• No results found

Hypothesen beantwoorden

In document VERDRINGING IN GRONINGEN? (pagina 55-59)

In deze paragraaf worden eerder opgestelde hypothesen aangenomen of verworpen. Bij elke hypothese zal er op basis van de resultaten beargumenteerd worden waarom een hypothese is aangenomen of juist verworpen.

Hypothese 1:

De arbeidsparticipatie van studenten leidt tot verdringing van lager opgeleiden in de horecabranche op de Groningse arbeidsmarkt.

Hypothese verwerpen, want:

Er is geen sprake van reële verdringing van lager opgeleiden door studenten in de Groningse horecabranche. Weliswaar is het aandeel studenten dat werkzaam is in de Groningse horecabranche ontzettend groot ten opzichte van de lager opgeleiden, maar in praktijk komen de horecaondernemers vrijwel nooit in een situatie waarin ze moeten kiezen tussen lager opgeleiden en een student. Lager opgeleiden gaan de laaggekwalificeerde functies in de horecabranche in Groningen uit de weg. Daarentegen trekken de arbeidsplaatsen in deze sector juist veel studenten aan. Hiermee is in praktijk geen concurrentie tussen lager opgeleiden en studenten op de Groningse arbeidsmarkt.

Hypothese 2:

De arbeidskansen van lager opgeleiden zijn de afgelopen decennia verslechterd in de Groningse horecabranche doordat studenten de laaggekwalificeerde banen in deze sector innemen.

Hypothese verwerpen want:

De toegenomen arbeidsparticipatie van studenten draagt bij aan de verslechterende arbeidskansen van lager opgeleiden in de typische studentenhoreca, waar het publiek grotendeels uit studenten bestaat. De veralgemeniseerbaarheid van dit onderzoek is beperkt en daarom kan er geen uitspraak worden gedaan voor de algehele horecabranche in Groningen. Hiermee wordt deze hypothese verworpen. Desondanks is het belangrijk om aan te geven dat door de aanwezigheid van onderwijsinstellingen het aantal studenten in de loop der jaren gestegen is in Groningen. Dit is samengegaan met een stijging van het aantal horecagelegenheden in de stad, omdat studenten graag gebruik maken van deze

56 voorzieningen. Door de gestegen arbeidsparticipatie van studenten, zien we steeds meer

laaggekwalificeerde functies bekleed worden door studenten. Tegenwoordig is het vanzelfsprekend geworden dat studenten een bijbaan hebben in restaurants, cafés en hotels. Werkgevers en werknemers hebben op deze trends geanticipeerd, waardoor lager opgeleiden nauwelijks meer solliciteren op de laaggekwalificeerde functies in de Groningse horecabranche.

Hypothese 3:

Technologische veranderingen hebben geleid tot verslechterende arbeidskansen van lager opgeleiden in de Groningse horecabranche.

Hypothese verwerpen, want:

De horeca is een sector waarbij personeel moeilijk te vervangen is door machines. Dit komt doordat het een arbeidsintensieve sector is. Wel kunnen technologische veranderingen een positieve bijdrage leveren aan de productiviteit van de werknemers, maar het vervangen van werknemers is niet aan de orde. De belangrijkste reden die hiervoor wordt aangekaart, is dat klanten om persoonlijke aandacht vragen en dit kan alleen vervult worden door menselijke arbeidskrachten.

Hypothese 4:

De laaggekwalificeerde functies in de Groningse horecabranche kunnen door zowel een lager opgeleide als een student worden bekleed, waardoor de concurrentie erg hoog is tussen deze groepen.

Hypothese verwerpen, want:

Voor de laaggekwalificeerde functies in de Groningse horecabranche is in de meeste gevallen geen diploma nodig. Dit maakt de poule van mensen die in potentie deze banen kan bekleden gigantisch. Toch blijkt in praktijk dat er hoofdzakelijk studenten solliciteren op bovengenoemde functies. Lager opgeleiden gaan deze banen uit de weg, waardoor er geen sprake is van concurrentie tussen studenten en lager opgeleiden in de Groningse horecabranche.

