• No results found

Informatie bij het coderingsformulier Inleiding

Met behulp van een meta-analyse wordt de samenhang onderzocht tussen wegmarkering en rijsnelheid en tussen wegmarkering en koers houden. Daartoe dienen per (geschikt bevonden) experiment de waarden van verschillende kenmerken op dit coderingsformulier ingevuld te worden.

Enkele definities

Onder wegmarkering wordt verstaan: op of in het wegoppervlak aangebrachte tekens ter geleiding, waarschuwing, regeling of informatie van het verkeer. In dit onderzoek is het begrip wegmarkering afgebakend tot wegmarkering in lengterichting, in specifiek asstrepen en kantstrepen.

Wegmarkering in lengterichting is wegmarkering waarvan de richting in beginsel evenwijdig loopt aan de

as van de weg.

Een asstreep is wegmarkering in lengterichting die rijstroken voor verkeer in tegengestelde richting scheidt.

Een kantstreep is wegmarkering in lengterichting die de verkeersbaan scheidt in een deel bestemd voor rijdend verkeer en een deel niet bestemd voor rijdend verkeer; een kantstreep markeert de 'buitenkant' van de rijbaan. In dit onderzoek wordt bij aanwezigheid van een fiets(suggestie)strook van deze definitie afgeweken, omdat dan voor 'kantstreep' 'streep ter begrenzing van een fiets(suggestie)strook' gelezen dient te worden.

Rijsnelheid betreft in dit onderzoek de door autobestuurders gehandhaafde snelheid gegeven bepaalde

omstandigheden (bv. wegtype, soort wegmarkering, weersomstandigheden).

Koers houden betreft in dit onderzoek het door autobestuurders handhaven van een laterale positie

(dwarspositie) binnen de rijstrook/rijbaan.

Invulinstructie

Het coderingsformulier is opgedeeld in drie delen, te weten: - Algemeen

- Baseline situatie - Experimentele situatie

Deze drie delen dienen voor elk experiment ingevuld te worden. Aangezien sommige studies meerdere experimenten bevatten, is in de bijlagen een toelichting per studie gegeven. In sommige experimenten is de experimentele situatie ook vergeleken met een controle situatie, of zijn er follow-up metingen verricht. In die gevallen dienen ook de volgende bijbehorende formulieren ingevuld te worden:

-

"Voor"-situatie controlegroep

-

"Na"-situatie controlegroep

-

Follow-up meting

De kenmerken behorende bij de baseline situatie dienen altijd ingevuld te worden voor de "normale"/onveranderde toestand. De kenmerken van de experimentele situatie dienen altijd ingevuld te

98

situatie. Let er in zo'n geval dus op dat de experimentele gegevens daadwerkelijk ingevuld worden bij de kenmerken van de experimentele situatie en vice versa.

Ter toelichting een voorbeeld: stel op locatie X is een variant op de "normale" (conventionele) wegmarkering aangebracht. Er worden metingen met betrekking tot rijsnelheid en laterale positie van voorbijrijdende voertuigen verricht. Op een vergelijkbare locatie Y is conventionele wegmarkering aangebracht. Op een later tijdstip worden metingen met betrekking tot rijsnelheid en laterale positie van voorbijrijdende voertuigen verricht. In het formulier dienen de kenmerken behorende bij locatie Y ingevuld te worden bij de baseline situatie en de kenmerken behorende bij locatie X bij de experimentele situatie.

De waarden van de kenmerken op het coderingsformulier dienen ingevuld te worden op de posities zoals die in het antwoordkader staan aangegeven. Decimaalpunten e.d. zijn al afgedrukt. Begin zo rechts mogelijk, wanneer er minder posities nodig zijn dan vermeld staan. Voeg extra posities toe met een rode pen, wanneer er te weinig posities vermeld staan.

De waarden dienen voor zover mogelijk letterlijk uit de studies overgenomen te worden. Wanneer een kenmerk niet van toepassing is op het experiment, vul dan een reeks van "8" in (afhankelijk van het aantal posities). Wanneer de waarde van een kenmerk onbekend is, vul dan een reeks van "9" in (afhankelijk van het aantal posities).

