• No results found

Importkenmerken: achtergrond, criminele geschiedenis en overige kenmerken

In document Jongeren en vrijheidsbeneming (pagina 61-65)

1.5 Probleem- en vraagstelling

2.2.5 Importkenmerken: achtergrond, criminele geschiedenis en overige kenmerken

Onder importkenmerken verstaan we achtergrondkenmerken van de jongere zoals sekse, leeftijd, herkomstgroep en opleidingsniveau. Informatie over de sekse, leeftijd en herkomst is verkregen uit meerdere bronnen om zo de informatie te kunnen verifiëren. Daarnaast onderscheiden we criminele car-rièrekenmerken zoals eerdere politie- en justitiecontacten en eerdere deten-tie-ervaringen. Andere importkenmerken die zoveel als mogelijk bij aanvang van de vrijheidsbeneming zijn gemeten zijn psychosociale problemen, cogni-tieve denkfouten en mogelijke psychiatrische problematiek. Ook hierbij geldt dat de gegevens afkomstig zijn uit verschillende databronnen.

Vragenlijst jongeren. In de vragenlijst worden een aantal importkenmerken uitgevraagd. Dit zijn:

– sekse; – leeftijd;

– eerder politie- en justitiecontact.

We onderscheiden in deze rapportage drie leeftijdsgroepen conform de inde-ling die in het jeugdstrafrecht ook wordt gehanteerd: tot en met 15 jaar; 16-17-jarigen; 18 jaar en ouder.

TULP/JJI. Ook uit het landelijk registratiesysteem worden een aantal gegevens gehaald die als importkenmerken zouden kunnen worden beschouwd. Het gaat hier om:

– herkomstgroep;

– eerdere detenties, aantal eerdere detenties, detentieduur;

– kenmerken van het delict (feit) waarvoor de jongere in een JJI verblijft. Verder maken we een onderscheid tussen zes herkomstgroepen: autochtoon, Marokkaans, Turks, Surinaams, Antilliaans, overig westers en overig niet-westers. De indeling is conform de CBS-omschrijving van herkomst die luidt: een jongere van wie ten minste een van zijn of haar ouders in het betreffende land is geboren (daarbij is het geboorteland van de moeder leidend). De informatie die vanuit TULP/JJI beschikbaar wordt aangaande het gepleegde delict wordt aangeleverd in de vorm van de wetsartikelen op basis waarvan de jongere in voorlopige hechtenis verblijft dan wel veroordeeld is. Van zowel primaire als subsidiaire feiten is deze informatie beschikbaar. Deze wetsarti-kelen staan in relatie tot een bepaalde strafdreiging, dat wil zeggen, de gevan-genisstraf in dagen die de jongeren voor deze combinatie van feiten waar-schijnlijk opgelegd zullen krijgen of opgelegd hebben gekregen. Op basis hiervan is een onderverdeling gemaakt in ernst, we onderscheiden nu ‘lichte’, ‘middelzware’ en ‘zware’ delicten.

Overige importkenmerken

Screeningsinstrumenten in dossiers. Sinds de invoering van de basismetho-diek YOUTURN worden in JJI’s standaard bij iedere jongere vlak na binnen-komst in een inrichting enkele screeningsinstrumenten afgenomen door een testpsycholoog. Met deze instrumenten wordt onder meer nagegaan in hoe-verre sprake is van psychosociale problemen (met de SDQ), of er indicaties zijn voor psychiatrische problematiek (met de MAYSI-2) en of er sprake is van zogenoemde denkfouten (met de HID). Min of meer kan worden gesteld dat het hierbij allemaal om zogenoemde importkenmerken van de jongere gaat. Omdat de basismethodiek begin 2010 nog niet in alle JJI’s volledig en voor alle jongeren werd gebruikt, hebben we deze gegevens slechts voor een deel van de onderzoeksgroep.

De Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ)

De SDQ (Goodman et al., 2000) is ook opgenomen in de vragenlijst voor jon-geren en wordt in YOUTURN tevens als screeningsinstrument gebruikt voor

het opsporen van psychosociale problemen. De SDQ bestaat uit 25 items waarvan vijf items samen een prosociaalgedragschaal vormen. De overige 20 items zijn onder te verdelen in vier subschalen van elk vijf items. De afzon-derlijke subschalen kennen allemaal een lage betrouwbaarheid,5 daarom hebben we voor deze studie besloten om de 20 items die samen een pro-bleemschaal vormen, in zijn geheel te gebruiken. De betrouwbaarheid van deze overkoepelende schaal is voldoende (Į=0,79), hij is uitermate geschikt voor het doel waar wij hem voor willen gebruiken, namelijk het in kaart bren-gen van psychosociale problemen bij binnenkomst. De items worden beant-woord op een driepuntsschaal met antbeant-woordmogelijkheden ‘niet waar’, ‘een beetje waar’ en ‘zeker waar’. Somscores vormen de uiteindelijke score op de schaal. Een voorbeelditem van de totale probleemschaal is: ‘Ik word erg boos en ben vaak driftig’. Voor de totale psychosociale probleemschaal bestaan Nederlandse normscores die aangeven of de psychosociale problemen van een jongere binnen de normale, subklinische of klinische range vallen (Widenfelt et al., 2003). Deze normscores zijn echter wel gebaseerd op een algemene populatie van leerlingen in het voortgezet onderwijs. Normscores voor jongeren in een gesloten setting zijn niet beschikbaar. In het huidig onderzoek hebben we de bestaande normscores gebruikt om de participan-ten onder te verdelen in een drietal groepen, een groep die binnen de nor-male range valt, de groep die valt in het klinisch grensgebied en een groep die op grond van de bestaande normen als ‘klinisch’ bestempeld kan worden. De Hoe Ik Denk-vragenlijst (HID)

De HID (Brugman et al., 2011) wordt gebruikt voor het in kaart brengen van cognitieve denkfouten. De vragenlijst bestaat normaal gesproken uit 54 items, die te verdelen zijn over vier gedragsvertekeningen: zelfzuchtig, ande-ren de schuld geven, goedpraten/verkeerd benoemen en uitgaan van het erg-ste. Er is tevens een onderverdeling te maken in vier gedragsreferenten: oppositioneel/opstandig gedrag, fysieke agressie, liegen en stelen. Tevens is er in de oorspronkelijke versie een onaannemelijke-antwoordenschaal en een schaal met zogenaamde positive fillers. Omdat in verschillende JJI’s ver-schillende versies van de HID in omloop bleken te zijn (als deze vragenlijst al werd afgenomen), is in het huidig onderzoek slechts gebruikgemaakt van de acht subschalen zoals hierboven beschreven. De vragen worden – in de oor-spronkelijke versie – afgenomen op een vijfpuntsschaal variërend van ‘hele-maal mee oneens’ tot ‘hele‘hele-maal mee eens’. Voor de afzonderlijke subschalen zijn Nederlandse normscores beschikbaar, waarbij een indeling wordt gehan-teerd in ‘klinische’ en ‘normale’ range.

5 Boonekamp (2011) heeft de betrouwbaarheid en validiteit van de scores op de SDQ in deze studie nader onderzocht en constateert dat er sprake is van flinke meetinvariantie op de afzonderlijke schalen. Dit wijst erop dat de subschalen van de SDQ onvoldoende valide en betrouwbaar zijn voor de onderhavige onder-zoeksgroep. Om die reden gebruiken we hier enkel de totale probleemschaal van de SDQ.

