• No results found

Slachtoffers van seksueel geweld kunnen zich in Nederland melden bij een van de 16 Centra Seksueel Geweld voor onder andere medische en psychische hulp. Zij kunnen zelf kiezen naar een CSG te gaan of kunnen verwezen worden via de politie, de huisarts, het ziekenhuis, de psycholoog, de soa-poli en andere instanties. Het huidige systeem in Nederland bij de CSGs is vergelijkbaar met het systeem in andere landen. Daarom zijn interviews gehouden met experts en medewerkers van centra voor slachtoffers van seksueel geweld uit Engeland en Wales, Finland, Zweden en Denemarken. Door middel van deze interviews kan een situatieschets worden gegeven van de overeenkomsten en verschillen in het hulpaanbod en hulpzoekgedrag van slachtoffers in Nederland met andere landen. Aanvullend op de

inventarisatie op basis van de literatuur, verschaft dit een contextualisatie van de drempels en stimulansen die slachtoffers uit andere landen ervaren bij het zoeken van hulp, in het bijzonder de rol van financiële overwegingen.

Methode

De onderzoekers hadden via de directeur bestuurder van het landelijk CSG (Dr. Bicanic) contactgegevens verkregen van experts uit het buitenland. Via de e-mail is contact gezocht met deze 8 experts en medewerkers van centra voor slachtoffers van seksueel geweld uit Engeland en Wales (N = 2), de Verenigde Staten (N = 1), Finland (N = 1), Zweden (N = 2) en Denemarken (N = 2). In deze e-mail werd gevraagd of zij mee wilden werken aan het onderzoek door vijf vragen te beantwoorden. De deelnemers mochten kiezen om dit face-to-face te doen in de vorm van een open interview via Skype of Zoom of om de vragen per mail te beantwoorden. Van de 8 contacten hadden 6 personen aangegeven mee te willen werken aan het onderzoek: 3 via een mail en 3 via een interview. De voertaal van de e-mails en interviews was Engels. De uiteindelijke groep deelnemers bestond uit 6 deelnemers uit Engeland en Wales (N = 2), Finland (N = 1), Zweden (N = 1) en Denemarken (N = 2).

De vragen die in de e-mail en interviews werden gesteld waren als volgt:4 (1) Waar kunnen slachtoffers van seksueel geweld hulp zoeken?

(2) Zijn er individuele kosten verbonden aan de verkregen hulp en wat bedragen deze kosten?

(3) Hoe ervaren slachtoffers de hulp en potentiële verwijzers zoals de politie?

(4) Welke belemmerende en bevorderende factoren spelen vanuit uw optiek en ervaring een rol in het hulpzoekgedrag van slachtoffers? (bijvoorbeeld sociale, financiële of culturele factoren)

(5) Wat is, in uw optiek, de rol van financiën in het hulpzoekgedrag van slachtoffers? In ander woorden, heeft u een financiële drempel opgemerkt in de keuze om hulp te zoeken?

4 De originele vragen in het Engels waren als volgt:

(1) What are the local facilities for victims of sexual violence in finding help?

(2) Do victims have to pay for these services individually, and what will these costs amount to?

(3) What are victims’ views regarding these services and potential referrers such as the police?

(4) What are the barriers or facilitators you have perceived as playing a part in victims help-seeking behavior? (e.g., social, financial, cultural factors)

(5) In particular, what do you believe is the role of finances/costs in victims’ help-seeking behavior, i.e., have you perceived a financial barrier in the decision to seek help?

Internationale inzichten

Aan de hand van de verkregen informatie en antwoorden uit de e-mails en interviews zal als eerste per land een kort overzicht worden gegeven van het huidige systeem en het gebruik hiervan. Ook zullen de besproken drempels en stimulansen voor het zoeken van hulp aan bod komen. Dit kan een verder inzicht verschaffen in de drempels die slachtoffers van seksueel geweld ervaren bij het zoeken van hulp, en in het bijzonder, hoe de financiële drempel zich verhoudt tot overige drempels om hulp te zoeken.

Verschillende systemen

Engeland en Wales. Sinds 1986 kunnen slachtoffers van seksueel geweld in Engeland en Wales hulp zoeken bij een Sexual Assault Referral Centre (SARC). Er zijn 37 locaties verspreid over Engeland en Wales. De SARC’s bieden hulp aan iedereen (zowel mannen als vrouwen) die in de afgelopen 12 maanden slachtoffer is geworden van seksueel geweld.

