• No results found

Multatuli,Volledige werken. Deel 3. Japanse gesprekken. De school des levens. Ideeën, tweede bundel. De bruid daarboven. De zegen Gods door Waterloo. Franse rymen

GESCHREVEN OCTOBER1863 -DECEMBER1864

GEPUBLICEERD SEPTEMBER1864 -MAART1865

Multatuli,Volledige werken. Deel 3. Japanse gesprekken. De school des levens. Ideeën, tweede bundel. De bruid daarboven. De zegen Gods door Waterloo. Franse rymen

aant.

Ideeën, tweede bundel

‘Een zaaier ging uit om te zaaien.’ JEZUS

448.

Aan Mevr. de Wed. P. geb. baronesse van D. te Zwol. Amsterdam, October 1863

Mevrouw, ik heb u iets te zeggen. Ik wens u toe te spreken om uwentwil, omdat ge in droefheid verkeert. Om mynentwil, wyl ik behoefte voel aan uiting myner vreugde. Om den wille van anderen, die misschien met enige belangstelling zullen lezen wat een diep verdorven medeschepsel kan te zeggen hebben aan een zuster... in verdorvenheid.

Want ik ben infaam slecht, mevrouw. Ik hoop dat deze hoogmoedige verklaring moge gelden als paswoord, voldoend-onheilig om toegang te verschaffen aan den broederlyken groet dien ik u hierby zend.

Neem dien aan, mevrouw! Versmaad m'n groet niet... al ware 't om de zeldzaamheid alleen, ten laatste iemand te ontmoeten die u niet overstelpt met bitterzoete braafheid.

Want van braafheid zult gy last hebben in deze dagen uwer bezoeking.

Men zal u spreken van zedigheid en van christendom. Van kuisheid en beschaving. Van voorvaderen - die nooit zondigden - en van voormoederen met gesteven halskraag en dito begrippen. Men zal u spreken van Godsgoedheid... in uw kerker! Van Zynalmacht... in uw verdrukking! Van maatschappelyke plichten en

godsdienstige plichten. Van hoge plichten en lage plichten, van grote en kleine plichten, en daarna... van allerlei plichten. Men zal u laffe dingen zeggen met klinkende woorden. Men zal u spreken van geloof, van heiligmaking, van Gods toorn, van contritie, van zonde, verdoemenis en fatsoen...

En, mevrouw, ik wil u spreken over liefde.

Men zal u verzekeren dat gy diep gezonken zyt. En men zal

ei-Multatuli,Volledige werken. Deel 3. Japanse gesprekken. De school des levens. Ideeën, tweede bundel. De bruid daarboven. De zegen Gods door Waterloo. Franse rymen

aant.

gen braafheid op stelten zetten, om u precies te doen voelenhoe diep...

Och, of ge dat niet wist, arme patiënte! Alsof die diepte niet bleek uit alles wat u omgeeft! Alsof er kans ware op ontkenning van 't verschil in toon tussen de toespraak uwer wachtersnu, en 't vorige: ‘Mevrouw, ik heb de eer!’ Alsof er vergeten mogelyk ware van 't vlymend onderscheid tussen uw salon van vroeger en 't kamertje van heden, waarin men u opsloot en bewaart voor wat welkom schandaal.

Vergist ge u niet soms des morgens by 't ontwaken? Kost het u geen moeite de weerspannige verbeelding terug te wringen in de werkelykheid? Is 't u niet reeds gebeurd den braven rechter der instructie - die nooit zondigde - aan te spreken als uw kind, en zyn onkreukbare rechtsdeftigheid te ontvangen als vroeger den morgenkus uwer kleine, die u ontroofd werd door de even deftige onkreukbaarheid van het recht? Is 't u al voorgekomen dat ge, pas teruggeschrikt in 't leven, en node afscheid nemend van dromen die zich verstoutten liefelyk te zyn in een kerker, is 't u al geschied dat ge den gevangenbewaarder verzocht: ‘te laten inspannen tegen elven... als 't goed weer is’?

Zeg mevrouw, hoe langen tyd en hoeveel kracht hebt ge nodig des morgens, tot het afschudden van onbewusten slaap of vals vleienden droom?

Niet waar... dat bed is zo vreemd... dat linnen zo grof... die kamer zo eng... dat uitzicht zo doods... zo kaal die wand, zo ruw de vloer...

O God, o God... mevrouw, ik wenste te mogen ontwaken in uw plaats!