De MAYSI-2 vragenlijst

In het YOUTURN-programma zou ook standaard de MAYSI-2-vragenlijst bij alle jongeren moeten worden afgenomen. De MAYSI-2 is een screeningsin-strument dat een eerste inzicht geeft in mogelijke psychiatrische problema-tiek. Deze vragenlijst bestaat uit 52 items, die samen zeven subschalen vor-men: alcohol/drugsgebruik, kwaad/prikkelbaar, depressie/angst, lichame-lijke klachten, suïcidegedachten, denkstoornissen en traumatische ervarin-gen. De vragen worden – in de oorspronkelijke versie – afgenomen door ‘ja’ of ‘nee’ te antwoorden op vragen als: ‘Ben je in de problemen gekomen toen je high of dronken was?’ of: ‘Was het moeilijk om met mensen een goede band te hebben buiten je familie?’. Gedurende dit onderzoek bleek dat niet in alle inrichtingen dezelfde versies van de MAYSI-2 zijn afgenomen. Om een voorbeeld te noemen; in een inrichting werd een vraag behorend bij de trau-matische-ervaringenschaal (‘Ben je ooit verkracht, of heb je het gevaar gelo-pen te worden verkracht?’) niet aan de jongeren voorgelegd. Respondenten hebben in dat geval een ‘missing’ op dit item. Waren er nog meer missende waarden, dan is de hele schaal niet bruikbaar geworden. Verder werden tus-sen inrichtingen nogal eens wisselende antwoordmogelijkheden gebruikt. In sommige inrichtingen werd aan de keuze ‘ja’ of ‘nee’ nog ‘weet ik niet’, ‘soms’ of ‘niet van toepassing’ toegevoegd. Behalve dat dit een verandering betekent in een gevalideerd instrument, betekent het voor ons ook dat de vergelijkbaarheid van schalen bemoeilijkt wordt. In het geval van ‘weet ik niet’ en ‘niet van toepassing’ hebben we ervoor gekozen het item te laten ver-vallen, dat wil zeggen dat respondenten een ‘missing’ op deze schaal kregen. In het geval van ‘soms’ hebben we dit als ‘ja’ gecodeerd.

Voor de MAYSI-2 zijn normscores per schaal beschikbaar. Deze geven aan of de jongere voor een bepaalde schaal in het ‘aandachts’ of ‘waarschuwings’ gebied valt (Váhl et al., 2010).

Voor de MAYSI-2 geldt dat elke individuele schaalscore (bijv. de schaal alco-hol en drugs) wordt gescoord met (0) ‘normaal’, (1) ‘aandacht’ en (2) ‘waar-schuwing’. Omdat we in dit onderzoek de MAYSI-2 als een controlevariabele willen gebruiken, hebben we een somscore van de afzonderlijke schalen gemaakt. Voor de zeven schalen kon maximaal een score van 14 worden gehaald. Vervolgens zijn jongeren die in het 75e percentiel terechtkwamen aangemerkt als groep met ‘meervoudige psychiatrische problematiek’. Informatie over het feit waarvan jongeren verdacht worden

Vanuit het officiële registratiesysteem hebben we tevens informatie over het feit op grond waarvan jongeren in de JJI verblijven. Op basis van de diverse (combinaties) van wetsartikelen wordt een bepaalde strafdreiging verwacht. Op basis van die strafdreiging in dagen wordt onderscheid gemaakt tussen ‘lichte’, ‘middelzware’, en ‘zware’ feiten (zie Wartna et al., 2011, bijlage 3).

2.3 Analysestrategie

In deze paragraaf zullen we kort ingaan op de gehanteerde analysestrategie in de komende hoofdstukken. In hoofdstuk 3 zullen we een uitgebreide beschrijving van de data geven. In de daarop volgende themahoofdstukken zullen we de relatie tussen import- en deprivatiekenmerken en het omgaan met de vrijheidsbeneming onderzoeken, waarbij in elk hoofdstuk een ander aspect van het omgaan met vrijheidsbeneming centraal staat.

In document Jongeren en vrijheidsbeneming (pagina 61-65)