• No results found

Voor het bureauonderzoek is het van belang de huidige situatie te onderzoeken. Landgebruik en be-bouwing kunnen van invloed zijn op de archeologische verwachting.

Het plangebied is momenteel bebouwd en deels in gebruik als tuin (zie figuur 3).

Het bodemgebruik van de omliggende percelen is als volgt:

 aan de noordzijde bevinden zich een begraafplaats en weilanden;

 aan de oostzijde bevindt zich een tuinbedrijf;

 aan de zuidzijde bevinden zich een begraafplaats en bos;

 aan de westzijde bevindt zich een begraafplaats.

Bodemloket

De overheid initieert middels het Bodemloket inzicht te geven in maatregelen die de afgelopen jaren getroffen zijn om de bodemkwaliteit in Nederland in kaart te brengen (bodemonderzoek) of te herstel-len (bodemsanering). Ook laat het Bodemloket zien waar vroeger (bedrijfs-) activiteiten hebben plaatsgevonden die extra aandacht verdienen. Tevens worden op het Bodemloket voormalige poten-tieel bodembedreigende bedrijfsactiviteiten weergegeven. Gegevens van het Bodemloket dienen als indicatief te worden beschouwd.

Het Bodemloket heeft voor het plangebied geen gegevens beschikbaar.3 3.4 Toekomstige situatie

Het toekomstige gebruik van het plangebied kan bepalend zijn voor het vervolgtraject (behoud in-situ of behoud ex-situ van archeologische waarden). De toekomstige inrichting van het plangebied kan gevolgen hebben op het in-/ex-situ behoud van de archeologische waarde.

Het plangebied behoort tot een begraafplaats. Binnen het plangebied bevindt zich een voormalige beheerderswoning. Deze woning zal verbouwd en uitgebreid worden, zodat hij in gebruik genomen kan worden als een Beleef- en Groetcentrum. Tevens worden er nieuwe parkeerplaatsen ingericht en zal er een fietsenstaling gerealiseerd worden. Een bestaande afscheidingsmuur zal worden gehand-haafd en uitgebreid. Hierbij zal een gebied met een oppervlakte van 500 m2 worden bebouwd en een

3 www.bodemloket.nl.

zelfde oppervlakte zal worden bestraat. De diepte van verstoring ten behoeve van de nieuwbouw is onbekend (zie Bijlage 4).

3.5 Beschrijving van het historische gebruik

In het plangebied kunnen naast archeologische sporen ook historische relicten voorkomen die nog in het landschap zichtbaar zijn. Het gaat hierbij om historisch geografische relicten zoals nederzettings-vormen en wegen- en kavelpatronen. Veel van deze bewaard gebleven historische geografie geeft door de herverkavelingen in de tweede helft van de 20e eeuw een incompleet beeld van het historisch landschap. Historische kaarten van vóór de herverkaveling zijn een goede aanvulling op het huidige incomplete beeld. Voor de historische ontwikkeling is naast hethistorisch kaartmateriaal ook relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd.

Historisch kaartmateriaal

De situatie van het plangebied is op verschillende historische kaarten als volgt:

Tabel I. Geraadpleegd historisch kaartmateriaal

Bron Periode Kaartblad Schaal Omschrijving plangebied Bijzonderheden/directe omge-ving

Kadastrale minuut4 1811-1832 Gemeente Maasbree, Sectie A, Blad 04

1:2.500 Bos, maakt onderdeel uit van het gebied met de naam “Blerickse Bergen”

Gelijk aan het plangebied

Militaire topografische kaart5 (nettekening)

1830-1850 52_4rd 1:50.000 Idem De directe omgeving van het

plangebied is bebost.

Militaire topografische kaart (veldminuut)

1897 1:50.000 Idem Ten oosten van het plangebied

bevinden zich twee plassen water

Militaire topografische kaart

1936 1:50.000 Idem Ten oosten van het plangebied

bevindt zich grasland, de plassen water zijn verdwenen

Topografische kaart 1954 1:25.000 Idem Idem

Topografische kaart 1958 1:25.000 Idem Idem

Topografische kaart 1967 1:25.000 Bebouwing binnen het

plangebied, mogelijk gelijk aan de huidige bebouwing.