Slachtoffers kunnen er 24/7 terecht voor onder andere een forensisch medisch onderzoek (FMO), medische en psychosociale hulp. De SARC-locaties kunnen een ‘one stop shop’ zijn waar alle hulp in een plek beschikbaar is. Indien dit niet het geval is, dan worden

slachtoffers doorverwezen naar lokale specialisten. De diensten die de SARC’s bieden zijn gratis en een vergoeding van vervoerskosten is in bepaalde gevallen mogelijk. De SARC’s hebben een samenwerkingsverband met de politie. Agenten kunnen helpen met het doen van aangifte en geven advies. Het doen van aangifte is echter niet verplicht. Ook kunnen slachtoffers hulp zoeken bij de huisarts of non-profit organisaties, zoals Increasing Access to Psychological Therapies.

Het systeem in Engeland en Wales heeft veel overeenkomsten met het huidige systeem in Nederland, waaronder de aangeboden diensten en de samenwerking met de politie. Een eerste verschil tussen de twee systemen is de tijdsperiode waarin slachtoffers terecht kunnen bij een SARC of CSG voor hulp. Bij de CSGs in Nederland kunnen slachtoffers altijd terecht voor hulp ook al heeft het seksueel geweld jaren geleden plaatsgevonden, terwijl bij de SARC’s slachtoffers zich tot 12 maanden na het seksueel geweld kunnen aanmelden. Het tweede en grootste verschil tussen de twee systemen is dat hulp bij een SARC gratis is, terwijl voor hulp bij het CSG het eigen risico van de zorgverzekering wordt aangesproken.

Finland. In Finland kunnen slachtoffers van seksueel geweld, zowel mannen als vrouwen, sinds 2017 terecht bij het Seri Support Centre in het Women’s Hospital in Helsinki.

In 2020 hebben meer dan 1000 slachtoffers hulp gezocht bij het Seri Support Centre, waarvan 77% binnen 3 dagen na het voorval (Helsinki Times, 2020). Slachtoffers kunnen 24/7 terecht voor een FMO, medische en psychosociale hulp. De aangeboden hulp is gratis.

Er is een samenwerkingsverband met de politie. Agenten kunnen helpen met het doen van aangifte en geven advies. Het doen van aangifte is echter niet verplicht. Slachtoffers kunnen voor juridische begeleiding terecht bij verschillende non-profit organisaties, waaronder het Rape Crisis Centre Tukinainen.

Het systeem in Finland heeft overeenkomsten met het huidige systeem in

Nederland. Een opmerkelijk verschil is het aantal locaties in het land. In Nederland zijn er 16 CSG-locaties, terwijl in Finland het Seri Support Centre een alleenstaande locatie is.

Daarnaast is de tijdsperiode waarin slachtoffers terecht kunnen bij het centrum ook verschillend. Bij het Seri Support Centre kan dit tot 1 maand na het voorval, terwijl bij de CSGs hier geen vaste tijdsperiode voor is. Ook komt het verschil naar boven dat hulp bij het

Seri Support Center gratis is, terwijl voor hulp bij het CSG het eigen risico van de zorgverzekering wordt aangesproken.

Zweden. In Zweden kunnen slachtoffers van seksueel geweld 24/7 terecht bij de Emergency Clinic for Rape Victims in het Stockholm South Hospital (Södersjukhuset). De kliniek opende in 2005 voor vrouwen, maar is sinds 2015 ook geopend voor mannen.

Slachtoffers kunnen zich tot 1 maand na het voorval melden bij de kliniek voor een FMO, medische en psychosociale hulp. De kliniek heeft goed contact met de politie, waardoor slachtoffers gemakkelijk contact kunnen opnemen met de politie. Het doen van aangifte is geen voorwaarde voor het krijgen van een behandeling. Buiten Stockholm kunnen

slachtoffers van seksueel geweld terecht bij de spoedeisende hulp van lokale ziekenhuizen of bij de huisarts. De zorg en opvolging verschilt per locatie. Bij de kliniek in Stockholm is de hulp gratis, zowel het acute bezoek als de opvolgende afspraken. In de rest van het land betalen slachtoffers voor een acuut bezoek bij de spoedeisende hulp en vervolgafspraken bij de psycholoog een maximum jaarlijks bedrag van ongeveer 100 euro.

De opbouw van het systeem in Zweden lijkt overeen te komen met het systeem in Nederland. In Nederland zijn echter zowel mannen als vrouwen vanaf de start van de CSGs in 2012 bij de CSGs welkom, terwijl bij de kliniek in Stockholm dit pas sinds 2015 mogelijk is.

