• No results found

Implicaties van de resultaten voor de hulpverlening en aanbevelingen

In document Kwestie van lange adem (pagina 173-177)

SAMENVATTENDE CONCLUSIES

14 Samenvattende conclusie en

14.6. Implicaties van de resultaten voor de hulpverlening en aanbevelingen

Een belangrijke uitkomst van het onderzoek is dat de gezinnen die gemeld worden bij Veilig Thuis, te maken hebben met zware complexe problematiek.

Er is sprake van kindermishandeling of partnergeweld en vaak een combinatie van beide. Daarnaast spelen er allerlei risicofactoren (zoals armoede, werk-loosheid, overmatig drankgebruik, opvoedstress) en tenslotte zijn de gevolgen van het geweld groot, zoals traumaklachten bij ouders, onveilige hechting tussen ouder en kind, emotionele onveiligheid van kinderen en internaliserend (trauma) en externaliserend probleemgedrag (criminaliteit, middelengebruik) bij kinderen. Bij dergelijke complexe problematiek, als in het merendeel van de gezinnen die bij Veilig Thuis gemeld zijn, is enkelvoudige diagnostiek of hulp-verlening onvoldoende. Door de combinatie van problemen, bij verschillende

de vragenlijsten wel melding maken van frequent of ernstig geweld. Vrouwen kunnen heel goed aangeven hoe ernstig en bedreigend het partnergeweld was, zeker op het moment dat zij zijn gescheiden. Het niet erkennen van de geweldsproblematiek in het gezin, kan een kwestie van aanpassing, gewen-ning of ontkenning zijn. Maar een andere verklaring voor het niet benoemen van het geweld in het gezin, is dat deze ouders en kinderen zeggen dat er geen probleem is omdat ze zich niet identificeren met het huidige discours over ouderlijk geweld en kindermishandeling in de media. Hoewel beweringen over huiselijk geweld in de media niet noodzakelijk op feiten gebaseerd zijn, hebben ze wel invloed op de manier waarop ouders en kinderen uit kwetsbare gezinnen reflecteerden op hun eigen situatie. Termen die door de media worden gebruikt om huiselijk geweld te beschrijven, zoals in een artikel tijdens de lock-down: Huiselijk geweld neemt toe ... ‘Het is meestal slaan of trappen’, zijn zo verschillend van de conflicten in hun eigen situatie dat deze gezinnen zichzelf niet herkenden in de felle berichtgeving in de media. Ook de termen kinder-mishandeling, partnergeweld of huiselijk geweld in de media campagnes of hulpverlening schetsen een beeld van zeer ernstige vormen van fysiek geweld waar men niet mee geassocieerd wil worden, terwijl kindermishandeling en partnergeweld ook gaat over emotionele verwaarlozing of psychisch geweld.

In de vragenlijsten vragen we naar concrete gedragingen zonder het label geweld of mishandeling. Het is kennelijk gemakkelijker om toe te geven dat conflicten en ruzies uit de hand kunnen lopen als het label ‘kindermishande-ling’ of ‘partnergeweld’ er niet aan hangt.

Conflicten en verwaarlozing moeten een belangrijk gespreksonder-werp blijven in het gezin. Kunst is om dit zodanig te bespreken dat ouders en kinderen zich wel herkennen in een onveilige opvoedingssituatie. Praten is cruciaal voor herstel van het kind zelf en voor de ouder-kindrelatie. Bij een deel van de ouders en kinderen is een ‘samenzwering van stilte’ ontstaan vanuit de situatie gedomineerd door geheimhouding, stilte en angst. Dit stiltepatroon is lastig te doorbreken doordat moeder en kind allebei geneigd zijn de geheim-houdingsnorm aan te houden en elkaar willen beschermen voor pijnlijke zaken (Pels e.a., 2011; Thiara e.a., 2017).

de vrouwenopvang en de MDA++ aanpak. Veel gezinnen krijgen echter hulp op het lokaal niveau. Als er geen sprake is van acuut gevaar en het een eerste melding bij Veilig Thuis betreft, worden deze gezinnen automatisch doorgezet naar het lokale niveau. Het is de bedoeling dat op lokaal niveau de veiligheids- plannen worden gemaakt met de gezinnen en hun sociale context. In de prak-tijk wordt echter handelingsverlegenheid geconstateerd op het lokale niveau.

