• No results found

1. Organischestofgehalten en koolstofgehalte

3.1.1 Indicator ‘Organischestofgehalte en koolstofgehalte’

Organischestofgehalte (SOM): percentage bodemorganische stof 0-30 cm

(methode: gloeiverlies (klassiek), - kwaliteit van de bepaling: ●●●)

Figuur 5 Percentage bodemorganische stof (SOM) in de laag 0-30 cm voor landgebruik grasland

en akkerland. Gemeten door middel van gloeiverlies in de CC-NL steekproef 2018.

Figuur 6 Domeinschattingen op basis van landgebruik en bodem voor bodemorganische stof in de

0-30 cm laag in %. Gemeten door middel van gloeiverlies. De errorbars geven 2x standaarddeviatie aan; 95% van alle metingen.

Percentage bodemorganische stof (SOM) in de laag 0-30 cm

(methode: NIRS - kwaliteit van de bepaling: ●●)

Figuur 7 Percentage bodemorganische stof in de laag 0-30 cm voor landgebruik grasland en

akkerland. Gemeten door middel van NIRS in de CC-NL steekproef 2018.

Figuur 8 Domeinschattingen op basis van landgebruik en bodem voor bodemorganische stof in %,

voor de laag 0-30 cm diepte. Gemeten door middel van NIRS. De errorbars geven 2x standaarddeviatie aan; 95% van alle metingen.

Totale koolstofvoorraad in de bodem (SOC) in de laag 0-30 cm (ton/ha)

(methode: gloeiverlies - kwaliteit van de bepaling: ●●●)

Figuur 9 Totale koolstofvoorraad in de bodem (ton/ha) in de laag 0-30 cm voor landgebruik

grasland en akkerland. Gemeten door middel van gloeiverlies in de CC-NL steekproef 2018.

Figuur 10 Domeinschattingen op basis van landgebruik en bodem voor de totale koolstofvoorraad

[ton/ha] in de laag 0-30 cm. Gemeten door middel van gloeiverlies. De errorbars geven 2x standaarddeviatie aan; 95% van alle metingen.

Totaal organisch-koolstofgehalte (C_Totaal) (g/100 g bodem) in de laag 0-30 cm

(methode: NIRS - kwaliteit van de bepaling: ●●)

Figuur 11 Totaal organisch-koolstofgehalte (g/100 g bodem) in de laag 0-30 cm voor landgebruik

grasland en akkerland. Gemeten door middel van NIRS in de CC-NL steekproef 2018.

Figuur 12 Domeinschattingen op basis van landgebruik en bodem voor het totaal organisch-

koolstofgehalte [%] in de laag 0-30 cm, gemeten door middel van NIRS. De errorbars geven 2x standaarddeviatie aan; 95% van alle metingen.

In de figuren 5 t/m 12 wordt het organischestofgehalte in de Nederlandse bodem zoals waargenomen in 2018 weergegeven. De berekeningen zijn op basis van deelgebieden (strata) uitgevoerd en

weergegeven, zie ook paragraaf 2.3.2. Bij moerige gronden en veengronden is onderscheid gemaakt naar de diepte waarbinnen moerig materiaal voorkomt, dus binnen 30 cm of binnen 30 tot 100 cm. Daarnaast is onderscheid gemaakt tussen deelgebieden die volgens de Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, uitsluitend uit minerale gronden bestaan en deelgebieden die volgens die kaart naast minerale gronden ook moerige gronden en veengronden kunnen bevatten. In het rapport van Van Tol- Leenders et al. (2019) (in Bijlage 2) staat weergegeven welke strata binnen welke bodemtypen vallen. In de rapportage Koolstofvoorraad in de bodem van Nederland (1998-2018) (Van Tol-Leenders et al., 2019) zijn de gehalten aan organische stof vergeleken met een eerdere opname. In dat rapport is geconcludeerd dat het gehalte aan organische stof in de laag van 0 tot 30 cm tussen circa 1998 en 2018 significant blijkt te zijn afgenomen: van 6,85 naar 6,43%. Voor het deel van Nederland dat op de bodemkaart als minerale grond is gekarteerd, kon echter geen significante verandering in het gehalte aan organische stof worden aangetoond. Een verklaring van de afname van het landelijk gemiddelde gehalte aan organische stof kan volgens de auteurs worden gezocht in de oxidatie van veen en moerig materiaal.

3.1.2

Fysische indicatoren

Textuur: Percentage lutum in de laag 0-30 cm

(methode: NIRS - kwaliteit van de bepaling: ●●●)

Figuur 13 Percentage lutum in de laag 0-30 cm voor landgebruik grasland en akkerland. Gemeten

door middel van NIRS in de CC-NL steekproef 2018.

Figuur 14 Domeinschattingen op basis van landgebruik en bodem voor het lutumgehalte in %. De

Percentage silt in de laag 0-30 cm

(methode: NIRS - kwaliteit van de bepaling: ●●●)

Figuur 15 Percentage silt in de laag 0-30 cm voor landgebruik grasland en akkerland. Gemeten

door middel van NIRS in de CC-NL steekproef 2018.

Figuur 16 Domeinschattingen op basis van landgebruik en bodem voor het siltgehalte in %.

Percentage zand in de laag 0-30 cm

(methode: NIRS - kwaliteit van de bepaling: ●●●)

Figuur 17 Percentage zand in de laag 0-30 cm voor landgebruik grasland en akkerland. Gemeten

door middel van NIRS in de CC-NL steekproef 2018.