Verder komen dezelfde verschillen naar boven als benoemd bij Finland. Ten eerste, het aantal locaties in het land: er is namelijk één centrum in Stockholm in vergelijking met 16 locaties in Nederland. Ten tweede verschilt ook de tijdsperiode waarin slachtoffers terecht kunnen bij de kliniek. In Stockholm is dit tot 1 maand na het voorval, terwijl in Nederland hier geen vaste tijdsperiode aan gebonden is. Ten slotte blijft hetzelfde verschil naar voren komen: de hulp bij de kliniek in Stockholm is gratis, terwijl voor hulp bij het CSG het eigen risico van de zorgverzekering wordt aangesproken.

Denemarken. Ten slotte zijn er sinds 1999 in Denemarken ook mogelijkheden voor slachtoffers van seksueel geweld om hulp te zoeken. Zij kunnen terecht bij een van de negen locaties van het Centre for Rape Victims voor zowel een FMO, medische hulp en

psychotherapie. De aangeboden hulp kan per locatie verschillen, afhankelijk van de wijze waarop de locatie bemand is. De aangeboden hulp bij de centra is gratis en behandeling is niet verbonden aan een tijdsperiode. Slachtoffers kunnen ook terecht bij de centra wanneer het voorval jaren geleden heeft plaatsgevonden. De centra werken nauw samen met de politie, maar het doen van aangifte is geen voorwaarde voor behandeling. Ook kunnen slachtoffers hulp krijgen van meerdere non-profit organisaties voor ondersteuning en counseling, of kunnen zij hulp zoeken bij de huisarts. Het systeem in Denemarken heeft als voorbeeld gefungeerd voor de opzet van de CSGs in Nederland. Daarom zijn er veel

overeenkomsten. Het grootste verschil is dat hulp bij de centra in Denemarken gratis is, terwijl voor hulp bij het CSG het eigen risico van de zorgverzekering wordt aangesproken.

Belemmerende en bevorderende factoren om hulp te zoeken

Over het algemeen geven de experts en medewerkers van centra voor slachtoffers van seksueel geweld aan dat slachtoffers de hulp en verwijzers als positief te ervaren. In

Engeland en Wales lijken slachtoffers zowel positief te zijn over de hulp die zij ontvangen bij de centra als de politie. De wachttijden en wachtlijsten worden echter als negatief

benoemd. Ook in Finland, Zweden en Denemarken zijn slachtoffers over het algemeen positief over de hulp die ze krijgen bij de centra en politie.

Uit de verschillende interviews kwamen veelal eenzelfde belemmerende en

bevorderende factoren naar voren voor slachtoffers om hulp te zoeken. Er wordt genoemd dat meerdere factoren een rol spelen in de keuze van het slachtoffer om al dan niet hulp te zoeken. De genoemde barrières komen overeen met de bevindingen uit de

literatuursynthese. Er werden persoonlijke barrières gemeld, waaronder zelfverwijt, schaamte, angst, een lage eigenwaarde, alcohol- of drugsgebruik en eerdere negatieve ervaringen met hulpdiensten. Daarnaast werden ook interpersoonlijke en socioculturele barrières beschreven, zoals het ervaren van een gebrek aan sociale steun, stigma en taboe.

Ten slotte werden ook praktische barrières genoemd, namelijk taalbarrières, een gebrek aan kennis over de hulpverlening, de afstand naar het centrum en een gebrek aan vervoer.

Financiële overwegingen werden echter niet vermeld. Dit komt voort uit het feit dat de hulp bij de centra in de andere landen gratis is. Ook zonder financiële kosten spelen andere drempels een rol bij de overweging om hulp te zoeken na het ervaren van seksueel geweld.

Onder de genoemde positieve invloedsfactoren op de keuze van slachtoffers om hulp te zoeken viel onder andere: het krijgen van gratis hulp, het niet te hoeven worden doorverwezen, geen aangifte te hoeven doen, flexibele locaties en openingstijden, een aanbod van verschillende soorten interventies (individueel of groep; online, telefonisch of face-to-face) en het krijgen van sociale steun.

In conclusie, het grootste verschil wordt opgemerkt bij de mogelijke financiële drempel die slachtoffers kunnen ervaren in hun keuze om al dan niet hulp te zoeken. Zo zijn in Engeland en Wales, Finland, Zweden en Denemarken de diensten van de centra gratis.

Slachtoffers hoeven dus niet te betalen om hulp te verkrijgen voor hun slachtofferschap.

Het is een algemene kostenvrije voorziening en geen individuele kostenpost voor

slachtoffers. Ook kan in Engeland en Wales het vervoer naar het centrum vergoed worden.

Om deze reden zien de experts de financiële barrière dan ook niet als zodanig aanwezig.

Toch zien zij wel dat dit een belangrijke rol zou kunnen spelen in de keuze van slachtoffers om hulp te zoeken, niet alleen door kosten van de hulp zelf, maar ook in de vorm van vervoerkosten of het niet vrij kunnen krijgen van het werk.