• No results found

2.4 Geomorfologie en hoofdlandschappen

2.4.2 Hoofdlandschappen

2.4 Geomorfologie en hoofdlandschappen

2.4.1 Inleiding

De voorgaande hoofdstukken hebben een indruk gegeven welke geologische processen hebben plaatsgevonden bij de vorming van het Oost-Nederlands Plateau en welke processen ten grondslag liggen aan de vorming van het oorspronkelijke reliëf in het studiegebied. In dit hoofdstuk richten we ons op de sporen die door toedoen van ijs, water en wind zijn ontstaan in het landschap zoals beschreven in het voorgaande hoofdstuk.

2.4.2 Hoofdlandschappen

Er zijn op het Oost-Nederlands Plateau zes fysisch-geografische hoofdlandschapstypen te onderscheiden (afb. 2.6,): • beekdallandschap; • dekzandlandschap; • plateau- en terrassenlandschap; • stuifzandlandschap; • stuwwal- en grondmorenelandschap; • veenlandschap.

Deze zes hoofdlandschapstypen zullen in volgorde van ouderdom behandeld worden. Te starten met het oudste landschap van het Oost-Nederlands Plateau: het plateau- en terrassenlandschap, vervolgens het stuwwal

en grondmorenelandschap, het

dekzandlandschap, het beekdallandschap, het veenlandschap en als laatste het stuifzandlandschap.

Plateau- en terrassenlandschap

Een groot deel van het studiegebied bestaat uit het plateau- en terrassenlandschap en is hier het oudste landschapstype op het Oost-Nederlands Plateau. Het is ontstaan door tektoniek in het Late Krijt en gedurende het

Tertiair.81 Deze gebieden hebben in de

directe ondergrond vaak keileem of oude mariene kleiafzettingen, bedekt door een laag dekzand van wisselende dikte. Binnen het plateau- en terrassenlandschap zijn onder natte omstandigheden de

zogenaamde veldpodzolgronden gevormd. Deze bodems waren lange tijd niet geschikt om te ontginnen om het landbouwareaal uit te breiden omdat de bewerking te zwaar was en de bodems te nat waren. Daarom

zijn veel van deze (vochtige) heidegebieden tot halverwege de 19e eeuw onderdeel geweest van de

potstalcultuur. Tegenwoordig is dit landschapstype te herkennen aan zijn uitgestrekte open karakter met vaak weilanden (afb. 2.7). Als men een weiland ploegt verraadt het palet aan kleuren dat het veldpodzolgronden zijn, vermengd met keileem (afb. 2.8).

81 Van den Bosch & Kleijer, 2003, 10.

Afbeelding 2.6: Hoofdlandschappen op het Oost-Nederlands Plateau op basis van de geomorfologische kaart.

23

Stuwwal- en grondmorenelandschap

Binnen het studiegebied is alleen het grondmorenelandschap aanwezig in de vorm van daluitspoelingswaaiers en grondmoreneruggen die zijn opgevuld of bedekt zijn met dekzand. Dit grondmorenelandschap is ontstaan tijdens glaciale omstandigheden in het Saalien.82 In het westelijke deel van het Oost-Nederlands Plateau loopt het plateau over in het dekzandlandschap van de centrale

82 Van Beek, 2009, 149; http://www.geologievannederland.nl/landschap/landschapsvormen/grondmorene Geraadpleegd op 25-1-2017. Afbeelding.2.8: Plateau- en terrassenlandschap aan de Oorschotweg in Vragender.

24 Achterhoek met een daluitspoelingswaaier (afb. 2.9). In het oostelijke deel van het studiegebied, in het noordelijke deel van buurtschap Ratum en Meddeho (gemeente Winterswijk) zijn grondmorenes aan te treffen die als overgang fungeren van het plateau naar de lager gelegen delen. Aan de zuidoost zijde van Eibergen is op de overgang van het plateau naar het dekzandgebied in het oosten een strook grondmorenes terug te vinden. Het is lastig om een onderscheid in het veld te maken van dit type landschap omdat dit vergelijkbaar is met het plateau- en terrassenlandschap, met uitzondering van de daluitspoelingswaaier op de rand van het plateau.

Afbeelding 2.9: Grondmorenelandschap op rand van het Oost-Nederlands Plateau aan de Welinkweg in Aalten.

Dekzandlandschap

Voor deze studie is met name het dekzandlandschap van belang, omdat veel bouwlanden op de dekzandkoppen en dekzandruggen liggen (afb. 2.10). Het dekzandlandschap is in de laatste ijstijd gevormd. Er was weinig begroeiing en er heerste een poolklimaat met toendra en zelfs poolwoestijn- omstandigheden. Hierdoor had de wind vrij spel en kon deze fijne zanddeeltjes transporteren. Deze dekzanden vormden dekzandruggen en dekzandkoppen afhankelijk van het reeds aanwezige reliëf en de vochtigheid van de bodem. Veel dekzand ligt als een deken op de oudere afzettingen in het plangebied. Vaak werden de relatief hoger gelegen dekzandruggen en kopjes in gebruik genomen door de mensen die er een cultuurdek op hebben aangebracht.83Het centrale dekzandlandschap ligt ingesloten tussen het plateau- en terrassenlandschap (afb. 2.6). Dit centrale deel bevat met name grote lager gelegen vlakten met dekzand. De hoger gelegen dekzandruggen liggen verspreid door het studiegebied heen (afbeelding 2.10 & 2.11).

25 Afbeelding 2.11: Hoge dekzandrug aan de Burloseweg in de buurtschap Kotten.

26

Beekdallandschap

Het beekdallandschap is met name ontstaan in de oude geulen die in het Pleistoceen zijn gevormd. 84 Er lopen verschillende beken over het Oost-Nederlands Plateau. De twee grootste zijn de Boven-Slinge in Winterswijk die richting Groenlo en Aalten stroomt en de Berkel die ten noorden van Eibergen naar de IJssel stroomt. Het beekdallandschap is alom bekend onder natuurliefhebbers die Winterswijk bezoeken. Met onder andere de Boven-Slinge, bekend vanwege de unieke beekbegeleidende bossen, waar in het voorjaar tapijten van bosanemoon, klaverzuring maar ook slanke sleutelbloemen zijn te vinden. Maar ook de kleinere beken, zoals de Ratumse beek en de Oossinkbeek in Winterswijk-Kotten zijn fraaie voorbeelden van ‘meanderende beken’ (afb. 2.12). De beken werden door de storting van steenafval gedwongen om de huidige stroombedding te blijven volgen. Ze hebben zich hierdoor steeds dieper ingesneden in het landschap. Dit leidde tot verdroging van de beekbegeleidende bossen en de opmars van planten die aan deze situatie aangepast zijn.

Veenlandschap

Binnen het studiegebied liggen de hoogveengebieden: Vragenderveen, Corleseveen, Korenburgerveen en het Wooldse Veen in het zuiden van plangebied, in Winterswijk-Woold (afb. 2.13).

Het veen is in het Holoceen ontstaan, vooral in de laagten waar het water stagneerde of op het plateau, waar een ondoorlatende laag aanwezig was.85

84 Jongmans et al., 2013, 252.

85http://www.geologievannederland.nl/landschap/landschapsvormen/hoogveen Geraadpleegd 25-1-2017.

Afbeelding 2.12: Oossinkbeek aan de Esinkweg( brug) in de buurtschap Kotten.