuiden en oosten van Kruiskerke en langs de Poeke-beek. De bedrijfspercelen van Verwarming en sanitair Johan Buydaert en garage Ideal grenzen achteraan aan mogelijks overstromingsgevoelig ge-bied.

Figuur 13: watertoetskaart mbt overstromingsgevoelige gebieden

Infiltratiegevoeligheid

Met uitzondering van de stroken langs de waterlopen is het grondgebied van Ruiselede infiltratiegevoelig. Dit houdt in dat het zinvol is om infiltratie-voorzieningen te installeren bij de bedrijven.

5.6.2.2 Beoordeling

De meest gevoelige bodems zijn diegenen met drainageklassen f, g, h of i.

Er komen geen zonevreemde bedrijven voor op deze bodems, waardoor er geen aanzienlijke problemen verwacht worden door dit RUP.

Figuur 14: zoneringsplan Ruiselede

Mogelijke wijzigingen in de aanwezige bedrijvigheid die een impact kunnen hebben op het watersysteem zijn:

- bijkomende verharde oppervlakte - bijkomende grondwaterwinning - Wijziging in afvalwaterstromen

- Wijzigingen in activiteiten die mogelijk vervuiling veroorzaken

ONDERZOEK TOT m.e.r.

Al deze elementen vallen in principe onder de vergunnings- of meldings-plicht (milieuvergunning of stedenbouwkundige vergunning). De vigerende wetgeving hieromtrent blijft van kracht.

De zonevreemde bedrijven zijn gelegen in een gebied waar gepland is om een riolering aan te leggen (groene arcering).

Rekening houdend met bovenstaand gegeven kunnen we stellen dat het RUP geen invloed zal hebben op de oppervlaktewaterkwaliteit en het grondwater. Voor alle zonevreemde bedrijven wordt in het zoneringsplan een oplossing voorgesteld naar lozing en zuivering van het afvalwater. Op het moment van een vergunningsaanvraag voor een zonevreemde bedrijf wordt op het zoneringsplan gekeken hoe het afvalwater voor het betreffen-de perceel moet worbetreffen-den gezuiverd. Er zijn bijgevolg geen extra maatrege-len nodig die moeten opgenomen worden in het RUP.

Voor de vier zonevreemde bedrijven zal het RUP weinig bijkomende be-bouwing en verharding betekenen, waardoor het effect op de waterhuis-houding beperkt zal zijn.

Niettemin dient voldaan te worden aan de principes van het integraal wa-terbeleid en de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake he-melwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en geschei-den lozing van afvalwater en hemelwater. Het uitgangsprincipe is dat he-melwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt, vervolgens geïnfiltreerd of gebufferd en in laatste instantie vertraagd afgevoerd wordt.

Dit streven wordt opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP.

5.6.2.3 Conclusie

5.6.3 Discipline Fauna & Flora

5.6.3.1 Beschrijving en analyse plangebied

Kaart 8: biologische waarderingskaart Kaart 9: VEN-gebieden

Kaart 10: ecologische gebieden volgens gewestplan Kaart 11: ecosysteemkwetsbaarheid

Biologische waardering

Wanneer we de biologische waarderingskaart bekijken, zien we dat de zonevreemde bedrijven niet ingekleurd zijn als biologisch waardevol. Re-den daarvoor is dat de meeste bedrijven er al jaren aanwezig zijn, waar-door de biologische waarde van de huiskavel normaliter nihil is.

Ramsar- en Duingebieden

Er zijn geen Ramsargebieden of Beschermde Duingebieden in of in de nabijheid van het plangebied gelegen.

Natura 2000

Werd besproken onder punt 6.5.2.

VEN-gebieden

In het noorden van de gemeente zijn de bossen aangeduid als VEN-gebied. Er zijn echter geen zonevreemde bedrijven in deze gebieden gele-gen.

Ecologische gebieden volgens bestemmingsplannen

De ecologische gebieden volgens het gewestplan in Ruiselede zijn vooral

ONDERZOEK TOT m.e.r.

bied langs de Poekebeek zijn niet in het VEN opgenomen. Er zijn geen bedrijven in deze gebieden gelegen.