Grote Blerickse Bergen-weg aangelegd.

Idem

Topografische kaart 1979 1:25.000 Gelijk aan de huidige

situatie

Idem

Topografische kaart 1987 1:25.000 Idem Idem

Topografische kaart 1994 1:25.000 Idem Idem

4 Beeldbank Cultureelerfgoed

5 Kadaster Topotijdreis (bron voor deze kaart en de hierop volgende kaarten in deze tabel)

Op basis van het beschikbare gedetailleerde historische kaartmateriaal vast te stellen dat het plange-bied voor zover bekend voor het eerst in de jaren ’60 van de 20e eeuw bebouwd wordt (zie figuur 4 t/m 7). Met het verschijnen van de bebouwing in het plangebied is ook de Grote Blerickse Bergenweg aangelegd. Voor deze bebouwing is het plangebied in ieder geval sinds het begin van de 19e eeuw in gebruik geweest als bos en maakt het deel uit van de Blerickse Bergen. Op het terrein direct ten oos-ten van het plangebied is een korte periode een tweetal grote waterplassen aanwezig. Wanneer deze op de kaart verschijnen zijn er tussen de twee plassen in heuveltjes weergegeven, mogelijk gaat het hier om ontgravingen.

Rijks- en gemeentemonumenten binnen attentiegebied

Het plangebied ligt niet binnen een 50 m attentiezone van zowel rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten als een MIP monument.

Tweede Wereldoorlog

Om vast te stellen of mogelijke archeologische waarden uit de Tweede Wereldoorlog in het plange-bied aanwezig zijn, is een aantal publicaties geraadpleegd.

Uit deze bronnen blijkt dat in het plangebied archeologische waarden uit de Tweede Wereldoorlog te verwachten zijn. Tijdens de oorlog hebben rondom het plangebied gevechtshandelingen plaatsge-vonden gedurende de slag om het bruggenhoofd Venlo in december 1944.6 Hiervan kunnen binnen het plangebied nog resten worden verwacht in de vorm van artilleriegerelateerde objecten zoals hul-zen en munitiekisten.

3.6 Aardwetenschappelijke gegevens

Het landschap heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het nederzettingspatroon. Bij onderzoek naar archeologische sporen in een bepaald gebied is het van groot belang te weten hoe het land-schap er in het verleden heeft uitgezien. Men kan meer te weten komen over dit landland-schap door de geologische opbouw, de bodem en de hydrologie van een gebied te bestuderen.

De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied:

Tabel II. Aardwetenschappelijke gegevens plangebied

Type gegevens Gegevensomschrijving

Geologie7 Formatie van Beegden, (Be3)

Geomorfologie8 Dekzandrug (3L5) en Lage landduinen (4L8)

Bodemkunde9 Duinvaaggronden (Zd21), vlakvaaggronden (Zn21) en veldpodzolgronden (Hn21)

Grondwatertrap VIII

Geologie

Het plangebied bevindt zich binnen een gebied dat is gekarteerd als Formatie van Beegden, rivier-zand en –grind (Be3). Dit zijn Maasafzettingen. Gedurende koude perioden vormde de Maas brede vlechtende rivieren die worden gekenmerkt door een grote hoeveelheid tegelijkertijd functionerende

6 Ikme.nl

7 Mulder et al., 2003

8 Alterra, 2003

9 Stichting voor Bodemkartering, 1975

ondiepe geulen. Deze geulen verleggen zich gemakkelijk. De vlechtende Maas vervoerde grote hoe-veelheden grof sediment vanuit het achterland. In de perioden met laagwater kon zand uit de rivier-vlakte opwaaien en vormde zowel in als naast het brede rivierdal zogenaamde rivierduinen. Tijdens perioden van hoogwater werden duinen die in de riviervlakte waren gevormd grotendeels opgeruimd.

