• No results found

De hymne Gloria laus is het bekendste werk van Theodulfus. De hymne begint met

een lofzang tot Christus, geeft een exegese van het palmzondagritueel en beschrijft de processie op Palmzondag in Angers rond 820. Iedere kerkelijke gemeenschap uit die stad krijgt een eigen couplet te zingen. In dit hoofdstuk geef ik in §1 de tekst met mijn werkvertaling van de hymne Gloria laus, in §2 gevolgd door een kritische

tekstbespreking van het eerste deel van de hymne. In §3 geef ik een analyse van het palmzondagritueel, dat in het tweede deel van de hymne wordt beschreven. Het hoofdstuk sluit ik in §4 af met het antwoord op de vragen naar de betekenis en de functie van de hymne. In §5 ga ik in op de verhouding van Gloria laus enerzijds, en

het Oudspaanse palmzondagritueel en de teksten uit de tijd van de Merovingen anderzijds.

§1.

G

LORIA LAUS: DE TEKST §1.1 TEKST EN WERKVERTALING383

1,2 Gloria laus et honor tibi sit, rex Christe, redemptor:

cui puerile decus prompsit hosanna pium.

Glorie, lof en eer zij u, koning Christus, verlosser;

de kinderschaar heeft u een vroom hosanna ten gehore gebracht.

3,4 Israel es tu Rex, Davidis et inclita proles:

Nomine qui in Domini, Rex benedicte, venis.

Van Israël bent u de koning, en van David de illustere nakomeling, U, gezegende koning, die komt in de naam van de Heer.

5,6 Coetus in excelsis te laudat caelicus omnis,

et mortalis homo, et cuncta creata simul.

Heel het hemelse heir looft u in den hoge,

Samen met de sterfelijke mens en al het geschapene.

7,8 Plebs Hebraea tibi cum palmis obviam venit:

cum prece, voto, hymnis assumus, ecce, tibi.

Het volk der Hebreeën is u met palmen tegemoet gekomen; zie, wij staan bij u met bidden en gebed, met gezangen.

9,10 Hi tibi passuro solvebant munia laudis:

nos tibi regnanti pangimus, ecce, melos.

Zij losten de plicht in u te prijzen nog voor uw lijden; zie, wij zingen u tijdens uw heerschappij een lied.

11,12 Hi placuere tibi, placeat devotio nostra: rex pie, rex clemens, cui bona cuncta placent.

Zij hebben u behaagd, moge onze toewijding u behagen, loyale koning, goedertieren koning, aan wie alle goeds behaagt.

13,14 Fecerat Hebraeos hos gloria sanguinis alti, nos facit Hebraeos transitus, ecce, pius.

De glorie van een verheven afkomst maakte hen tot Hebreeën,

II.3 DE HYMNE GLORIA LAUS

De hymne Gloria laus is het bekendste werk van Theodulfus. De hymne begint met

een lofzang tot Christus, geeft een exegese van het palmzondagritueel en beschrijft de processie op Palmzondag in Angers rond 820. Iedere kerkelijke gemeenschap uit die stad krijgt een eigen couplet te zingen. In dit hoofdstuk geef ik in §1 de tekst met mijn werkvertaling van de hymne Gloria laus, in §2 gevolgd door een kritische

tekstbespreking van het eerste deel van de hymne. In §3 geef ik een analyse van het palmzondagritueel, dat in het tweede deel van de hymne wordt beschreven. Het hoofdstuk sluit ik in §4 af met het antwoord op de vragen naar de betekenis en de functie van de hymne. In §5 ga ik in op de verhouding van Gloria laus enerzijds, en

het Oudspaanse palmzondagritueel en de teksten uit de tijd van de Merovingen anderzijds.

§1.

G

LORIA LAUS: DE TEKST §1.1 TEKST EN WERKVERTALING383

1,2 Gloria laus et honor tibi sit, rex Christe, redemptor:

cui puerile decus prompsit hosanna pium.

Glorie, lof en eer zij u, koning Christus, verlosser;

de kinderschaar heeft u een vroom hosanna ten gehore gebracht.

3,4 Israel es tu Rex, Davidis et inclita proles:

Nomine qui in Domini, Rex benedicte, venis.

Van Israël bent u de koning, en van David de illustere nakomeling, U, gezegende koning, die komt in de naam van de Heer.

5,6 Coetus in excelsis te laudat caelicus omnis,

et mortalis homo, et cuncta creata simul.

Heel het hemelse heir looft u in den hoge,

Samen met de sterfelijke mens en al het geschapene.

