• No results found

Huidige rol sociale media in de ruimtelijke planning

5 Sociale media in de ruimtelijke planning

5.2 Huidige rol sociale media in de ruimtelijke planning

In het kader van het onderzoek zijn er een reeks interviews gehouden met medewerkers van vooral de grote gemeenten in Noord-Nederland (zie bijlage 1). Het doel van deze interviews was een algemeen beeld krijgen hoe de situatie van deze gemeenten er momenteel voor staat met betrekking tot het gebruik van sociale media en hoe de ondervraagde gemeenten aan kijken tegen het gebruik van sociale media in de organisatie. De ondervraagde gemeenten zullen dus niet kwantitatief tegen elkaar worden opgewogen.

In deze interviews is onder andere de huidige rol van de sociale media binnen gemeenten uitvoerig aan bod gekomen, waardoor er een goed beeld is verkregen of en hoe deze ondervraagde gemeenten sociale media gebruiken bij het laten participeren van burgers en het maken van ruimtelijke plannen. Zoals eerder in het onderzoek al naar voren kwam is het gebruik van sociale media een zeer actueel onderwerp in de huidige netwerksamenleving. Een logisch gevolg hiervan is dat deze ontwikkeling ook bij gemeenten merkbaar is, omdat zij ten dienste staan van de burger en de sociale media kunnen inzetten om de burger te bereiken. Uiteraard kan ook het omgekeerde gelden; dat de burger de gemeente kan bereiken. Deze ontwikkeling rondom het gebruik van sociale media komt ook naar voren bij de ondervraagde gemeenten. De ondervraagde gemeenten overwegen momenteel bijvoorbeeld in welke mate en op welke manier de sociale media kunnen of moeten worden ingezet en hebben ook het besef dat er rekening moet worden gehouden met de virtuele ruimte. Het is voor gemeenten onmogelijk om de ogen te sluiten voor de ontwikkelingen die er in de samenleving gaande zijn op het gebied van communicatietechnologieën. Wel zijn er tussen de ondervraagde gemeenten verschillen te herkennen waar het gaat om de mate van gebruik van de sociale media en de typen van sociale media die er momenteel ingezet worden in de gemeentelijke organisaties.

Uit de interviews met de ondervraagde gemeenten is naar voren gekomen dat er nog altijd veel gebruik wordt gemaakt van de klassieke manier van ‘face-to-face’ participatie waar het gaat om ruimtelijke plannen. Ten eerste hebben de burgers mogelijkheden om te participeren door middel van de wettelijk verplichte inspraakprocedures met betrekking tot ruimtelijke plannen. Over het algemeen is dit een vorm van participatie die achteraf plaatsvindt. Een conceptueel ruimtelijk plan, dat in hoofdlijnen al is uitgewerkt, ligt dan ter inzage en burgers hebben de kans om op dit plan te reageren met bijbehorende argumentatie. Naast deze wettelijk verplichte procedure organiseren de ondervraagde gemeenten geregeld informatieavonden, waar burgers de kans hebben te reageren op ruimtelijke plannen of overige zaken die er spelen binnen de gemeentegrenzen. Ook kunnen gemeenten gedurende deze avonden peilen wat er leeft onder de burgers en aan welke onderwerpen bijvoorbeeld extra aandacht moet worden gegeven.

Op de participatieladder van Edelenbos (2006) gaat het bij deze informatieavonden vooral om de trappen ‘informeren’ en ‘raadplegen’. Er kan dus nog niet worden gesproken van interactieve beleidsvorming, omdat de ondervraagde gemeenten de macht nog grotendeels zelf in handen houden. Deze informatieavonden hebben bij de ondervraagde gemeenten dus over het algemeen

geen directe gevolgen voor de beleidsvorming. Enkele ondervraagde gemeentemedewerkers halen aan dat het belangrijk is dat de gemeente hierdoor aan een intensief verwachtingsmanagement doet. Het is voor de burger en uiteindelijk ook voor de gemeente, belangrijk om te weten wanneer er daadwerkelijk invloed kan worden uitgeoefend en wanneer de burger alleen wordt geïnformeerd. Verkeerde verwachtingen vanuit de bevolking of verwachtingen die de gemeente niet kan waarmaken moeten zoveel mogelijk uit de weg worden geruimd in het proces.

Bij de ondervraagde gemeenten kwam verder naar voren dat het wijkniveau, dus de directe woonomgeving van burgers, de schaal is waar de participatie zich grotendeels op richt. De plannen die betrekking hebben op de directe woonomgeving van mensen, waar zij dus persoonlijk belang bij hebben, roepen vaak de meeste reacties op. De gemeentelijke overheid krijgt als gevolg van informatieavonden op de schaal van de wijk een goed beeld van wat er speelt in deze afgebakende gebieden, kan de discussie aangaan en toelichting geven op specifieke vragen van de bewoners in deze wijken. De burger krijgt hier de kans om mee te denken over of te reageren op concrete plannen in de wijk. Tenslotte kwam er bij de ondervraagde gemeenten naar voren dat de opkomst van deze ‘face-to-face’ participatie zeer verschillend kan zijn. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van hoe gevoelig een bepaald ruimtelijk plan ligt bij de burgers en het onderwerp waarop een ruimtelijk plan betrekking heeft.