Neen, gy zult het nietvergeten dat gy diep, zeer diep zyt gezonken! Ook zonder de wettische zalving van de gelovers, en zonder de tale Kanaäns van de wet, zal 't u onafgebroken worden herinnerd door de werkelykheid, zoveel welsprekender nog dan de best bespraakte beroeps-cant.

Maar toch hoop ik dat myn taal den stryd winnen zal, ook tegendie

welbespraaktheid. Want ik zal ze putten uit 'n hart evenzeer vervuld vanwerkelyke liefde, als uw gevangenis vanwerkelyke getuigen en tolken uwer ellende.

Multatuli,Volledige werken. Deel 3. Japanse gesprekken. De school des levens. Ideeën, tweede bundel. De bruid daarboven. De zegen Gods door Waterloo. Franse rymen

Ik wil beproeven balsem te gieten in de wonden die u pyn doen. Ik wil pogen u de ruwheid van 't gevangenisbed te doen vergeten door de zachtheid myner toespraak. Ik wil de scherpte afronden van den overgang tussen uw dromen en uw waken. Ik wil de wanden van uw kerker opsieren met bloemen uit den tuin myner heerlyke Fancy.

Wat me hiertoe beweegt, mevrouw - ik had ongelyk m'n brief te beginnen met hoogmoedig sarkasme over slechtheid - wat my hiertoe beweegt?

Is 't u nooit gebeurd, u die ryk waart, behoefte te voelen tot meedeling aan wie armer waren? Ik ben erzeker van dat gy, niet als velen bevroren door zondeloze kou - de fouten die men u ten laste legt, zyn daar om dát te bewyzen - dat gy menigmaal warmte hebt meegedeeld waar 't nodig was! Zeker dáárvan dat gy, die waarschynlyk zyt gestruikeld uit gevoeligheid, ondervinding hebt van gevoel! Zeker dáárvan dat ge vroeger, toen u voorspoed ten deel viel, toen men u eerde en achtte en liefhad en vleide, dat ge toen meermalen de hand hebt gereikt aan minder bedeelden. Nietwaar, gy voeldet te veel egoïsme om tevreden te zyn met eenzaam geluk, en vaak hebt ge met edele hebzucht u meester gemaakt van hoger genot, door deling van overvloed.

Wat my beweegt, mevrouw? 't Is zúlke hebzucht.

O, ik weet wat het is, den dag te zien opryzen als 'n spook dat ons sarrend in de armen neemt, om zestien, achttien uren lang - ja, 't etmaal uit, soms! - ons heen en weer te slingeren met marteling, als van den gehangene die niet sterven kan!

En heden, mevrouw, heden den vierden October ontwaakte ik met 'n heerlyke aandoening van geluk. Ik heb gister zo'n goeden dag gehad. Ik vond het leven zo schoon. Ik had zoveel liefde ontvangen en gegeven... en toen ik my ter rust legde - moe als altyd, maar ditmaal niet vermoeid van smart - o, mevrouw, ik was verdrietig geen God te kennen... ik had hem zo graag gedankt!

En ik sliep in met de gedachte: wat 'n vreemdheid morgen! Wakker te worden zonder dien schrik... zonder dat tandenbyten van inspanning om niet te bezwyken. Ik nam my voor, het

Multatuli,Volledige werken. Deel 3. Japanse gesprekken. De school des levens. Ideeën, tweede bundel. De bruid daarboven. De zegen Gods door Waterloo. Franse rymen

licht van den dag te begroeten met vrolyken spot: je zult me niet martelen vandaag! Ze weten 't al thuis, dat er weken lang geen angst wezen zal als naar treurige gewoonte. Dat zy den propriétaire zullen kunnen ontmoeten met wat minder verlegenheid, en niet langer liefkozing van 'n ondeugend kind behoeven te ‘maken’ met pynlyke inspanning, tot het vruchteloos verbloemen van schaamte over geldgebrek.

En ik schreef reeds dat ik gauw thuiskomen, en dat er groot feest wezen zou by 't weerzien na veel dapper gedragen leed. En dat was niet alles nog, ja zelfs het meeste niet. Het was maar wat ik u 't maklykstnoemen kan onder de zegeningen van m'n dag. Want nog schoner aandoeningen vielen my te beurt, dan 'n paar weken wapenstilstand van armoede, en stemden my tot goedheid en mededeling.