Professionals weten niet hoe ze het thema van huiselijk geweld en kinder-mishandeling kunnen en moeten bespreken om concrete afspraken rond de veiligheid te kunnen maken. Training en ondersteuning van de professionals op het lokale niveau om deze problematiek te kunnen en durven te bepreken is noodzakelijk om te zorgen dat de veiligheid geborgd wordt.

Uit de interviews met de gezinnen blijkt echter dat ouders zich niet bewust zijn dat er veiligheidsvoorwaarden of veiligheidsplannen zijn gemaakt. Mogelijk dat deze gezinnen nog niet met deze veranderende aanpak te maken hebben gehad. De onderzoeksresultaten laten zien dat het wel nodig en wenselijk is dat voor elk gezin een veiligheidsplan gemaakt wordt en dat dit ook met het gezin gecommuniceerd wordt. Afname van geweld is op zich een goede zaak maar het is onvoldoende. Het voortduren van het geweld, ook al vindt het in mindere mate plaats, zorgt ervoor dat kinderen onveiligheid ervaren en de psychische klachten en het probleemgedrag worden versterkt. Het systema-tisch benoemen van de geweldsproblematiek in deze gezinnen is een eerste stap om te zorgen dat het geweld daadwerkelijk stopt.

Het bespreekbaar maken vraagt om een heldere probleemdefiniëring In de mondelinge interviews met de ouders en kinderen wordt er weinig gezegd over kindermishandeling, terwijl uit het vragenlijstonderzoek duidelijk blijkt dat hiervan wel degelijk sprake is. Een enkele klap of schelden wordt niet als kindermishandeling beschouwd, maar komt in de meeste gezinnen wel voor. Dit is in lijn met een eerder onderzoek (Steketee, e.a., 2020; Tierolf e.a.

, 2014) .waarin zowel vragenlijsten als mondelinge interviews zijn gebruikt.

Zowel vrouwen als mannen bagatelliseren in de mondelinge interviews het geweld in het gezin en zeggen dat er geen sprake is van geweld, terwijl ze in

175

De ervaringen met EMDR of kortdurende traumabehandeling laten zien dat dit juist op korte termijn veel effecten kan opleveren.

Meer aandacht voor de gevolgen voor de kinderen.

Als het gaat om de gevolgen van kindermishandeling en partnergeweld zijn er meerdere belangrijke conclusies. Ten eerste blijkt dat ondanks de sterke afname van het geweld nog steeds ruim de helft van de kinderen te maken heeft met veelvuldig of ernstige vormen van kindermishandeling en/of part-nergeweld. Ten tweede blijkt dat kinderen meer van het partnergeweld mee krijgen dan de ouders denken. Ten derde blijkt dat na melding maar de helft van de kinderen een vorm van hulpverlening heeft gekregen. Dit lijkt zeer weinig gezien de problemen waar de kinderen ook na anderhalf jaar mee kampen, zoals traumaklachten, hechtingsproblematiek of emotionele onveiligheid. Deze resultaten laten zien dat met name kinderen veelal een vergeten groep zijn als slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Ondanks dat er in allerlei richtlijnen en protocollen staat dat er met de kinderen gesproken moet worden, lijkt dit in de praktijk nog niet vanzelfsprekend. De belangrijkste pleitbezorgers van het belang van het betrekken van kinderen, zijn kinderen zelf. Hun ervaringsver-halen uit onderzoek en praktijk wijzen keer op keer uit dat ze eerder, vaker en structureler betrokken willen worden bij het hele traject van signalering van problemen tot en met de (evaluatie van de) hulpverlening (Van Gemert, 2019).

Daarnaast is systematische aandacht voor de problematiek en klachten van de kinderen nodig als er sprake is van kindermishandeling of partnerge-weld in het gezin. Het lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het in de praktijk nog niet. De resultaten van het onderzoek laten zien dat het wel wenselijk en nodig is. Kinderen die te maken hebben met huiselijk geweld beschrijven dit als een complexe, isolerende en langdurige ervaring, die resulteert in ontwrichting, verliezen en uitdagingen in betekenisvolle relaties in hun leven (Noble-Carr e.a., 2020). De aanleiding van het geweld van ouder tegen het kind of tussen ouders is voor jongeren vaak onduidelijk. Ze zien zichzelf soms onterecht als oorzaak en snappen niet waarom de agressie plaatsvindt. Jongeren ervaren het als een grote frustratie dat ze niet weten waarom agressie zich op hen Zorgvuldige screening van de problematiek zodat de juiste hulp geboden

wordt.