In warme perioden veranderde het rivierpatroon in een meanderend systeem. Meanderende rivieren worden gekenmerkt door het voorkomen van een enkele geul die zich geleidelijk naar buiten en stroomafwaarts verplaats. Typerend voor een meanderende rivier is de vorming van kronkelwaarden met zogenaamde kronkelwaardgeulen en kronkelwaardruggen. De meanderende rivieren sneden zich in, in de brede riviervlakte van het vlechtende systeem. Door het insnijden van de meanderende rivieren is het voor Limburg kenmerkende terrassenlandschap ontstaan. Op de vlechtende riviervlakte werden de zwaardere sedimenten afgezet die wij tegenwoordig kennen als rivierleem.10

Het plangebied grenst ook aan de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Kootwijk (Bx1). De afzettin-gen van de Formatie van Boxtel zijn afgezet gedurende de laatste ijstijd.11Gedurende de laatste ijstijd had de wind vrij spel in het verplaatsen van zand en silt. Over een groot deel van Nederland werd een pakket dekzand afgezet.12Het water van de in het voorjaar smeltende sneeuwmassa´s erodeerde een deel van de dekzandruggen, waarna afzetting plaatsvond in de lagere delen van het landschap als vlaktes van verspoelde dekzanden.

In het Holoceen (vanaf circa 10.000 jaar geleden) zijn door verwaaiing van de dekzanden lokaal stuif-zandgebieden ontstaan. Bij het ontstaan hiervan speelde de mens een belangrijke rol, door bewei-ding, afbranden en het steken van plaggen op de heidevelden dat voornamelijk plaatsvond in de Nieuwe tijd.13De stuifzanden worden gerekend tot het Laagpakket van Kootwijk, welke behoort tot de Formatie van Boxtel.

DINO14

Het Dinoloket is de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO). Het DINO-systeem is de centrale opslagplaats voor geowetenschappelijke gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond van Nederland. Het archief omvat diepe en ondiepe boringen, grondwa-tergegevens, sonderingen, geo-elektrische metingen, resultaten van geologische, geochemische en geomechanische monsteranalyses, boorgatmetingen en seismische gegevens. De site wordt beheerd door TNO.

In het Dinoloket zijn enkele boringen bestudeerd.15 Hieruit blijkt dat de ondergrond vooral uit zand bestaat. Iets ten noorden in boring B52G1573 zijn ook wat leemlaagjes waargenomen.

Geomorfologie

De geomorfologische kaart van Nederland geeft de mate van reliëf en de vormen die in het landschap te onderscheiden zijn weer.

Volgens de Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000) ligt het plangebied voor het merendeel binnen dekzandruggen (3L5), maar het noordwestelijke puntje ligt op lage landduinen (4L8, zie figuur 8). Er zou dus sprake moeten zijn van een behoorlijk reliëf in het plangebied.

15 DINO boornummers B52G1568 en B52G1573

Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)16

Het Actueel Hoogtebestand Nederland vormt een belangrijke aanvullende informatiebron voor de landschapsanalyse. Dit met behulp van laseraltimetrie verkregen digitale bestand vormt een gedetail-leerd beeld van het huidige reliëf in het plangebied. Volgens de geomorfologische kaart ligt het plan-gebied op dekzandruggen en landduinen. Deze zijn op het AHN zichtbaar als een stuifduinencomplex ten westen en zuiden van het plangebied, met mogelijk een uitloper binnen het plangebied (zie figuur 9). Ten noorden en zuiden van het plangebied zien we duidelijk een oude arm van de Maas.

