• No results found

Informatiewaarde van risicomanagement in jaarverslagen voor gebruikers Interne partijen hebben intern meer informatie tot hun beschikking dan externe partijen

2.6. Verslaggeving over risicomanagement

2.6.4. Informatiewaarde van risicomanagement in jaarverslagen voor gebruikers Interne partijen hebben intern meer informatie tot hun beschikking dan externe partijen

aangezien niet alle informatie openbaar bekend wordt gemaakt. Het soort informatie is voor de investeerders van ondergeschikt belang, elke vorm van informatie die door ondernemingen bekend wordt gemaakt heeft waarde voor investeerders. (Scott, 2003)

Aandeelhouders eisen transparantie. Gezien de toenemende eisen van niet alleen aandeelhouders maar ook toezichthoudende organen en andere belanghebbenden ten aanzien van het afleggen van verantwoording zal het fenomeen ‘In Control Statements’ in de nabije toekomst steeds belangrijker worden. (Driessen, Kamstra, 2005)

Hoe meer informatie een onderneming naar buiten brengt, des te groter het vertrouwen van de investeerders in de onderneming. Omdat grote ondernemingen meer in het nieuws zijn dan kleinere ondernemingen, heeft de marktprijs van grotere deze ondernemingen ook een hogere informatiewaarde. De meeste informatie is hierbij namelijk al bekend (door middel van andere bronnen dan het jaarverslag, bijvoorbeeld de media) en in de marktprijs van de onderneming opgenomen, aandeelhouders reageren hierbij dan ook minder op de financiële verantwoordingen van grote ondernemingen dan dat dit bij kleine ondernemingen gebeurt. (Scott, 2003)

Daarnaast is uit onderzoek is gebleken dat grotere ondernemingen meer “politieke kosten” hebben dan kleinere ondernemingen (Shell is hier een voorbeeld van, de overheid zal geneigd zijn Shell meer te gaan belasten bij hogere winsten en slechte ontwikkelingen ten aanzien van het milieu) deze kosten kunnen worden verlaagd door meer informatie bekend te maken. (Jensen, Meckling, 1976)

De in-control verklaring kan niets zeggen over de keuze van de strategie of over de vraag of het management goed is. De aandeelhouder moet niet onderschat worden, hij leest de in-control verklaring van het bestuur, maar ziet deze echt niet als een verklaring van het bestuur dat het

“in-control” is over de strategie. De aandeelhouder beoordeelt de strategie en ziet de verklaring als een soort garantie dat de cijfers betrouwbaar zijn. Aandeelhouders zijn prima in staat die zaken te scheiden. (Heidema, 2006)

Door De Franco, Guan en Lu (De Franco ea, 2005) is in Amerika onderzoek gedaan naar de waarde die door investeerders aan internal control informatie wordt toegekend. Uit het onderzoek naar 102 ondernemingen die inefficiënties rapporteren bleek, dat na het bekend maken van inefficiënties in internal control functioneren de aandelenkoers als gevolg hiervan met 1.8% daalde. Deze economische verandering is significant en ondersteund het idee dat investeerders waarde aan internal control informatie toekennen. De koersdaling was hierbij specifiek het gevolg van het handel in aandelen door kleine investeerders, welke als gevolg van de mededeling voordeel konden trekken door hier snel op in te spelen.

Ook in Nederland zijn positieve geluiden te horen, zoals bij Eumedion, de voormalige Stichting Corporate Governance Onderzoek voor Pensioenfondsen, die zichzelf beschouwt als hét

corporate governance-forum voor Nederlandse institutionele beleggers. Eumedion motiveert per brief aan de commissie-Frijns waarom zij een “in-control” verklaring wel wenselijk acht. Stakeholders zijn vooral in de mate van beheersing van de overige risico's geïnteresseerd. Uit twee recente Ernst & Young-studies dienaangaande blijkt dat aandeelhouders en beleggers veel waarde hechten aan informatie over de wijze waarop risico's worden beheerst. Het onderzoek van Ernst & Young onder 137 institutionele beleggers, inclusief negen Nederlandse, die samen een vermogen van ruim een biljoen dollar beheren, blijkt hun behoefte aan meer informatie over de risico's van de ondernemingen waarin zij investeren en de wijze waarop deze worden beheerd. Een recent online onderzoek door The Financial Times en Ernst & Young onder 718

respondenten, waaronder 206 commissarissen en bestuurders, toont dat liefst 58 procent vindt dat het bestuur zich publiek moet uitspreken over de toereikendheid van hun risicobeheersings- en controlesystemen (Vergoossen, Visser, 2005)

2.7. Hypotheses

Naar aanleiding van mijn literatuuronderzoek kom ik tot de volgende 2 hypotheses:

1. De rapportage over risicomanagement is uitgebreider bij AEX-genoteerde ondernemingen dan bij AScX-genoteerde ondernemingen.