7,8 Plebs Hebraea tibi cum palmis obviam venit:

cum prece, voto, hymnis assumus, ecce, tibi.

Het volk der Hebreeën is u met palmen tegemoet gekomen; zie, wij staan bij u met bidden en gebed, met gezangen.

9,10 Hi tibi passuro solvebant munia laudis:

nos tibi regnanti pangimus, ecce, melos.

Zij losten de plicht in u te prijzen nog voor uw lijden; zie, wij zingen u tijdens uw heerschappij een lied.

11,12 Hi placuere tibi, placeat devotio nostra: rex pie, rex clemens, cui bona cuncta placent.

Zij hebben u behaagd, moge onze toewijding u behagen, loyale koning, goedertieren koning, aan wie alle goeds behaagt.

13,14 Fecerat Hebraeos hos gloria sanguinis alti, nos facit Hebraeos transitus, ecce, pius.

De glorie van een verheven afkomst maakte hen tot Hebreeën,

zie, tot Hebreeën maakt ons de toegewijde doortocht.

15,16 Inclita terrenis transitur ad aethera victis, virtus a vitiis nos capit alma tetris.

Het aardse is overwonnen, de doortocht naar de roemruchte hemel is gemaakt, zegenende kracht onttrekt ons aan de afschuwelijke zonden.

17,18 Nequitia simus pueri, virtute vieti, quod tenuere patres, da,384 teneamus iter.

Laat ons als kinderen zijn in het kwaad, in de deugd als gegroefden, geef dat wij de weg waaraan de vaderen zich hielden bewaren.

19,20 Degeneresque patrum ne simus ab arte piorum, nos tua post illos gratia sancta trahat.

En laat ons niet afglijden van de handelwijze van de vrome vaderen, laat uw heilige genade ons achter hen aantrekken.

21,22 Sis pius ascensor, tuus et nos simus asellus, tecum nos capiat urbs veneranda Dei.

Weest u de vrome berijder, laat ons uw ezeltje zijn, laat de eerbiedwaardige Godsstad ons samen met u opnemen.

23,24 Vestis apostolicae rutilo fulgore tegamur, te bene tecta ut ea nostra caterva vehat.

Laat ons bedekt worden door het schitterend ochtendrood van de apostolische kleding, zodat onze menigte, daarmee goed toegedekt u moge dragen.

25,26 Tegmina sive animae sternamus corpora nostra, quo per nos semper sit via tuta tibi.

Laten wij onze lichamen, de mantels van de ziel, uitstrekken, waardoor de weg over ons voor u altijd veilig moge wezen.

27,28 Sit pia pro palmae nobis victoria ramis, ut tibi victrici sorte canamus ita.

Moge de vrome zege voor ons zijn als palmtakken, opdat wij zo zegevierend voor u mogen zingen.

29,30 Castaque pro ramis salicis praecordia sunto, nosque operum ducat prata ad amoena viror.

En moge het kuise hart zijn als wilgentakken,

en moge het groen van de werken ons voeren naar de bekoorlijke weiden.

31,32 Pro ramis oleae pietas, lux dogmaque sancti flaminis in nobis sit tibi rite placens.

Mogen de toewijding, het licht en het onderricht van de Heilige Geest in ons zijn als olijftakken en u behagen zoals het behoort.

33,34 Arbore de legis caedamus dogmata quaedam quis veniendi ad nos sit via tuta tibi.

Laten wij van de boom der Wet enkele leringen kappen waardoor de weg om tot ons te komen veilig zij voor u.

35,36 Nostraque sic praesens celebret devotio festum continuo ut valeant annua festa sequi.

En laat onze toewijding het huidige feest zo vieren

384 DÜMMLER: Poetae Latini Aevi Carolini 558 geeft ‘da ut’; ik volg BLUME &DREVES: AH L 101 ‘da’, omdat ‘da ut’ niet in het metrum past.

dat de jaarfeesten direct daarop gevierd kunnen worden.

37,38 Urbem ut cum ramis et laudibus imus ad istam, celsa poli meritis fac ita adire piis.

Maak dat wij, zoals wij naar deze stad gaan met takken en lofzangen, door vrome verdiensten naar de hoge hemel toegaan.

39,40 Hanc in amore tuo collectam respice plebem, suscipe et illius vota precesque libens.

Zie naar het volk hier uit liefde tot u verzameld, aanvaard welwillend hun bidden en hun smeken.