Bodemkunde

Volgens de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) is het plangebied gekarteerd als Duinvaaggronden (Zd21, westelijk deel van het plangebied), vlakvaaggronden (Zn21, noordoostelijk deel van het plan-gebied) en veldpodzolgronden (Hn21, zuidoostelijke punt van het plangebied, zie figuur 10). Deze veldpodzol is waarschijnlijk het gevolg van de twee plassen die op de historische kaarten te zien zijn en is ontstaan in ouder dekzand.17

De duinvaaggrond en vlakvaagvronden zijn gevormd in opgewaaid rivierzand of dekzand, zijn leemarm en bevatten zwak lemig fijn zand. De vlakvaaggronden hebben een dikke, grijsbruine matig humusarme bovenlaag.18 De stuifzandlaag van de duinvaaggronden wisselt sterk van dikker, maar is meestal dikker dan 120 cm.

Grondwatertrap

Grondwatertrappen zijn een indicatie voor de diepte van de grondwaterstand en de seizoensfluctuatie daarvan. De grondwatertrappenindeling is gebaseerd op de gemiddeld hoogste (GHG) en de gemid-deld laagste grondwaterstand (GLG). Hiermee worden de winter- en zomergrondwaterstanden geka-rakteriseerd in een jaar met een gemiddelde neerslag en verdamping. In stedelijk gebied zijn geen grondwatertrappen bepaald. Deze worden als ‘witte vlekken’ op de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) weergegeven.

Tabel III geeft een overzicht van de klassengrenzen die worden aangehouden bij de indeling van de grondwatertrappen. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII van respectievelijk extreem nat tot extreem droog. Bij sommige grondwatertrappen is een * weergegeven: het gaat hier om tussenliggende grondwatertrappen die een drogere variant vertegenwoordigen. In het plangebied is grondwatertrap VIII gekarteerd. Direct ten oosten van het plangebied bevinden zich grondwatertrap V en VI.

Tabel III. Grondwatertrappenindeling19

Grondwater-trap

I II' III' IV V' VI VII" VIII

GHG (cm -mv) - <40 <40 >40 <40 40-80 >80 > 140

GLG (cm -mv) <50 50-80 80-120 80-120 >120 >120 >120 -

') Bij deze grondwatertrappen wordt een droger deel onderscheiden

") Een met een * achter de code als onderverdeling aangegeven "zeer droog deel" heeft een GHG dieper dan 140 cm beneden maaiveld

16 www.ahn.nl

17 Stichting voor bodemkartering, 1975

18 Stichting voor bodemkartering, 1975

19 Locher & Bakker, 1990.

Gebiedsdelen met een goede ontwatering (Grondwatertrap VI, VII en VIII) zijn zeer geschikt voor landbouw en vormden mede daarom, vooral in het verleden, een aantrekkelijk vestigingsgebied. Te-vens is het grondwaterpeil een indicatie voor de conservering van metalen en organische resten, hoe beter de ontwatering hoe slechter de conservering. Het plangebied bevindt zich in een gebied dat wordt gekenmerkt met een grondwatertrap VIII. Deze grondwatertrap maakt het plangebied een gun-stige vestigingslocatie voor landbouwsamenlevingen. Omdat het plangebied op zand ligt en de toe-komstige bebouwing maar op een beperkt deel van het plangebied zal plaatsvinden wordt niet ver-wacht dat het toekomstig grondwaterpeil zal worden beïnvloed/Vanwege deze diepe grondwaterstand is niet te verwachten dat de toekomstige bebouwing het grondwaterpeil zal beïnvloeden.

3.7 Archeologische waarden

Voor de uitkomst van het bureauonderzoek is het van belang de bekende archeologische waarden (al dan niet volledig onderzocht) te beschrijven. Een belangrijke informatiebron is het landelijke ARCHeo-logisch Informatie Systeem (ARCHIS), dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erf-goed (RCE).20 In dit systeem worden alle archeologische gegevens verzameld en via internet zijn deze door bevoegden te raadplegen.

De bekende archeologische waarden zijn middels kaartmateriaal weergegeven in figuur 11. Tevens zijn in de figuur de indicatieve archeologische waarde en de in ARCHIS geregistreerde AMK-terreinen binnen een straal van 1000 m en de waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen bin-nen een straal van 750 m weergegeven.