Ecosysteemkaarten

Het grootste deel van de gemeente is weinig tot niet kwetsbaar. Vooral de bosgebieden zijn meer kwetsbaar. Er zijn echter geen bedrijven in deze bosgebieden gelegen.

5.6.3.2 Beoordeling

Gezien de aard van het plan, met name het bevestigen van bestaande zonevreemde bedrijven en het bieden van beperkte ontwikkelingsmoge-lijkheden buiten ecologisch waardevolle gebieden, zal de impact van het plan onbestaande zijn.

5.6.3.3 Conclusie

Op basis van voorgaande bespreking kan gesteld worden dat er geen ne-gatieve effecten van het plan te verwachten zijn.

5.6.4 Discipline landschap, bouwkundig erfgoed & archeolo-gie

5.6.4.1 Beschrijving en analyse plangebied

Kaart 12: beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezich-ten

Kaart 13: landschapsatlas

Kaart 14: inventaris bouwkundig erfgoed

Beschermde landschappen, stads- en dorpsgezichten, monumenten Het Rijksopvoedingsgestich en omgeving, Schoonberg of Slangenbossen en de omgeving kasteel van Poeke zijn beschermd als landschap. Het centrum van Ruiselede is beschermd als dorpsgezicht. Er zijn geen zone-vreemde bedrijven aangeduid als beschermd monument.

Landschapsatlas

Uit de landschapsatlas blijkt dat binnen het plangebied volgende anker-plaatsen of relictzones voorkomen: ‘Bulskampveld-Sint-Pietersveld’,

‘Schoonbergbos, Vorte Bossen- Wantebeek’, ‘Vallei van de Poekebeek met domein van Poeke’ en ‘Hoogveld’ zijn aangeduid als ankerplaatsen.

Als knelpunten voor deze ankerplaatsen wordt gesteld dat de toenemende bebouwing in het gebied een bedreiging vormt voor het landelijke karakter en het goed bewaarde landschap. De oprukkende lintbebouwing vanuit o.a. Kruiskerke en Doomkerke bedreigen het landelijk karakter van de an-kerplaats en dreigen ze te versnijden. De niet-grondgebonden landbouw-bedrijven en recente grote landbouwlandbouw-bedrijven zijn zeer storend door hun niet passend karakter binnen het landschap en de historisch lage bebou-wingsdichtheid van het gebied. Het RUP doet echter geen uitspraken over landbouwbedrijven.

Met uitzondering van 1 ankerplaats zijn alle ankerplaatsen geconcentreerd in het noorden van de gemeente en behoren ze allemaal tot de relictzone van de ‘Oude Veldgebieden: Bulskampveld, Blekkerbos, Hoogveld’. De beleidswenselijkheid van deze relictzone is het ‘behoud van het

dambord-ONDERZOEK TOT m.e.r.

vormig landschappelijk patroon van bossen en landbouwland met bijzon-dere aandacht voor het behoud van de dreven’. Het RUP doet echter geen uitspraken over deze aspecten en druist daarmee niet in tegen de wense-lijkheden voor de relictzone.

In het uiterste zuiden van de gemeente ligt een heel klein stukje van de relictzone ‘Mevrouwmolen en Artemeersmolen Kanegem’. Er liggen echter geen zonevreemde bedrijven in deze relictzone.

Er zijn geen zonevreemde bedrijven opgenomen als puntrelict, noch gele-gen nabij een lijnrelict of puntrelict.

Inventaris bouwkundig erfgoed

Binnen de contouren van het plangebied zijn er geen elementen in de in-ventaris van het bouwkundig erfgoed opgenomen. De woning naast het bedrijf De Fauw is opgenomen in de inventaris.

Figuur 15: woning uit de inventaris van het bouwkundig erfgoed

Beschrijving

Lage, vrijstaande woning, volgens kadastergegevens daterend van ca.