41,42 Ecce sacerdotum turbae, popularis et ala, concinit et laudes sexus uterque tibi.

Zie de scharen van priesters geflankeerd door het volk, mannen en vrouwen, die u tezamen lof toe zingen.

43,44 Quos habet Andegavis venerabilis ambitus urbis, qui pia devota carmina mente canunt.

De omheining van de eerbiedwaardige stad Angers omvat hen, Die, de geest u toegewijd, gewijde zangen zingen.

45,46 Quam Meduana morans fovet et Liger aureus ornat, qua rate cum levi Sarta decora iuvat.

De trage Maine koestert haar, de gulden Loire siert haar, Waar de statige Sarthe haar ondersteunt met haar lichte boten.

47,48 Fruge, ope, nundinis, pulchris et rebus abundans, obsita seu sanctis est bene tota locis.

Overvloeiend van fruit, rijkdom, weekmarkten en schone zaken is ze helemaal bezaaid met heilige plaatsen.

49,50 Plebs venit Albini sancta haec de sede beati, cum voto et ramis carmina digna ferens.

Deze groep komt van de heilige zetel van de zalige Albinus, en draagt waardige gezangen aan met bidden en met takken.

51,52 Illaque baptistae concurrit ab arce Iohannis, consocians ramis dicta canora suis.

En die (groep) snelt samen de citadel van Johannes de Doper af, voegt melodieus gezang aan hun takken toe.

53,54 Nec, Martine, cohors tua serior, alme, recurrit, fertque manu ramos, mente et in ore melos.

En, milde Martinus, uw schare komt niet later teruggelopen, draagt takken in de hand, gezang in geest en mond.

55,56 Turba Saturnini venit his sociata beati, quam crux et rami, laus et adornat ovans

De schare van de zalige Saturninus is gekomen om zich met hen te verenigen, Die gesierd wordt door het kruis en takken en jubelende lof.

57,58 Et, Petre, cella tuo vocitata e nomine sancto, quos, ad hoc laudum mittere gestit opus.

En, Petrus, de kapel die naar uw heilige naam is vernoemd hunkert er naar hen naar dit werk van lofzangen te sturen.

59,60 Sergius et proprios martyr venerandus alumnos mittit ad officii gesta beata pii.

zie, tot Hebreeën maakt ons de toegewijde doortocht.

15,16 Inclita terrenis transitur ad aethera victis, virtus a vitiis nos capit alma tetris.

Het aardse is overwonnen, de doortocht naar de roemruchte hemel is gemaakt, zegenende kracht onttrekt ons aan de afschuwelijke zonden.

17,18 Nequitia simus pueri, virtute vieti, quod tenuere patres, da,384 teneamus iter.

Laat ons als kinderen zijn in het kwaad, in de deugd als gegroefden, geef dat wij de weg waaraan de vaderen zich hielden bewaren.

19,20 Degeneresque patrum ne simus ab arte piorum, nos tua post illos gratia sancta trahat.

En laat ons niet afglijden van de handelwijze van de vrome vaderen, laat uw heilige genade ons achter hen aantrekken.

21,22 Sis pius ascensor, tuus et nos simus asellus, tecum nos capiat urbs veneranda Dei.

Weest u de vrome berijder, laat ons uw ezeltje zijn, laat de eerbiedwaardige Godsstad ons samen met u opnemen.

23,24 Vestis apostolicae rutilo fulgore tegamur, te bene tecta ut ea nostra caterva vehat.

Laat ons bedekt worden door het schitterend ochtendrood van de apostolische kleding, zodat onze menigte, daarmee goed toegedekt u moge dragen.

25,26 Tegmina sive animae sternamus corpora nostra, quo per nos semper sit via tuta tibi.

Laten wij onze lichamen, de mantels van de ziel, uitstrekken, waardoor de weg over ons voor u altijd veilig moge wezen.

27,28 Sit pia pro palmae nobis victoria ramis, ut tibi victrici sorte canamus ita.

Moge de vrome zege voor ons zijn als palmtakken, opdat wij zo zegevierend voor u mogen zingen.

29,30 Castaque pro ramis salicis praecordia sunto, nosque operum ducat prata ad amoena viror.

En moge het kuise hart zijn als wilgentakken,

en moge het groen van de werken ons voeren naar de bekoorlijke weiden.

31,32 Pro ramis oleae pietas, lux dogmaque sancti flaminis in nobis sit tibi rite placens.

Mogen de toewijding, het licht en het onderricht van de Heilige Geest in ons zijn als olijftakken en u behagen zoals het behoort.