Indicatieve archeologische waarde

De IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde) geeft voor heel Nederland de trefkans aan op het voorkomen van archeologische resten. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën (per land- en waterbodem): een hoge, middelhoge, lage en zeer lage verwachting. De IKAW is voornamelijk gebaseerd op de relatie die bestaat tussen de bodemkundige en/of geologische kwalificaties en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. De IKAW is gebaseerd op een aantal kaarten met een grotere schaal. De aangegeven grenzen op de IKAW zijn daardoor globaal en worden op lokaal niveau minder betrouwbaar geacht.

Aangezien de gemeentelijke beleidskaart een hoger detailniveau heeft dan de IKAW is de IKAW voor het onderzoek niet geraadpleegd.

Provinciale archeologische aandachtsgebieden provincie Limburg

De Provincie Limburg heeft in maart 2008 besloten haar verantwoordelijkheid voor archeologie te gaan beperken tot waarden van provinciaal belang. Daartoe heeft ze een aantal zgn. archeologische aandachtsgebieden aangewezen. Dit zijn representatieve en relatief gave delen van de verschillende Limburgse cultuurlandschappen met een groot potentieel aan archeologische waarden. Basisprincipe voor het beleid is een hoge kwaliteit van het archeologisch onderzoek.

Volgens de Provinciaal Archeologisch Aandachtsgebied kaart van de provincie Limburg ligt het plan-gebied niet binnen een Provinciaal Archeologisch Aandachtsplan-gebied.21

20 Archeologisch informatiesysteem Archis3, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Amersfoort

21 Van der Gaauw, 2008

Archeologische beleidskaart Gemeente Venlo22

Sinds 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht (WAMZ). Het doel van deze wet is te voorkomen dat archeologische waarden uit het verleden verloren gaan. In deze wet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het beheer van het bodemarchief binnen hun grondgebied. Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten ar-cheologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar en bij welke ruimtelijke ingrepen een archeo-logisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures.

Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Venlo ligt het plangebied binnen een ge-bied met een middelhoge of hoge archeologische verwachting (zie figuur 12). Binnen deze gege-bieden dient, bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening bij bodemingrepen dieper dan 40 cm -mv en een onderzoekslocatie groter dan 500 m², vroegtijdig een inventariserend archeologisch onder-zoek te worden uitgevoerd.

AMK-terreinen binnen het onderzoeksgebied

De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van archeologische monumen-ten/terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaam-heid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn deze ingedeeld in vier categorieën; terreinen met archeologische waarde, een hoge archeologische waarde, een zeer hoge archeologische waarde of een zeer hoge archeologische waarde met een beschermde status.

Het plangebied ligt niet binnen een terrein. Binnen het onderzoeksgebied liggen drie AMK-terreinen (zie Tabel IV en figuur 11).

Tabel IV. Overzicht AMK-terreinen

AMK nr.

Situering t.o.v. plange-bied

Datering Waarde en omschrijving

8676 900 meter ten zuidoosten

Romeinse tijd Toponiem: Hoverhofweg; Veldenkamp Complex: Romeins villa(complex)

Waarde: Terrein van hoge archeologische waarde

Terrein met sporen van bewoning (villa-terrein) uit de Romeinse tijd. De villa werd in de jaren '30 onderzocht door Braat (Waarneming 28893). Aangetroffen werden 'de geringe resten van een Romeinsch gebouw'. Bij de aanleg van een weg bleek al een deel van het gebouw te zijn ver-dwenen. In Waarneming 29893 wordt ook verwezen naar een veldcontrole-formulier van Wil-lems (voorjaar 1976) en Bloemers en WilWil-lems (zomer 1976). Hierbij wordt met betrekking tot de ligging van de villa opgemerkt dat het ene deel ligt onder de tuin naast het huis (Hoverhofweg 130) en dat een ander deel vermoedelijk is verdwenen onder een nieuw huis (Hoverhofweg 128, huize 'Veldekamp', gebouwd in 1961). Onbekend is hoe ernstig de daarbij opgetreden verstoring is.