Omdat grote ondernemingen meer in het nieuws zijn dan kleinere ondernemingen, is er ook meer informatie over hen bekend. Het vertrouwen van aandeelhouders (nog meer) wordt vergroot als ondernemingen meer informatie (ongeacht in welke vorm dit gebeurt) bekend maken. Omdat via de media al diverse overige financiële informatie bekend gemaakt wordt, verwacht ik dat

aanvullende informatie over bijvoorbeeld het functioneren van het internal control systeem in jaarverslagen wordt gerapporteerd. Grote ondernemingen zullen om het vertrouwen bij hun aandeelhouders te vergroten nog meer informatie over risicomanagement in hun jaarverslag opnemen dan kleinere ondernemingen, want op deze manier zal extra vertrouwen bij aandeelhouders van grotere ondernemingen groeien. Deze extra informatie is voor

aandeelhouders van toegevoegde waarde omdat de meeste (financiële) informatie al bekend is en daardoor momenteel al in de marktprijs van de onderneming verwerkt is. Daarnaast is uit eerder onderzoek is gebleken dat grotere ondernemingen meer “politieke kosten” hebben dan kleinere ondernemingen. (Shell is hier een voorbeeld van, de overheid zal geneigd zijn Shell meer te gaan belasten bij hogere winsten en slechte ontwikkelingen ten aanzien van het milieu) Doordat “politieke kosten” kunnen worden verlaagd door meer informatie bekend te maken, zullen grote ondernemingen gedwongen worden meer informatie over risicomanagement openbaar maken. In mijn onderzoek speelt tevens mee dat Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen (metname AEX-genoteerde ondernemingen) ook aan andere buitenlandse beursen genoteerd kunnen zijn. Deze buitenlandse beursen hebben eigen codes voor internal control. Vandaar dat ik een volgende 2e hypothese wil gaan onderzoeken:

2. Ondernemingen met tevens een notering aan de NYSE of NASDAQ hebben meer informatie over risicomanagement in hun jaarverslag opgenomen dan ondernemingen met alleen een Nederlandse beursnotering.

Naast de vereisten conform de bepalingen van de Code Tabaksblat, zijn de ondernemingen die tevens aan de NYSE of NASDAQ genoteerd zijn onderworpen aan de Sarbanes-Oxley Act. SOX stelt de financiële beheersing centraal, het bestuur dient in het jaarverslag aan te geven dat deze activiteiten van de onderneming “in control” zijn en dient hierover een oordeel door de

accountant te worden opgenomen. Wanneer “falen” van het internal control systemen zich voordoen, dan dient dit in het jaarverslag gerapporteerd te worden. SOX schrijft gedetailleerd voor aan welke eisen de opzet van de interne controle van financiële processen moet voldoen en hoe deze controlemaatregelen moeten worden gedocumenteerd en getoetst. Vanwege deze gedetailleerde beschrijving verwacht ik dat deze bedrijven meer informatie over

Hoofdstuk 3. Onderzoeksopzet

3.1. Inleiding

In dit hoofdstuk zet ik de onderzoeksopzet uiteen. Allereerst ga ik in op welke jaarverslagen onderdeel van de dataselectie uitmaken, daarna welke onderzoeksmethode ik heb toegepast om de hypotheses te kunnen bevestigen of weerleggen en vervolgens geef ik aan hoe de data-analyse is uitgevoerd.

3.2. Dataselectie

Door de Code Tabaksblat worden, zoals uit het literatuuronderzoek naar voren gekomen is, eisen aan risicomanagement(rapportage) aan Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen gesteld. De populatie bestaat uit alle Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. Deze ondernemingen moeten voldoen aan de bepalingen betreffende de beheersing van risico´s en de rapportage vereisten, zoals die door de Code zijn bepaald.

In het literatuuronderzoek is gebleken dat grotere ondernemingen meer informatie bekend zullen maken dan de relatief kleinere ondernemingen. Om een volledig beeld van de gehele populatie en te verkrijgen, heb ik de selectie gericht op de AEX- en AscX-genoteerde ondernemingen.

Met de opname van AEX- en AscX-genoteerde ondernemingen in mijn steekproef, heb ik bewust voor de uitersten twee variabelen binnen de populatie gekozen.

Vanwege de mogelijke onvergelijkbaarheid van ondernemingen heb ik besloten banken en financiële instellingen waarbij BASEL II van invloed is niet in de selectie van ondernemingen op te nemen. Ondernemingen die moeten voldoen aan BASEL II zullen naast de bepalingen van Tabaksblat nog meer informatie over de beheersing van (bancaire) risico´s moeten vermelden. Om de vergelijkbaarheid niet in geding te laten komen heb ik er voor deze ondernemingen uit te sluiten. In bijlage 2 “Geselecteerde ondernemingen” staat achter deze ondernemingen in de tweede kolom “BASEL II” vermeldt, waarna deze ondernemingen niet in de derde kolom “populatie” zijn opgenomen.