De resultaten maken duidelijk dat geweld in gezinnen niet overal hetzelfde is. Zowel het geweld als de problematiek in het gezin kan enorm verschillen.

Geweld dat uit onmacht of frustratie voorkomt, vraagt om een geheel andere aanpak, dan geweld dat bedoeld is om te controleren en manipuleren. Er zijn duidelijke genderverschillen als het gaat om geweld in relaties; vrouwen ervaren meer en ernstiger geweld dan mannen. Daarnaast hebben de verschil-lende soorten van geweld ook andere gevolgen voor de kinderen. Zo leidt partnergeweld tot meer emotionele onveiligheid en op de langere duur tot traumaklachten bij kinderen. Verwaarlozing daarentegen leidt tot meer hech-tingsproblematiek (Buisman, 2020; Helmond & Steketee, under review). Betere screening en analyses van het soort geweld en de problematiek in het gezin is nodig om gericht maatwerk te bieden aan het gezin.

De resultaten van het onderzoek over de geboden hulpverlening roept ook de vraag op hoe gericht de hulp wordt ingezet. Een voorbeeld hiervan is dat in veel gezinnen sprake is van problematisch alcoholgebruik door de ouders, ook wordt veelvuldig de groep van ouders met een verstandelijke beperking genoemd, toch wordt er zeer weinig de verslavingszorg of MEE of een andere instelling gericht op ouders met een verstandelijke beperking, ingezet bij deze gezinnen. Een goede analyse en screening van welke problematiek er in het gezin speelt en welke hulp nodig en wenselijk is, is noodzakelijk.

Een ander voorbeeld is dat er steeds meer aandacht komt voor de screening van mogelijke traumaklachten bij kinderen. Terecht want ook deze studie laat zien dat veel kinderen last van traumaklachten hebben die anderhalf jaar na de melding nog steeds spelen. Maar naast aandacht voor de kinderen, is ook aandacht nodig voor de traumaklachten van de ouders. De helft van de ouders heeft zelf jeugdtrauma’s meegemaakt en één op de zes van de ouders in onze onderzoekspopulatie heeft zelf traumaklachten. Een van de uitkomsten is dat er een significante relatie is tussen de traumaklachten van ouders en kinderen (zie ook Lünnemann e.a., 2019). Dat betekent dat in het behandeltraject zowel aandacht moet zijn voor de traumaklachten van de kinderen als van de ouders.

Begeleiding is een kwestie van lange adem.

De uitkomsten van het onderzoek zijn enerzijds positief, er is sprake van een afname van het geweld. Maar het is nog niet goed genoeg, de uitkomsten laten ook zien hoe hardnekkig kindermishandeling en partnergeweld zijn. Deze tweede cohortstudie laat zien dat partnergeweld en kindermishandeling geen geïsoleerde, eenmalige gebeurtenissen zijn, maar dat het veelal lang voort-duurt en de recidive hoog is. Geweld in gezinnen is moeilijk aan te pakken en verdwijnt niet vanzelf. Bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishande-ling is het daarom van belang het langdurige karakter van de problematiek en het hoge risico op revictimisatie te onderkennen. Sinds kort heeft Veilig Thuis de radarfunctie, waarin zij het gezin langdurig monitoren op veiligheid. Een voorwaarde hiervoor is dat gezinnen na doorverwijzing naar het lokale veld niet uit het zicht verdwijnen van de hulpverlening. In het onderzoek krijgt één op de vijf gezinnen geen hulp na melding bij Veilig Thuis, terwijl er wel nog geweld speelt en allerlei andere problematiek. Kennelijk verdwijnt een groep gezinnen te snel uit beeld.

Het is noodzakelijk om effectiever en succesvoller te worden in de gezinnen waar het geweld nog voortduurt. De uitkomsten van dit onderzoek onder-strepen de noodzaak dat, gezien de complexiteit en stapeling van problemen, er langdurige begeleiding nodig is voor deze gezinnen waarbij alle gezinsleden betrokken worden. De vraag is in hoeverre de huidige inrichting van de zorg deze langdurige zorg kan bieden aan de groep van 71% van de gezinnen waar het geweld nog niet is gestopt. Maar willen we de intergenerationele over-dacht doorbreken, dan moeten we zorgen dat de kinderen die in deze gezinnen opgroeien de mogelijkheid krijgen om zich zodanig te ontwikkelen dat zij de cirkel van het geweld kunnen doorbreken.

richt (Pels e.a., 2011). Aandacht voor kinderen in deze onveilige situaties is nodig omdat kinderen zich veelal onmachtig voelen en te maken hebben met heftige en intense emoties: zoals verdriet, angst en boosheid.