Figuur 18 Domeinschattingen op basis van landgebruik en bodem voor het zandgehalte in %.

Indringingsweerstand

(methode: penetrologger. Kwaliteit van de meting: ●●)

Figuur 19 Maximale indringingsweerstanden van de bovenlaag 0-30 cm -maaiveld en bij

bodemvocht criterium 1: drukhoogte h=-50..-150 cm – zie Bijlage 9) voor landgebruik grasland en akkerland, gemeten in de CC-NL steekproef 2018.

Figuur 20 Domeinschattingen op basis van landgebruik en bodem voor de indringingsweerstand

(IW) in de laag van 0-30 cm bij bodemvochtcriterium 1 (h = -50 cm < -150 cm - zie Bijlage 9). Een aantal bodemtypen ontbreekt, omdat deze door het vochtcriterium zijn uitgefilterd.

Bij de figuren voor de indringingsweerstanden is onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde bodemvochtcriteria 1, 2 en 3, zoals omschreven in Bijlage 9. In de droge zomer van 2018 zijn veel metingen van de indringingsweerstand niet volgens het protocol van de bodemvochttoestand uitgevoerd (h = -100cm), maar was de bodem veel te droog. Met de bodemvochtcriteria 1...3 zijn steeds minder streng; de metingen die niet binnen de gedefinieerde bodemvochtcriteria liggen, zijn uit de dataset weggelaten. Dit resulteert in steeds meer metingen die overblijven naarmate de selectie minder streng wordt (criterium 1, 469 metingen, 9% resterend; criterium 2, 609 metingen, 12% resterend; criterium 3, 1695 metingen, 34% resterend). Het totaalaantal enkelvoudige metingen is 4990, ofwel 5 enkelvoudige metingen per locatie). In Figuur 20 en Figuur 21 wordt de maximale indringingsweerstand in overeenstemming met bodemvochtcriterium 1 weergegeven.

De betekenis van de legenda is als volgt: is de indringingsweerstand (IW) ergens in het profiel kleiner dan 2MPa: geen restricties voor wortelgroei (blauw); is de indringingsweerstand ergens in het profiel tussen de 2 MPa IW en 3 MPa (oranje): restricties voor wortelgroei voor bijna alle gewassen, resulterend in een gereduceerde gewasopbrengst, afhankelijk van waar de verdichting optreedt. Is de indringingsweerstand IW ergens in het profiel groter dan 3MPa (rood): wortelgroei praktisch gezien niet meer mogelijk. Dit laatste heeft met name consequenties als de verdichting ergens bovenaan in het profiel optreedt.

Figuur 21 Maximale indringingsweerstanden van de onderlaag 30-80 cm -maaiveld en bij

bodemvocht scenario 1: drukhoogte h=-50..-150 cm – zie Bijlage 9) voor landgebruik grasland en akkerland, gemeten in de CC-NL-steekproef 2018.

Ter illustratie is ook de indringingsweerstand voor de onderlaag (30-80 cm -maaiveld) toegevoegd; Figuur 21. Opvallend is dat in beide kaartjes van de indringingsweerstand de strata met hoge indringingsweerstand (> 3 MPa) de overhand hebben. Dit zou betekenen dat in de rode gebieden wortelgroei ernstig beperkt tot onmogelijk zou zijn op de diepte waar de indringingsweerstand deze grens bereikt. Als deze situatie voorkomt in de bovenste 30 centimeter van het profiel heeft dit ernstiger consequenties dan als dit in de diepere bodemlaag optreedt.

Droge bulkdichtheid van de bodem in de laag 0-30 cm

(methode: Guts - kwaliteit van de bepaling: ●●)

Figuur 22 De dichtheid van de bodem in de laag 0-30 cm in g/cm3 gemeten in de CC-NL-

steekproef 2018.

Figuur 23 Domeinschattingen op basis van landgebruik en bodem voor de bulkdichtheid in g/cm3

voor landgebruik grasland en akkerland. De errorbars geven 2x standaarddeviatie aan; 95% van alle metingen.

Door de droge zomer van 2018, waarin de metingen van het CC-NL-project hebben plaatsgevonden, is de bepaling van de dichtheid door middel van de gutsmethode waarschijnlijk beïnvloed. In het rapport van het CC-NL-project (Van Tol-Leenders et al., 2019) wordt over de bepaling van dichtheid door middel van de gutsmethode het volgende gezegd:

‘In 2018 is deze dichtheid via het volume van de guts bepaald (paragraaf 2.2). De gemeten dichtheden zijn op sommige meetpunten heel hoog of juist heel laag. Op minerale gronden wordt op de laag 0-30 cm voor een aantal locaties een erg lage dichtheid gemeten, wat mogelijk een gevolg is van de droogte die in 2018 in Nederland optrad. Door de droogte raakte de guts mogelijk niet altijd goed gevuld met grond. De resultaten laten een grote variatie in gemeten dichtheid zien en gemiddeld genomen een afname ten opzichte van circa 1998. Mogelijk heeft de droogte van 2018 de gemeten dichtheid beïnvloed. Het is daarom aan te bevelen om terug te keren naar een selectie van veldlocaties om daar opnieuw de dichtheid vast te stellen. Tevens is het aan te bevelen om dan de gutsmethode te vergelijken met de gravimetrische methode met 100cc-ringen en de nieuwe dichtheidssensor. Ook dienen de aldus verkregen dichtheidsgegevens gebruikt te worden bij de verklaring van de waargenomen indringingsweerstanden, rekening houdend met het huidige landgebruik.’