Wanneer er twijfel bestaat over de waarde van een kenmerk, of wanneer het om een andere reden noodzakelijk geacht wordt om extra informatie toe te voegen, dient dit gedaan te worden met een rode pen in het antwoordkader onder de posities van het betreffende kenmerk. Algemene informatie over het experiment kan vermeld worden bij het kenmerk BLBIJZ (baseline situatie), ESBIJZ (experimentele situatie), CVBIJZ ("voor"-situatie controle), CNBIJZ ("na"-situatie controle) of FUBIJZ (follow-up meting). Te denken valt aan het 'uitrekenen' van gegevens uit grafieken, diagrammen en figuren; onnauwkeurigheid van meetapparatuur; nadrukkelijk aanwezig zijn van verticaal alignement (heuvels) en opvallende verschillen (niet betrekking hebbend op markering) tussen experimentele versus baseline situatie, zoals een andere weerssituatie.

Enkele berekeningsmethoden

De gebruikte eenheden in het formulier zijn km/u, km, m en cm. Omdat niet alle gegevens uit de studies in deze eenheden gegeven zijn, volgen hieronder enkele "formules".

Snelheid in km/u

- omrekenen van m/s naar km/u: * 3.6

- omrekenen van mph (mi/h) naar km/u: * 1.61 - omrekenen van ft/s naar km/u: * 1.08

Laterale positie, elementen van wegmarkering en dwarsprofiel in m of cm - omrekenen van inch (") naar cm: * 2.54

- omrekenen van ft (') naar cm: * 30.5 - omrekenen van ft (') naar m: * 0.30

In het formulier wordt onder andere gevraagd naar het gemiddelde van de rijsnelheid (--SNEL). Hierbij dient gemiddeld te worden over alle onderstaande 'elementen' tezamen:

- meetdagen - rijstroken - rijrichtingen

- week-/weekenddagen

- herhalingen, heen- en terugweg

Ter toelichting een voorbeeld: stel in studie X wordt gevonden voor de gemiddelde rijsnelheid in km/u: Rijrichting 1 Rijrichting 2 Meetdag 1 Meetdag 2 Meetdag 3 Meetdag 4 Meetdag 5 84.9 85.2 83.8 87.2 86.5 83.9 84.2 84.7 82.9 84.8

Op het formulier dient het gemiddelde van deze gevonden waarden ingevuld te worden (dus de opsplitsing naar rijrichting en meetdag verdwijnt): 84.8 (op één decimaal nauwkeurig).

Ook wordt er in het formulier gevraagd naar de standaard deviatie van de rijsnelheid en de laterale positie. De variantie is uit te rekenen aan de hand van de volgende formule: s2 = ∑ (Xi - X)

2

/ (N – 1) Omrekenen van variantie naar standaard deviatie (SD): √ s2

Het gemiddelde van de laterale positie kan op verschillende wijzen gemeten zijn, bv. de afstand tussen de rechterkant van de rechtervoorband tot de verhardingsrand of de afstand tussen het linkerwiel en de asstreep. Daarom hieronder een belangrijke invulinstructie:

- noteer met een rode pen een "K" in het antwoordkader ter hoogte van de betreffende posities, indien de gemiddelde laterale positie ten opzichte van de zijkant van de weg is gemeten (bv. verhardingsrand, kantstreep);

- noteer met een rode pen een "A" in het antwoordkader ter hoogte van de betreffende posities, indien de gemiddelde laterale positie ten opzichte van het midden van de weg is gemeten (bv. asstreep); - indien er zowel ten opzichte van de zijkant, als ten opzichte van het midden van de weg is gemeten,

noteer dan de waarde behorende bij de zijkant van de weg en noteer met een rode pen een "K" in het antwoordkader ter hoogte van de betreffende posities.

Bij het bepalen van het gemiddelde van de laterale positie dient over dezelfde 'elementen' gemiddeld te worden als die bij het bepalen van de gemiddelde rijsnelheid (zie eerder).

In de toelichting per studie (zie verderop) kunnen ook specifieke aanwijzingen opgenomen zijn omtrent bepaalde berekeningen. Lees voorafgaand aan het coderen van een studie steeds eerst deze aanwijzingen.

100