• No results found

Indien werkelik dit eerste vel reeds in 1779 werd gedrukt en toen is afgekeurd, dan moet men aannemen dat, na ingesteld onderzoek, het gebleken is dat hel

karakter van de taal wèl goed was weergegeven, en men ten slotte besloten heeft

het gehele werk te laten drukken. Met de woorden ‘versio nimis Belgica’ zal wel

bedoeld zijn dat te veel koncessies waren gedaan aan 't Hollands, in die zin dat het

Kreoolse karakter niet genoeg uitkwam; vermoedelik heeft men later ingezien dat

het zo goed als onmogelik was de verheven gedachten van het oorspronkelike weer

te geven, indien men zich angstvallig bepaalde tot de zinbouw en het vokabularium

der negers, die geen woorden kenden voor de begrippen in de Evangelieën, en

vooral in de brieven van Paulus, uitgedrukt.

De vertaling is het werk van M a g e n s . De mening van Graesse dat het

afgekeurde vel vertaald was door ‘L. Harbou et autres’ berust op een vergissing:

Harboe, Jessen, Hvid en Bartholin waren de leden van het ‘General-Kirke-Inspections

Collegium’ die het Voorberigt ondertekenden en 't werk hadden goedgekeurd.

Magens, die, ofschoon op St. Thomas

geboren, te Kopenhagen gestudeerd had, heeft blijkbaar naar de Deense tekst van

het Nieuwe Testament zijn vertaling gemaakt. De uitvoering van het boek is zeer

fraai. Het papier is stevig, de druk helder en de band voorzien van gouden stempels

die het gekroonde naamcijfer van Christiaan VII voorstellen. Drukfouten zijn

zeldzaam; een tiental wordt in de corrigenda vermeld.

Uit deze vertaling en uit de straks te noemen Duitse vertaling heeft Adelung

(Mithridates, II, blz. 252) het Onze Vader meegedeeld als voorbeeld van het op de

Deense eilanden gesproken Kreools. Hij vermeldt ook het Psalmboek der Duitsers

(zie hierachter, blz. 44). In hetTaalkundig Magazijn van 1840 (blz. 50) heeft Mr. L.

Ph. C.v.d. Bergh naar deze, hem uit Adelung bekende, proeven verwezen.

In 1818 verscheen te Kopenhagen, tans bij ‘die Erfgenamen van Schultz’een

tweede druk van deze vertaling. Men kan het een goedkope druk, een volkseditie

noemen. 't Papier en de druk zijn veel minder fraai, de band is eenvoudig en een

cul-de-lampe (een door een rivier bespoeld landschap voorstellend) boven 't eerste

hoofdstuk van Mattheus in de eerste uitgaaf, ontbreekt. Ook is weggelaten de Deense

vertaling van de opdracht aan de Koning en van het voorbericht. Overigens is de

tekst onveranderd overgenomen; alleen heeft men van de drukfouten die in de

corrigenda der eerste uitgaaf opgetekend staan er negen verbeterd voor de tweede

druk, - doch de slordigere uitvoering van deze tweede editie heeft een veel groter

aantal nieuwe fouten (ik telde er ongeveer 100) in de tekst gebracht. - Dit boek is

in 't vervolg geciteerd als N.T.D.

4.Dr. Marten Luther sie klein Katechismus ka set ower na die Creol Tael, van

J.J. Praetorius, Miss. ord. na St. Thomas en St. Jan in Amerika, Kjöbenhavn, 1827.

Ka prent bie C. Graebe. Dit boekje wordt geciteerd door H. Gaidoz in de Revue

Critique 1881, II, blz. 167, als verschenen in 1829; ik vermoed dat het jaartal een

drukfout bevat, van een tweede druk gewaagt Gaidoz niet.

5.Evangelis Kristelik Leering-Buk tot Gebryk na die Onderwies van die Katechesan

sender na die Deen Mission in Amerika, ka skriev van J.J. Praetorius, Kjöbenhavn,

1827.Ka prient bie C. Graebe.

Deze beide boekjes, in 't zelfde jaar uitgegeven, berusten, in één band gebonden,

op de Kon. Bibl. te Kopenhagen. Het eerste is 16 blz. groot, het tweede telt er 72.

Het tweede werkje is te beschouwen als een uitbreiding der aantekeningen door

Luther op de tien geboden, de geloofsartikelen, het Onze Vader en de sakramenten

van Doop en Avondmaal gemaakt. De taal staat verder van 't Kreools der negers

af dan de vertaling van 't Nieuwe Testament.

6.Taalproeven meegedeeld door Dr. E. Pontoppidan (Zeitschrift für Ethnologie

XIII (1881), blz. 135-138). Deze verzameling van spreekwijzen, en het gesprek ‘im

gewöhnlichen Kreol’ er aan toegevoegd, zijn, hoewel gering van omvang, voor de

studie der taal van grote waarde, en wel 1o. omdat hetgeen Pontoppidan meedeelt

zuiver Kreools is, afgeluisterd van de negers (ik zonder natuurlik zijn overdruk van

't Nieuwe Testament uit), en 2o. omdat hij ons die taal in een ander stadium vertoont

dan de reeds genoemde teksten. De opmerkingen die de verzamelaar aan zijn werk

toevoegt zijn van weinig belang. Er blijkt duidelik uit dat hij geen taalbeoefenaar van

zijn vak is, en vooral de kennis van onze taal mist die voor recht begrip van 't ontstaan

der Kreoolse vormen, en derhalve van een juiste spelwijze (tenzij men foneties wil

schrijven), onmisbaar is. Hoe 't met Pontoppidan's kennis van onze taal geschapen

staat, blijkt uit het volgende citaat (blz. 133): ‘Sehr wenige Worte scheinen

africanischen Ursprungs zu sein;... es ist eine, obwohl ziemlich geringe Zahl von

Kreolwörtern, welche ich wenigstens nicht im Stande gewesen bin von anderswo

herzuleiten, z.B.makutu (zie glossarium), quaet, leeluk (schlecht, schlimm), fraj

(gut),gaw (schnell), u.a.’ Aan deze gebrekkige taalkennis moeten waarschijnlik

verschillende drukfouten in het overgedrukte deel van 't Nieuwe Testament worden

toegeschreven; ik vermeld die hier, en evenzeer Pontoppidan's onbekendheid met

het Hollands, om mij te rechtvaardigen wanneer ik in de van hem overgenomen

taalproeven een enkele maal veranderd heb wat mij een lapsus calami van de

schrijver toeschijnt te zijn. Natuurlijk drukt die onbekendheid met het Hollands een

keur van echtheid op hetgeen de schrijver meedeelt. Zijn getuigenis is van grote

waarde tegen-tegenover de andere teksten, waarbij we niet weten in hoever

de schrijvers van onze taal op de hoogte waren. Door vergelijking van Pontoppidan's