En toen ik heden ontwaakte, dacht ik aan u, mevrouw, en aan uw ontwaken. Ziedaar dan 't antwoord op de vraag, wat my beweegt u toe te spreken. Ik vertrouw dat ge my begrypen zult, en ik reken daarby op de eigenaardigheid van dolingen als de uwe, die meestal samengaan met een vatbaarheid voor gevoel, als men gewoonlyk tevergeefs zou zoeken by ongerepte zondeloosheid.

En al schreef ik reeds naar huis dat ik spoedig komen zou, en al houdt uw smart my nu hier, enige dagen langer dan ik hoopte... o, ik weet hoe men 't my daarginder zou verwyten als ontrouw, wanneer er bleek dat ik hen liever had dan verlaten droefheid. Zeker zalmyn kleine - één jaar ouder slechts dan 't kind dat gy met eerbiedwaardigen diefstal terugroofdet van de wet - zeker zal zy zeggen: papa komt niet... waarschynlyk werd hy opgehouden by 'n zieke.

Want daar, in den kleinen kring waar men gelooft metmyn geloof, en 't goede dient naarmyn godsdienst, daar weten zy 't, als zovele vrouwen des koninklyken kruisvaarders, hoe 't plicht en vreugde is de lippen te zetten op de gifwonde, om die te zuiveren van venyn.

En dááraan, aan gif, zal 't u niet ontbreken! Wat alvrienden - die nooit zondigden - zullen u verlaten. En hun zyt ge dank schuldig, mevrouw. Want ze zyn lafhartig alleen, en niet wreed

Multatuli,Volledige werken. Deel 3. Japanse gesprekken. De school des levens. Ideeën, tweede bundel. De bruid daarboven. De zegen Gods door Waterloo. Franse rymen

aant.

als de anderen die tot u komen met honend vermaan, en vertoning van neerbuigende deugd. Of hebben állen u verlaten? O, ware dat zo! Want hoeveel kalmer zal 't u wezen uw bittere overdenkingen te verduwen in eenzaamheid, dan geplaagd te worden met gehuichelde deelneming die zich openbaart in ongevraagde zorg voor 't welvaren uwer ziel.

Zeker hebt ge 't nooit geweten, mevrouw, hoe innig braaf zy waren, allen die u omgaven. Dat zal u eerst gebleken zyn, thans, nu die braafheid dienen kan om u neer te buigen onder 't plomp gewicht hunner onbeproefde deugd. Nu eerst zult gy de vroomheid leren kennen, en haar vreselyke kracht ter ‘zelfverguizing’... van 'n ander. Nu zult gy 't weten, eindelyk, hoe zwaar 't ‘geloof’ neerdrukt op arme, zondige zielen. Nu zal men u voorpreken hoe er 'n God is, die slaat, en straft, en bezoekt, en gruwelt, en wreekt, en behagen schept in verbryzeling des harten.

Nu zult gy alom dat broedermoordend gebed lezen, op trekken, in houding en in toon: ‘Ik dank u, Heer, dat ik niet ben gelyk deze’.

En mevrouw, ik vrees... ik vrees... dat ge 't hoofd zult buigen onder zoveel vernedering, onder zoveel schande, onder zoveel smart!

En daarom haastte ik my hedenmorgen in 'n korten brief, die misschien onderschept is door ‘het recht’, u toe te roepen:

Wie u zelfvernedering voorspreekt als deugd, is 'n bedrieger.

Met de waardigheid van iemand die veel gedragen heeft, uit kracht van de roeping die my aandryft den verdrukte te verdedigen tegen de huichelachtige meerderheid van den sterke, en uit naam van den God dienik dien, roep ik u toe moed te houden. Hoog uw hoofd in den kerker, en voor 't gerecht! Vrees niet de stenen die men opraapt tot ongeroepen wraak over geschonden zedelykheid. Sluit niet de ogen met angst. Gebruik ze om rond te staren, dat ge 't weet wie de onbeschaamdheid heeft de ‘eerste’ te zyn in 't werpen.

Hy, die eerste, mevrouw... hy heeft gezondigd als gy. En meer

Multatuli,Volledige werken. Deel 3. Japanse gesprekken. De school des levens. Ideeën, tweede bundel. De bruid daarboven. De zegen Gods door Waterloo. Franse rymen

dan gy heeft-i gezondigd, want by gelyke zwakte, voegd-i de vervloekte wreedheid van 't eigenwillig beulschap. En vergeef het hem, opdat hy schaamte voele, en zich betere.

En die ander, die tweede, mevrouw... hy heeft gezondigd als gy. En meer dan gy heeft-i gezondigd, want al ware hy zonder smet gebleven tot op dezen dag, de steen dien-i opnam, weegt zwaarder in de schaal zyner schuld, dan uw zwakheid in die van de uwe.

