• No results found

11In hoofdstuk 3 wordt een studie beschreven, waarbij wordt gekeken naar de

bruikbaarheid van de ziekteactiviteit score, de EULAR disease activity index (ESSDAI), bij patiënten met primaire SS. Voor deze analyse is gebruik gemaakt van gegevens uit een eerdere fase 2 studie, waarbij patiënten met primair SS zijn behandeld met het medicament rituximab of met een placebo. Uit de analyses kwam naar voren dat de ESSDAI potentieel geschikt is voor het meten van veranderingen in de ziekteactiviteit en kan worden gebruikt als uitkomstmaat in geneesmiddelen studies.

In de studie die is beschreven in hoofdstuk 4 wordt de bruikbaarheid van een andere ziekteactiviteit score geanalyseerd, namelijk de disease activity score (DAS-28). Dit instrument wordt wereldwijd gebruikt voor het beoordelen van gewrichtsontstekingen in patiënten met RA. De bruikbaarheid van de DAS-28 bij SS werd onderzocht in patiënten met primair SS die waren behandeld met biologische therapieën, namelijk met rituximab en abatacept. In deze patiënten werd de DAS-28 score vergeleken met de score op het gewrichtsdomein van de ESSDAI. Uit de analyse kwam naar voor dat patiënten uit beide behandelgroepen een significante verbetering van hun gewrichtsontstekingen ervoeren, ongeacht of deze was gemeten met de DAS-28 en ESSDAI. Met andere woorden, de DAS-28 kan goed worden gebruikt bij patiënten met primair SS voor het beoordelen van gewrichtsbetrokkenheid.

Naast de klinische problematiek van patiënten met SS, zijn ook afwijkingen in het bloed aanwezig die aandacht behoeven bij de evaluatie van SS patiënten. Het is bekend dat serum IgG en vrije lichte ketens verhoogd zijn in de auto-immuunziekten met B-cel hyperactiviteit, zoals in SS. In hoofdstuk 5 wordt een studie beschreven waarin is onderzocht of vrije lichte ketens als biomarker kunnen dienen voor het beoordelen van de systemische activiteit van SS en het hebben van een lymfoom. Van 100 personen met sicca klachten werd bij 45 patiënten SS vastgesteld. Daarnaast werden 17 SS patiënten met MALT lymfoom meegenomen in de studie. Een aantal patiënten met SS was behandeld met rituximab of abatacept. Van alle patiënten was bloedmateriaal aanwezig, waarin vrije lichte ketens konden worden bepaald. Uit de resultaten kwam naar voren dat de titer van vrije lichte ketens niet bijdragend was voor het stellen van de diagnose SS, hoewel patiënten met SS wel een significant hogere titer aan vrije lichte ketens hadden dan patiënten zonder SS. 50% van de patiënten met MALT lymfoom had een abnormale ratio van vrije lichte ketens. De titer van vrije lichte ketens correleerde goed met de ziekteactiviteit van SS, gemeten met de ESSDAI. Concluderend, het bepalen van de vrije lichte ketens is een bruikbare biomarker voor het beoordelen en monitoren van de systemische ziekteactiviteit van SS.

In hoofdstuk 6 wordt een studie beschreven waarin is gekeken naar de aanwezigheid van vermoeidheidsklachten en het effect van rituximab op deze klachten bij patiënten met primair SS. De systemische ziekteactiviteit werd wederom gemeten met de ESSDAI. Symptomen van droogheid, vermoeidheid en pijn werden gemeten met de ESSPRI vragenlijst. De ESSDAI en ESSPRI zijn ontwikkeld door de EULAR, de Europese organisatie van reumatologen. Het bleek dat 86% van patiënten met primair SS fysieke vermoeidheid als het meest hinderlijke en voor verbetering vatbare symptoom ervaren, meer dan pijn, droogheid en mentale vermoeidheid. Na de behandeling met rituximab bleek dat systemische activiteit van SS was gedaald naar het niveau van lage ziekteactiviteit bij 79% van SS patiënten, terwijl slechts 36% van de patiënten een acceptabele status van vermoeidheidsklachten rapporteerde. De mate van fysieke vermoeidheid was geassocieerd met de absolute aantallen van B-cellen, droogheidsklachten en mentale vermoeidheid, maar hing niet samen met de systemische ziekteactiviteit score ESSDAI, de IgG waarden en de reumafactor waarden. Op grond van deze bevindingen werd geconcludeerd dat fysieke vermoeidheid een belangrijke kenmerk is van vermoeidheid bij patiënten met primair SS. Behandeling met rituximab gaf een significante verbetering van vermoeidheid, maar desondanks bleef een groot aantal van de patiënten klachten van fysieke vermoeidheid houden. De vermoeidheidsproblematiek is een belangrijk aandachtspunt bij de begeleiding van SS patiënten in de dagelijkse praktijk.

Er was nog relatief weinig onderzoek verricht naar secundair SS. In hoofdstuk 7 zijn resultaten weergegeven van een studie waar het voorkomen van sicca klachten gedurende 10 jaar follow-up werd onderzocht bij patiënten met RA. Patiënten met hogere ziekteactiviteit van RA bleken op termijn vaker sicca symptomen en secundair SS te ontwikkelen. Bovendien ervoeren RA patiënten met sicca klachten en secundair SS meer beperkingen in hun dagelijks leven, ondervonden zij meer hinder van vermoeidheid en pijn, en was hun kwaliteit van leven slechter. Hoewel bij het initiëren van de studie werd gedacht dat sicca klachten bij patiënten met RA onveranderd aanwezig zouden blijven of zouden verslechteren in de loop der tijd, kwam uit het onderzoek naar voren dat de oorspronkelijke sicca klachten bij veel van deze patiënten na tien jaar waren afgenomen, ondanks de bevinding dat de functionele capaciteit van speekselklieren in de tijd bij vrijwel alle patiënten verder achteruit was gegaan.

In hoofdstuk 8 wordt een overzicht gegeven van de veiligheid en bijwerkingen van verschillende medicamenteuze behandelingen voor patiënten met primair SS. Symptomatische behandelingen zijn veilig en goed toepasbaar voor het verlichten van droogheidsklachten van mond en ogen. Er zijn wel een aantal hinderlijke bijwerkingen beschreven van de medicamenten die productie van speeksel en tranen systemisch stimuleren, waardoor een systemische therapie niet routinematig wordt toegepast bij de SS patiënten. Hoewel symptomatische therapieën verlichting van de klachten

11