1878 ter vervanging van een dieper gelegen huis. Dubbelhuis met vier tra-veeën onder zadeldak (mechanische pannen). Opgetrokken in verankerde,

Archeologisch erfgoed

In de omgeving van de Klaphulle zijn een tweetal sites aangeduid als ar-cheologisch erfgoed. Het gaat om een plaats met vondsten van bewoning uit de Late Middeleeuwen en ter hoogte van de Klaphullestraat-Meulestraat om infrastructuur uit de Late Middeleeuwen.

Figuur 16: centraal archeologische inventaris 5.6.4.2 Beoordeling

Gezien de aard van het plan, met name het bevestigen van bestaande zonevreemde bedrijven en de beperkte ontwikkelingsmogelijkheden zal de impact van het plan op het landschap heel beperkt zijn. Toenemende be-bouwing zal vanuit de zonevreemde bedrijven steeds beperkt zijn. Aldus vormt het plan geen verdere aantasting van de bestaande landschaps-structuur. Het RUP wordt waar mogelijk ook aangegrepen om de land-schappelijke kwaliteit van de percelen te versterken. De randvoorwaarden

ONDERZOEK TOT m.e.r.

Het RUP heeft geen negatieve invloed op ankerplaatsen, relictzones, punt- en lijnrelicten.

De woning uit de inventaris die naast het bedrijf De Fauw is gelegen func-tioneert los van dit bedrijf en werd niet mee opgenomen in het deelRUP Garage De Fauw. Er wordt geen uitbreiding richting deze woning voorzien.

Tussen deze woning en het bedrijf is een doorsteek aanwezig. Daarenbo-ven situeren de eigenlijke bedrijfsactiviteiten zich niet ter hoogte van deze woning. Ter hoogte van de woning bevindt zich de bedrijfswoning van De Fauw waar wel ook wagens voor verkoop zijn gestald.

Er kan echter besloten worden dat het RUP geen bijkomende negatieve invloed heeft op dit bouwkundig erfgoed.

Gezien het belang om oog te hebben voor het archeologisch erfgoed, zal in het RUP aangegeven worden dat bij geplande grondwerken in het plan-gebied voorafgaand overleg is aangewezen met de bevoegde archeologi-sche diensten zodat een archeologisch vooronderzoek kan voorzien wor-den. Bij waardevolle archeologische sporen biedt de vigerende wetgeving een decretaal kader.

5.6.4.3 Conclusie

Op basis van voorgaande bespreking kan gesteld worden dat de impact van het plan heel beperkt zal zijn en dat bijkomend randvoorwaarden ge-steld worden om de impact tot een minimum te beperken.

5.6.5 Discipline mens-socio-organisatorische aspecten 5.6.5.1 Beschrijving en analyse plangebied

Kaart 15: landbouwwaarderingskaart Kaart 16: herbevestigd agrarisch gebied

Landbouwwaarderingskaart

De landbouwgrond in Ruiselede heeft over het algemeen een hoge tot zeer hoge waardering. De zonevreemde bedrijven liggen binnen de zones met een zeer lage tot lage waardering. Groenten en Fruit De Smet ligt bin-nen een zone met zeer hoge waardering.

Herbevestigd agrarisch gebied (HAG)

In uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) stelt de Vlaamse overheid een ruimtelijke visie op voor landbouw, natuur en bos.

Doelstelling is te komen tot een afbakening van de agrarische, natuurlijke en bosstructuur van het buitengebied.

Dit planningsproces resulteerde in het verleden al in een gedeeltelijke af-bakening van de VEN-gebieden. In de tweede fase wil de Vlaamse over-heid duidelijkover-heid geven over de percelen die zeker opgenomen worden in de agrarische structuur en die nu ook reeds gelegen zijn in een ‘agrarische bestemming’, de zogenaamde ‘herbevestigde agrarische gebieden’.

Vooral het gebied ten zuiden van de Wantebeek is herbevestigd als

Vooral het gebied ten zuiden van de Wantebeek is herbevestigd als

In document RUISELEDE RUP ZONEVREEMDE BEDRIJVEN (pagina 46-68)