En de derde die u veroordeelt, en de vierde die u minacht, en de vyfde die u vloekt, en de zesde die u verdoemt, en zy allen die u stenigen met zoveel

schuldhatende graagte... o wél hebbenzy behoefte aan uw vergiffenis, die ge hun niet zult onthouden, dát hoop ik, geadeld als ge nu zyt door zoveel smart!

Ik ben verheugd, mevrouw, dat ik zoveel fouten heb, die me uw fouten doen begrypen. Zoveel zwakheid, die my de verklaring geeft van uw zwakheid. Want zie, als ik in 't bezit ware der schuldeloosheid die gesteld is tot voorwaarde van 't recht om te stenigen, zou ik misschien met minder warmte deelnemen in uw leed. Ja, 't is de vraag of ik dat leed zou begrepen hebben in 't geheel, en of myn medegevoel u baten zou, wanneer 't de stuitende kenmerken droeg, gevloeid te wezen uit 'n nooit beproefd of onbezweken hart.

Wat moet het Jezus gesmart hebben, al de zondaren die hem naderden om wat troost, te bedroeven door de vreselyke tegenstelling met zyn vlekkeloosheid! Och, zou 't nooit in hem opgekomen zyn, dat minder hoogte hem nader stellen zou aan laagte, en dus meer geschikt maken tot opheffen van 't gevallene? Ik weet dat hy niet mocht liegen, maar toch zou 'k zo graag gehoord hebben, dat-i - al waar 't dan met gehuichelde ondeugd - den last der fouten van anderen had verlicht, door het wyzen op eigen vergryp. 't Is zo treurig alleen te staan in dwaling, en 't leidt zo vaak tot moedeloosheid in 't opsporen van den beteren weg.

Maar nog eens, mevrouw,gy staat niet alleen, en 't is de vraag of niet weldra anderen behoefte zullen voelen aanuw schuldvergiffenis, aan uw vermaning om niet meer te zondigen.

En wat hebt ge dan eigenlyk gedaan, dat uw naam wordt

weg-Multatuli,Volledige werken. Deel 3. Japanse gesprekken. De school des levens. Ideeën, tweede bundel. De bruid daarboven. De zegen Gods door Waterloo. Franse rymen

geworpen op de straten, als slyk? Welke misdaad heeft u doen afvallen van de maatschappelyke hoogte waarop ge vroeger geplaatst waart?

Men zegt - en ik geloof het ditmaal met wat lichtvaardigheid, omdat ontkenning of twyfel my zou beletten u 't troostwoord te doen horen dat weerklinkt in m'n hart -men zegt dat gy 'n ‘onecht kind’ ter wereld bracht.

Een ‘onecht’ kind? Wat is dat? Is zo'n kind niet in staat te spreken, te denken, te beminnen,goed te zyn... die enige roeping van echte mensen? Is het een monster? Geenszins, nietwaar? Zo'n kind heeft vermogens als 'n ander - veelal méér dan 'n ander -, aanspraak op groei en ontwikkeling, op vreugd en geluk als 'n ander, nietwaar?

Zo'n kind kan nuttig zyn, liefhebben en bemind worden als 'n ander, nietwaar? Maar... de Wet?

De Wet is nog zo héél erg niet, mevrouw! 't Is waar, zy stelt den kleine die de wereld inkwam zonder haar verlof, op 'n andere plaats dan de houders van 'n geregistreerd entreebiljet, maar zy zou toch 't vermoorden of mishandelen van zo 'n binnengesmokkeld indringertje straffen op gelyke wyze als van de geborenen mét patent. En nu daarlatende of 't mooi is, dat zy den onechte met de ‘onnatuurlyke’ huwelykskinderen eerst dán gelyk stelt, wanneer die gelykstelling haar toelaat wat te straffen, daarlatende of ze niet beter deed haar billykheid te doen beginnen vóór ze daartoe werd aangespoord door misdryf... of 't niet edeler ware zich minder toe te leggen op juist straffen, en wat meer op tydig beschermen... toch is 't waar dát ze eindelyk beschermt, al is 't dan wat weinig, en veelal te laat.

Maar de zeden... o, die zeden!

De Wet zou 't euvel opnemen als men een ‘natuurlyk’ kind sloeg... tot

blauwwordens toe. Als men het in 't water gooide... tot verdrinkens toe. Als men 't de keel toekneep... tot smorens toe. Want zie, blauwe plekken, drenkelingen en worging zyn dingen die de Wet kan zien en tasten met haar waarnemingsvermogen, dat nog-al grof is.