Hoewel een groot deel van de participatie van burgers bij de ondervraagde gemeenten achteraf plaatsvindt, worden er bij enkele gemeenten wel experimenten georganiseerd waarbij burgers vooraf of tussentijds een directe invloed kunnen uitoefenen op ruimtelijke plannen. Zo hanteert de gemeente Smallingerland een werkwijze die bij uitstek valt onder interactieve beleidsvorming, bij het realiseren van een nieuwbouwwijk in de gemeente. Er is een website opgezet waarop omwonenden en geïnteresseerde burgers in samenwerking met deskundigen een nieuwe woonwijk ontwerpen (Zie figuur 5.2). Aan de hand van deze interactieve werkwijze is een jaar geleden een vlekkenplan gemaakt voor deze nog te realiseren nieuwbouwwijk in Opeinde.

De gemeente Groningen heeft op haar beurt bijvoorbeeld informatieavonden georganiseerd waarbij burgers konden meedenken over plannen in verschillende wijken, zoals Paddepoel en de Oosterparkwijk. Het initiatief werd dan gedeeltelijk bij de burger neergelegd. Op deze manier kon de gemeente Groningen een goed beeld krijgen wat er zoal leeft in deze wijken en werd relevante informatie verzameld die meegenomen kon worden in de nog te realiseren ruimtelijke plannen in deze wijken. Daarnaast was dit voor de wijkbewoners een les om te zien hoe ingewikkeld het voor de gemeente vaak is om een plan te maken die aan alle eisen voldoet en waarvoor voldoende draagvlak is gerealiseerd om het plan ook daadwerkelijk te kunnen uitvoeren.

De mate waarin sociale media worden ingezet bij het laten participeren van burgers in het maken van ruimtelijke plannen is bij de ondervraagde gemeenten gering. Zoals eerder in deze paragraaf al gezegd werd, vindt de participatie vooral op de klassieke wijze plaats. Dit kan volgens enkele ondervraagde gemeenten gedeeltelijk te maken hebben met het feit dat het voor gemeenten lastig is om in de besluitvorming direct iets te kunnen doen met reacties die via sociale media binnen komen. Deze media hebben binnen gemeenten geen juridische status, wat bijvoorbeeld wel het geval is bij inspraakprocedures. De hoofdreden hiervoor is dat bijvoorbeeld een zienswijze naar aanleiding van een ruimtelijk plan schriftelijk moet worden ingediend, omdat het anders niet rechtsgeldig is. Een zienswijze van burgers die via sociale media bij de gemeente binnen zou komen is niet rechtsgeldig en zou mogelijk kunnen leiden tot verwachtingen bij burgers die uiteindelijk niet kunnen of hoeven worden waargemaakt. De gemeente hoeft namelijk niet verplicht iets te doen met de informatie die binnenkomt via sociale media, terwijl de burger deze verwachting wel kan hebben. Wel kunnen gemeenten sociale media gebruiken als aanvullend middel bij participatie.

Een tweede reden die enkele gemeenten aandragen is het feit dat het op grote schaal gebruiken van sociale media opgevangen moet kunnen worden door de organisatie in het geheel. Zeker bij gemeenten met weinig middelen en capaciteit ligt het gebruik van sociale media en de gevolgen die deze verandering in de organisatie met zich mee brengt, ingewikkeld. Wel komt bij de verschillende gemeenten naar voren dat de website steeds meer een rol van een sociaal medium begint aan te nemen. Zo is het bij enkele gemeenten mogelijk voor burgers om via de website van de gemeente te reageren op bepaalde ruimtelijke plannen of overige activiteiten, naast de informerende rol die deze gemeentewebsites hebben. Dit betreft nog geen directe invloed van de burger, maar is wel een kleine stap in deze richting.

Verder komt naar voren dat sociale media worden ingezet door een groot deel van de bestuurders van de gemeenten als vertegenwoordigers van de desbetreffende gemeente. De redenen hiervoor zijn vooral herkenbaarheid en zichtbaarheid van deze bestuurders in de desbetreffende gemeente. Twitter is hier het type sociale media dat het meest gebruikt wordt bij de ondervraagde gemeenten. Ook zijn er binnen een deel van de ondervraagde gemeenten kleinschalige experimenten met sociale media gaande, maar er is nog geen sprake van het direct participeren in ruimtelijke plannen door de burgers.