Hypothese 5.1:

Studenten zijn flexibeler dan lager opgeleiden in de Groningse horecabranche.

Hypothese aannemen, want:

Lager opgeleiden zijn op zoek naar een vaste baan met vaste werktijden, waar studenten juist flexibele werktijden willen met het oog op hun studie. Daarnaast hebben studenten minder moeite met het werken in de avonduren en werken ze over het algemeen minder uren per week, wat ze flexibel maakt.

Hypothese 5.2:

57 Hypothese verwerpen, want:

Er is geen verschil in kosten tussen lager opgeleiden en studenten, omdat de horecaondernemers de collectieve arbeidsovereenkomst hanteren (cao) voor al hun werknemers.

Hypothese 5.3:

Studenten zijn sneller in te werken dan lager opgeleiden in de Groningse horecabranche.

Hypothese aannemen, want:

Studenten zijn in potentie hoger opgeleiden. Hierdoor beschikken de studenten over het algemeen over een hoger kennisniveau. Daarmee zouden studenten dingen eerder begrijpen en oppikken.

Hypothese 5.4:

Studenten zijn productiever dan lager opgeleiden in de Groningse horecabranche.

Hypothese verwerpen, want:

Productiviteit is moeilijk om te meten. Dit maakt het lastig om uitspraak te doen over de productiviteit van een groep. Productiviteit is volgens de horecaondernemers dan ook iets wat per persoon sterk verschil.

Hypothese 5.5:

Studenten zijn loyaler aan het bedrijf dan lager opgeleiden in de Groningse horecabranche.

Hypothese verwerpen, want:

Lager opgeleiden zijn loyaler aan het bedrijf dan studenten. Dit komt omdat lager opgeleiden afhankelijker zijn van hun inkomen dan studenten. Lager opgeleiden bevinden zich vaak in een gezinssituatie met vaste kosten. Zij kunnen zich dan ook niet veroorloven om ontslagen te worden. Ook hebben lager opgeleiden behoefte aan een vaste baan en zijn ze minder snel geneigd op zoek te gaan naar ander werk. Daarentegen zijn de functies in de horecabranche vaak maar een bijbaan voor studenten.

Hypothese 5.6:

Studenten hebben betere communicatieve vaardigheden dan lager opgeleiden in de Groningse horecabranche.

Hypothese aannemen, want:

De sociale vaardigheden van studenten worden hoger ingeschat dan die van lager opgeleiden. Attitude, achtergrond en milieu spelen hierbij een rol. De communicatie tussen werknemers en klanten is zeer relevant voor de werkgevers in de horecasector. Uit ervaring en lettend op het publiek dat de

58 horecagelegenheden bezoekt, vinden de horecaondernemers dat studenten geschikter zijn voor een baan bij hun in het bedrijf.

Hypothese 5.7:

De arbeidsrelatie met studenten is gemakkelijker te beëindigen dan met lager opgeleiden in de Groningse horecabranche.

Hypothese aannemen, want:

Studenten bekleden parttimebanen in de horeca. Het gaat hierbij veelal om een nul-urencontract. Daarentegen zijn de lager opgeleiden die werken in een horecabedrijf vaak vaste werknemers. Het is dan ook gemakkelijker om een student te ontslaan dan een lager opgeleiden. Tegelijkertijd nemen studenten zelf ook eerder ontslag dan lager opgeleiden. Hierdoor is de arbeidsrelatie tussen horecawerkgevers en studenten vaak zeer vrijblijvend.

Hypothese 5.8:

Studenten zijn eenvoudiger te vinden dan lager opgeleiden in de Groningse horecabranche.

Hypothese verwerpen, want:

Zowel studenten als lager opgeleiden zijn gemakkelijk te vinden op de arbeidsmarkt. Door de hoge werkloosheid zijn er momenteel meer mensen op zoek naar een baan. Als horecawerkgevers nieuw personeel zouden willen aannemen, dan is de poule van mensen waar ze uit kunnen kiezen over het algemeen zeer groot.

In document VERDRINGING IN GRONINGEN? (pagina 55-59)