Waarde: Terrein van hoge archeologische waarde

Terrein met bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd. Het gaat om de oude dorpskern van Hout-Blerick. Op de AMK zijn historische dorpskernen en clusters oude bebouwing als gebieden van hoge archeologische waarde aangegeven. Dit is op grond van het belang van deze locaties, waar de wortels van de huidige dorpen of steden kunnen liggen. De begrenzing van deze kernen is gebaseerd op 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse kaarten. Be-dacht dient echter te worden dat de bewoning in de Vroege- en Volle Middeleeuwen (tot circa 1300 AD) een meer dynamisch karakter gehad kan hebben en dat de plaats en grens ervan niet perse hoeft samen te vallen met die van de latere bewoning.

16566 1000 meter

Waarde: Terrein van hoge archeologische waarde

Terrein met bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen tot en met de Nieuwe tijd. Het gaat om de oude dorpskern van Boekend. Op de AMK zijn historische dorpskernen en clusters oude

22 Van Dijk, 2007

bebouwing als gebieden van hoge archeologische waarde aangegeven. Dit is op grond van het belang van deze locaties, waar de wortels van de huidige dorpen of steden kunnen liggen. De begrenzing van deze kernen is gebaseerd op 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse kaarten. Be-dacht dient echter te worden dat de bewoning in de Vroege- en Volle Middeleeuwen (tot circa 1300 AD) een meer dynamisch karakter gehad kan hebben en dat de plaats en grens ervan niet perse hoeft samen te vallen met die van de latere bewoning.

In het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen het onderzoeksgebied

Binnen het onderzoeksgebied zijn in de afgelopen jaren door verschillende archeologische bedrijven en instellingen in totaal elf archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om bureauon-derzoeken, booronderzoeken (verkennend/karterend) en proefsleufonderzoeken (zie Tabel V en fi-guur 11).

Tabel V. Overzicht onderzoeksmeldingen

Zaaknummer

Aard, uitvoerder en resultaten van het onderzoek

2303553100

Het plangebied ligt in een golvende dekzandvlakte met aan het oppervlak dekzand. Op basis van de ouder-dom van dit dekzand kunnen in het plangebied archeologische resten verwacht worden vanaf het laat-paleolithicum. In een aantal boringen was de bodem verstoord tot in het dekzand. In een deel van de borin-gen bleek onder een geroerde laag een intacte podzolgrond aanwezig te zijn. In één boring bleek dat de podzolgrond was overstoven met stuifzand waarin een vlakvaaggrond ontwikkeld was. In geen van de borin-gen zijn indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. De kans dat binnen het plangebied een archeologische vindplaats aanwezig is, wordt daarom klein geacht.

Advies: geen verder onderzoek

Op het terrein worden zeven proefputten gegraven van 1 x 1 x 1 m op de plaats van de funderingspalen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd, op aangeven van het bevoegd gezag, niet als gravend onderzoek maar als

Uitvoerder: Archaeological Research en Consultancy Datum: 1-2-2010

Resultaat:

Het verkennend inventariserend booronderzoek heeft aangetoond dat de locatie zich waarschijnlijk binnen een vlechtend afwateringsstelsel bevindt, met mogelijk deels dekzandafzettingen in de ondergrond. Gecon-cludeerd kan worden dat er, door de aanwezigheid van akker- en enkeerdgronden, sprake is van een hoge archeologische trefkans. Doordat de oorspronkelijke A-horizont is opgenomen in de eerdlaag, worden voor-namelijk grondsporen verwacht en is de actuele trefkans op archeologica uit het Laat-Paleolithicum- Mesoli-thicum laag. Gezien de archeologische resten in de omgeving worden nederzettingsresten uit de periode Neolithicum-Middeleeuwen verwacht.

2057768100

Resultaat: Mogelijke archeologische vindplaats in de B-horizont.

Resultaat: Mogelijke archeologische vindplaats in de B-horizont.