Een deel van de ondervraagde gemeenten is momenteel wel aan het overwegen hoe sociale media meer kunnen worden ingezet in het beleidsproces. Dit is een gevolg van het grote gebruik van sociale media in de Nederlandse samenleving. Er ontstaat dus ook een vraag naar het gebruik van sociale media door gemeenten vanuit de samenleving. Volgens de ondervraagde gemeenten moeten de gemeenten zich daar bevinden waar de burger te bereiken is en zeker in deze tijd kunnen sociale media niet worden genegeerd. Daarnaast zien gemeenten ook in overige vakgebieden en bij andere gemeenten dat het gebruik van sociale media is toegenomen in de afgelopen jaren. Dit is ook een reden dat gemeenten momenteel nadenken over het gebruik van sociale media. Omdat het gebruik van deze sociale media momenteel hoog ligt onder de burgers, kan het gebruik van sociale media het communiceren naar de burger een nieuwe dimensie geven. De voordelen van het gebruik van sociale media worden binnen de verschillende gemeenten momenteel opgewogen tegen de nadelen.

Niet alleen het gebruik van sociale media in het algemeen wordt momenteel overwogen door de ondervraagde gemeenten, daarnaast buigen de verschillende gemeenten zich over de vraag welk type sociale media het meest geschikt is. In de interviews zijn voornamelijk Hyves, Facebook, Twitter en LinkedIn besproken, omdat dit onderzoek ook is afgebakend tot deze vier typen. Uit de interviews is naar voren gekomen dat de meningen verdeeld zijn en er niet één type van sociale media kan worden aangewezen die volgens de ondervraagde gemeenten het meest geschikt is om burgers te laten participeren in ruimtelijke plannen. De geschiktheid is volgens de ondervraagde gemeenten vooral afhankelijk van de doelstelling bij een bepaalde activiteit van de gemeentelijke organisatie. Zo kan Twitter volgens enkele ondervraagde gemeenten een geschikt type sociale media zijn wanneer er een korte aankondiging plaatsvindt van activiteiten van de gemeente of bijvoorbeeld evenementen in de gemeente. Ook kan er via Twitter bijvoorbeeld goed een link worden gegeven naar de website van de gemeente, naar andere relevante websites of van visuele informatie. Aan de andere kant is Twitter juist minder geschikt wanneer het als discussieplatform zou moeten dienen. Het aantal tekens is volgens de ondervraagde gemeenten te weinig om een discussie met bijbehorende standpunten en argumentatie te voeren.

Ook is het gebruik van sociale media afhankelijk van de fase waarin een participatieproces zich bevindt volgens een ondervraagde gemeente. In de beginfase kan Twitter bijvoorbeeld nuttig zijn om te peilen wat er leeft onder de bevolking en de hoofdlijnen van een plan te bepalen. Wanneer de hoofdlijnen van een plan al bekend zijn, is Twitter vervolgens minder geschikt. Twitter is zoals gezegd minder geschikt als discussieplatform. Facebook en Hyves zouden zich in vergelijking met Twitter beter kunnen lenen als discussieplatform, al zijn een deel van de ondervraagde gemeentemedewerkers van mening dat dit meer vriendennetwerken zijn. LinkedIn wordt bij de ondervraagde gemeenten als ongeschikt aangemerkt als middel om burgers te laten participeren, omdat dit meer een platform is voor collega’s en professionals in het vakgebied.

Het gebruik van bovenstaande typen sociale media om burgers daadwerkelijk te laten participeren in ruimtelijke plannen is dus twijfelachtig volgens de ondervraagde gemeentemedewerkers, omdat er teveel nadelen aan zitten. Toch vinden de ondervraagde gemeenten het belangrijk dat de gemeente zich daar bevindt waar de burger is, waardoor deze sociale media wel een aanvulling kunnen zijn op de dienstverlening die de gemeente traditioneel al verleend. De ondervraagde gemeenten zijn het er over eens dat het belangrijk is dat er sprake moet zijn van een overzichtelijk en professioneel discussieplatform waarop de burgers op een goede manier kunnen participeren en waar de essentie van daadwerkelijke participatie wordt bereikt: tweerichtingsverkeer. Dit wil zeggen dat dit een platform moet zijn waar ruimte is voor zowel burgers, de gemeente, deskundigen en overige geïnteresseerden om hun mening of feiten te kunnen geven en deze te kunnen onderbouwen. Vooral op het niveau van de directe woon- en leefomgeving van mensen, de wijk of de buurt, werkt een werkwijze als deze over het algemeen goed. De burgers zijn dan vaak meer betrokken, omdat het henzelf aan gaat. Hierbij zou het doel moeten zijn dat de gemeente via deze discussieplatformen een realistisch en representatief beeld krijgt van meningen vanuit de burgers en overige belanghebbenden. De gemeente is hierbij afhankelijk van de opkomst op een platform als deze, om daadwerkelijk iets te kunnen zeggen over en te doen met de informatie die binnen komt.