Het voortduren van de kindermishandeling en partnergeweld heeft gevolgen op de korte maar ook voor de langere termijn voor kinderen. Als het gaat om geweld in gezinnen zijn ouders voor de kinderen zowel een bron van veiligheid als de bron van angst, waardoor een onveilige hechting ontstaat (Godbaut e.a., 2009; Buisman, 2020). Terwijl een veilige hechting juist een bescherming tegen stress kan bieden. Door het geweld in het gezin voelen kinderen zich emotioneel onveilig en gaan ze overlevingsgedrag vertonen zoals vermijdend gedrag (vluchten), of juist boos worden (aanvallen) of stil zijn, niet bewegen (bevriezen) (Davies, e.a., 2016; Meijer, 2018). Deze reactiepatronen zijn nuttig en effectief als er direct gevaar dreigt, maar niet op de langere termijn. Als het gevaar langdurig aanwezig is, treedt er geen gewenning op, integendeel er treedt steeds sneller een stressreactie op, de zogeheten sensi-tisatiehypothese (Cummings & Davies, 2010). Uit eerder onderzoek weten we dat kinderen steeds gevoeliger worden en al op de geringste spanning van of tussen ouders reageren. Als dit lang duurt, leidt dit tot chronische of toxische stress. De chronische stress veroorzaakt een structurele verandering in de waarneming, in het lichaam (stofwisseling), in het vormen van netwerken in de hersenen (geheugen en reactiepatronen) van het jonge kind (Van der Kolk, 2014; McGowan e.a., 2009). Hierdoor ontstaat een negatieve spiraal:

door continu in stress te verkeren, komen kinderen in de overlevingsmodus (vluchten, aanvallen of bevriezen), waardoor er weinig ruimte is voor nieuwe informatie of om vaardigheden aan te leren om de problemen op te lossen.

Hiermee ontstaat de vicieuze cirkel. Normale belangrijke momenten zoals het maken van een toets op school of een duw van een kind in de klas, worden als stressvol ervaren en het kind schiet hierdoor in een stressreactie, waardoor het kind het probleem niet kan oplossen, de zogeheten stress-trauma cirkel.

177 Berger, M., & Abrahamse, S. (2020). Professionele kaders voor kennisoverdracht

Kindermishandeling en Huiselijk Geweld. Utrecht, NJI.

Browne, K.D., HamiltonGiachristis, C., & Vettor, S. (2007). Child abuse: prevention and control intergenerational relational violence. Rome: WHO European Centre for Environment and Health

Bowlby, J. (1969), Attachment and loss, Vol. 1: Attachment. New York: Basic Books.

Briere, J. (1995). Trauma Symptom Inventory (TSI): Professional manual. Odessa, FL: PAR, Psychological Assessment Resources.

Briere, J. (1996). Trauma Symptom Checklist for Children (TSCC): Professional manual. Lutz:

PAR, Psychological Assessment Resources.

Brock, R. L., & Kochanska, G. (2016). Interparental conflict, children’s security with parents, and long-term risk of internalizing problems: A longitudinal study from ages 2 to 10. Development and Psychopathology, 28, 45-54.

Brock, de, A. J. L. L., Vermulst, A. A., Gerris, J. R. M., & Abidin, R. R. (1992). NOSI, Nijmeegse Ouderlijke Stress Index. Experimentele versie. Handleiding. Lisse: Swets &

Zeitlinger.

Browne, K.D., & Herbert, M. (1997). Preventing family violence. New York: Wiley.

Cafferky, B. M., Mendez, M., Anderson, J. R., & Stith, S. M. (2018). Substance use and inti-mate partner violence: A meta-analytic review. Psychology of Violence, 8(1), 110.

Callaghan, J. E., Alexander, J. H., Sixsmith, J., & Fellin, L. C. (2018). Beyond “witnessing”:

Children’s experiences of coercive control in domestic violence and abuse. Journal of interpersonal violence, 33(10), 1551-1581.

Carter, S., & Henderson, L. (2005). Approaches to qualitative data collection in social science. Handbook of health research methods: Investigation, measurement and analysis, 1, 215-230.

Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences (2nd ed.). Hillsdale, NJ: Erlbaum.

In document Kwestie van lange adem (pagina 173-177)