33,34 Arbore de legis caedamus dogmata quaedam quis veniendi ad nos sit via tuta tibi.

Laten wij van de boom der Wet enkele leringen kappen waardoor de weg om tot ons te komen veilig zij voor u.

35,36 Nostraque sic praesens celebret devotio festum continuo ut valeant annua festa sequi.

En laat onze toewijding het huidige feest zo vieren

384 DÜMMLER: Poetae Latini Aevi Carolini 558 geeft ‘da ut’; ik volg BLUME &DREVES: AH L 101 ‘da’, omdat ‘da ut’ niet in het metrum past.

dat de jaarfeesten direct daarop gevierd kunnen worden.

37,38 Urbem ut cum ramis et laudibus imus ad istam, celsa poli meritis fac ita adire piis.

Maak dat wij, zoals wij naar deze stad gaan met takken en lofzangen, door vrome verdiensten naar de hoge hemel toegaan.

39,40 Hanc in amore tuo collectam respice plebem, suscipe et illius vota precesque libens.

Zie naar het volk hier uit liefde tot u verzameld, aanvaard welwillend hun bidden en hun smeken.

41,42 Ecce sacerdotum turbae, popularis et ala, concinit et laudes sexus uterque tibi.

Zie de scharen van priesters geflankeerd door het volk, mannen en vrouwen, die u tezamen lof toe zingen.

43,44 Quos habet Andegavis venerabilis ambitus urbis, qui pia devota carmina mente canunt.

De omheining van de eerbiedwaardige stad Angers omvat hen, Die, de geest u toegewijd, gewijde zangen zingen.

45,46 Quam Meduana morans fovet et Liger aureus ornat, qua rate cum levi Sarta decora iuvat.

De trage Maine koestert haar, de gulden Loire siert haar, Waar de statige Sarthe haar ondersteunt met haar lichte boten.

47,48 Fruge, ope, nundinis, pulchris et rebus abundans, obsita seu sanctis est bene tota locis.

Overvloeiend van fruit, rijkdom, weekmarkten en schone zaken is ze helemaal bezaaid met heilige plaatsen.

49,50 Plebs venit Albini sancta haec de sede beati, cum voto et ramis carmina digna ferens.

Deze groep komt van de heilige zetel van de zalige Albinus, en draagt waardige gezangen aan met bidden en met takken.

51,52 Illaque baptistae concurrit ab arce Iohannis, consocians ramis dicta canora suis.

En die (groep) snelt samen de citadel van Johannes de Doper af, voegt melodieus gezang aan hun takken toe.

53,54 Nec, Martine, cohors tua serior, alme, recurrit, fertque manu ramos, mente et in ore melos.

En, milde Martinus, uw schare komt niet later teruggelopen, draagt takken in de hand, gezang in geest en mond.

55,56 Turba Saturnini venit his sociata beati, quam crux et rami, laus et adornat ovans

De schare van de zalige Saturninus is gekomen om zich met hen te verenigen, Die gesierd wordt door het kruis en takken en jubelende lof.

57,58 Et, Petre, cella tuo vocitata e nomine sancto, quos, ad hoc laudum mittere gestit opus.

En, Petrus, de kapel die naar uw heilige naam is vernoemd hunkert er naar hen naar dit werk van lofzangen te sturen.

59,60 Sergius et proprios martyr venerandus alumnos mittit ad officii gesta beata pii.

Ook de eerbiedwaardige martelaar Sergius zendt zijn telgen naar de zalige voltrekking van het vrome getijdengebed.

61,62 His tua, Maurili, coniugitur, alme, caterva, et prece, laude, sono sic pia vota canit.

Bij hen, milde Maurilius, voegt zich uw schare,

en zingt zo vrome smekingen met gebed, met lof en met luide galmen.

63,64 Tardior Aniani non currit turba beati, istas ut laudes, rex, tibi, Christe, canat.

De schare van de zalige Aignan loopt niet trager, om U, Christus Koning, lofliederen toe te zingen.

65,66 Plebsque salutiferae procurrit ab aede Mariae, huc quam transmittit pons, Meduana tuus.

En het volk loopt vanaf de kapel van de heilbrengende Maria, en Maine, het wordt door uw brug hierheen overgebracht.

67,68 Plebs quoque Germani venit huc de sede beati, praesulis eximii pontificisquesui.

Ook vanuit de zetel van de zalige Germanus,

zijn uitmuntende voorganger en bisschop, is het volk hierheen gekomen.