Maar... de zeden!

De zeden sparen geen marteling, noch veroordelen die, en waar

Multatuli,Volledige werken. Deel 3. Japanse gesprekken. De school des levens. Ideeën, tweede bundel. De bruid daarboven. De zegen Gods door Waterloo. Franse rymen

we de stereotiepe mededeling lezen: ‘opgevist het lykje van 'n pasgeboren kind van 't zoveelste geslacht’ - want dit zetten de krantenschryvers er altyd heel conscientieus by, of daarnaar de vraag was! - zie, als we diedagelykse mededeling lezen, dan is 't te betwyfelen of dekrankzinnige moeder...

Een moeder die haar kind vermoordt,is krankzinnig.

... of die arme moeder wel zo heel verkeerd deed in haar waanzin de voorkeur te geven aan snelle stikking, boven de langzame, die er voor den onwelkomen gast zou gereed liggen in de zeden. En die zeden zyn nog niet eens oprecht in haar domme wreedheid. Want dezelfde man die z'n dochter zou weigeren aan den jongeling van ‘natuurlyke’ geboorte, heeft heelnatuurlyk op zyn beurt meegeplant in den groten tuin der Natuur. En waar hy 't niet deed... ik verdenk hem van droogheid der ziel, of van lafhartigheid.

Want dit behoort hun eens-voor-goed gezegd te worden, aan al die braven, dat hun braafheid veelal voortvloeit uit gebrek aan hart, in velerlei betekenis, uit te weinig liefde en te weinig moed. ‘Nooit heb ik 'n fatsoenlyk meisjen ongelukkig gemaakt’, luidt het by velen.

- Zaagt ge er ooit kans toe? vraag ik.

‘Nooit heb ik my zóver laten vervoeren, dat ik misbruik maakte van genegenheid. Myn geweten...’

- Zou 't ook meer liggen aan stompheid van gemoed, dan aan fynheid van geweten? vraag ik.

‘Nooit heeft door myn schuld een moeder geschreid om 't verstoord geluk van haar kind...’

- Was 't ook veeleer de vuist van den vader, die u weerhield, dan de tranen der moeder? vraag ik.

En eindelyk vraag ik hun, die zo overvloeien van allerlei braafheid:

Hebt ge ook soms, voorzichtig en dor, bescheiden en gemeen, boven 't gevaar en de moeite van wilden maar oprechten hartstocht, de voorkeur gegeven aan nagemaakte liefde met vuil genot?

- Ja... dan weet je precies wat je kwyt bent... Ikciteer!

Multatuli,Volledige werken. Deel 3. Japanse gesprekken. De school des levens. Ideeën, tweede bundel. De bruid daarboven. De zegen Gods door Waterloo. Franse rymen

En zelfs dát veroordeel ik niet zo sterk, als stemmen zou met de heiligheid van m'n gevoel. Begrypen is vergeven, en begrypen wil ik. Ik erken de onbillykheid die er liggen zou in de vordering datieder te hoog sta voor 't lage. Ik vergun zonder bitterheid afwezen van hart, ja zelfs voel ik medelyden met de grofheid der ziel die behoefte heeft aan zulk voedsel, of uit armoed zich daarmee vergenoegt.

Neen, niet uit armoede. Want de lieve Natuur die háár weg stipt volgt, zonder acht te geven op de valsgestelde merkpalen ener uitgevonden zedelykheid, heeft ook daarin - noodzakelykerwyze! - voorzien, dat ieder juist voldoende bezit om te kopen wat-i behoeft. Ongelukkige, onbeantwoorde liefden zyn er niet. Waar gegeven werd, wordt ontvangen. Waar gezaaid werd, is oogst. En wie er klaagt over

miskenning van gevoel, over schade in den handel van z'n hart, over terug-ontvangen kou voor uitgestraalde warmte... o, zeker was dat hart schraal toegerust, dat gevoel wat óngevoelig, en die warmte wat koud. Qui se plaint de froideur n'a pas assez aimé, en moet dus maar tevreden wezen met diefroideur, wat dan ook gewoonlyk by zo iemand gauw 't geval is.

Begrypen is vergeven. Ook dit alzo behoort vergeven te worden, dat men 't metaal zyner ziel wegwerpt als lelyk nikkel. Maar, indien óóit begrip en vergeving mocht te