69,70 Scandimus en sanctum Micaelis ad atria clivum, Christe, tuus dulcis nos ubi iungit amor.

Kijk, we klimmen de heilige helling op naar de voorhoven van Michael, Christus, daar verbindt uw zoete liefde ons.

71,72 Quo sua pontifici iungatur turba benigno, a capite et membris laus sonet ista deo.

Laat zijn schare met de welwillende bisschop verenigd worden, laat lof tot God uit hoofd en leden klinken.

73,74 Hinc pia Mauricii veniamus ad atria sancti, quo simul et laudum et vox sonet ista precum.

Laat ons van hier naderen tot de vrome voorhoven van de heilige Mauritius opdat die stem van lofprijzingen en gebeden tezamen moge klinken.

75,76 Illic et titulis nos mater colligat una, quae caput et specimen istius urbis habet.

Laat de ene moeder, die het hoofd en het toonbeeld van deze stad vormt, ons hier ook met de parochiekerken verbinden.

77,78 Nostra ubi nos prex et benedictio praesulis ornet, cum laude ac mittat ad sua quemque loca.

Waar ons gebed en de zegen van de voorganger ons mogen sieren, en ieder met lofzang naar zijn eigen plaats zenden.

§1.2 DE STRUCTUUR EN STIJLMIDDELEN

De hymne bestaat uit twee delen. Het eerste deel (r.1-34) bestaat uit een aanhef, waarin Christus lof wordt toegezongen (r.1-6), gevolgd door een exegese over de intocht. De positie van de Hebreeën, die Jezus met palmen tegemoet gingen, wordt met de onze vergeleken (r.7-14) ‘Wij’, de kinderen in het kwaad, zijn uit de zonde getrokken, zo vervolgt de hymne (r.15-20), laten ‘wij’ nu in het voetspoor treden van die vrome vaderen. De weg, die wij moeten volgen, voert naar de

eerbiedwaardige Godsstad. Eerst legt Theodulfus in poëtische beelden uit hoe wij

Christus een veilige weg kunnen bieden (r.21-26), en vervolgens wat wij moten doen zodat Christus veilig tot ons kan komen (r.27-34). Daarmee sluit het eerste deel af.

Dan kan het feest beginnen. Opeens wordt duidelijk dat de processie naar die stad, ad istam urbem, de voorafbeelding van onze opgang naar de hemel, betrekking

heeft op de actualiteit, op de stad Angers (r.35-38). In dit tweede deel worden ‘wij’, de deelnemers aan het palmzondagritueel, door de zanger van de hymne als het ware aan Christus voorgesteld (r.39-42), en volgt een beschrijving van de stad Angers (r.43-48), met z’n tien kerkelijke gemeenschappen (r.49-68). In de r.69-72 komen de processiegangers vanuit die kerkelijke centra samen bij de kerk van Michael, waar de bisschop zich bij ’ons’ voegt. Vandaar trekt de processie naar de kathedraal, waar de bisschop ‘ons’ met zijn zegen naar huis zendt (r.73-78). De hymne Gloria laus is geschreven in 39 elegische disticha. Het elegische distichon

is een tweeregelig vers: in de eerste regel een dactylische hexameter, in de tweede regel gevolgd door een pentameter.385 Een hexameter bestaat uit zes dactylen, één lange en twee korte lettergrepen; de twee korte lettergrepen kunnen vervangen worden door één lange lettergreep. De pentameter bestaat uit twee dactylen gevolgd door één lange lettergreep; daarna een rust, de caesuur, en dan opnieuw twee dactylen gevolgd door een korte of lange lettergreep:

Gloria/laus et hon/or tibi/ sit, rex/ Christe, re/demptor: cui386 puer/ile de/cus// prompsit hos/anna pi/um.

De elegische distichon werd gebruikt door diverse klassiek-Latijnse dichters, bij voorbeeld Ovidius (43vC-7nC). Ook christelijke schrijvers dichtten in deze versvorm: de paashymne Salve festa dies van Venantius Fortunatus is in elegische

disticha geschreven.387

Het is opmerkelijk hoe sober Theodulfus in Gloria laus gebruik maakt van literaire

stijlmiddelen. Behalve in de eerste regel, rex Christe, redemptor kan ik geen enkele

allitteratie vinden, terwijl hij er in zijn overige gedichten, misschien niet meer dan zijn tijdgenoten maar wel regelmatig, gebruik van maakt.388 Er is geen rijm te

385 De oneven verzen van een elegische distichon zijn dactylische hexameters: Hurry up,