• No results found

In hoeverre zijn Participatiewetters in het doelgroepregister aan het werk?

In document UWV Monitor Arbeidsparticipatie 2019 (pagina 53-56)

7. Arbeidsparticipatie van Participatie- Participatie-wetters in het doelgroepregister

7.4. In hoeverre zijn Participatiewetters in het doelgroepregister aan het werk?

In deze paragraaf staat de vraag centraal in hoeverre Participatiewetters in het doelgroepregister aan het werk zijn. We gaan in op het aantal en aandeel dat aan het werk is, de kenmerken van de mensen die werken en op het soort van werk dat zij verrichten.

Eind 2018 waren 32.100 Participatiewetters in het doelgroepregister aan het werk. Uit tabel 7.4 blijkt dat zowel het totale aantal Participatiewetters in het doelgroepregister als het aantal werkenden in de periode 2015–2018 snel stijgt.

De stijging van het aantal werkenden is echter groter dan de toename van het aantal mensen in de Participatiewetgroep in het doelgroepregister. Het aandeel werkenden stijgt dus ook sterk: er is een ruime verdubbeling tussen 2015 en 2018, van 21% naar 46%. Wat vooral opvalt is de sprong tussen 2016 en 2017. Deze sprong komt vooral door de invoering van de Praktijkroute. Voor deze mensen is op een werkplek vastgesteld dat ze een loonwaarde onder het wettelijk minimumloon hebben (zie ook box 7.1). Dat betekent dat deze groep een baan heeft op het moment dat ze instromen en omdat het een relatief grote groep is, heeft dit een opwaarts effect op het aandeel werkenden.

Tabel 7.4 Aantal en aandeel werkende Participatiewetters in het doelgroepregister

2015 2016 2017 2018

Aantal Participatiewetters in het doelgroepregister 22.700 35.000 54.200 69.700 Aantal werkende Participatiewetters in het doelgroepregister 4.700 9.400 21.600 32.100 Aandeel werkende Participatiewetters in het doelgroepregister 20,7% 26,9% 39,9% 46,1%

Welke Participatiewetters in het doelgroepregister werken?

Als we kijken naar de kenmerken van de werkenden in tabel 7.5 dan valt een aantal zaken op:

• Zowel het aandeel mannen als het aandeel vrouwen dat werkt, stijgt. Mannen hebben echter een hoger niveau van arbeidsparticipatie dan vrouwen. Dat beeld zien we ook bij de Wajong. Het aandeel werkenden stijgt bij mannen ook sneller. Uit de analyse van de volumeontwikkeling (tabel 7.3) weten we dat het aandeel mannen in de

Participatiewetgroep in het doelgroepregister toeneemt. De stijging van het aandeel werkende Participatiewetters in het doelgroepregister is dus deels het gevolg van de toename van het aandeel mannen.

• Het aandeel werkenden is het hoogst bij de jongste leeftijdsgroep (54% in 2018) en het laagst bij de oudste leeftijdsgroep (34% in 2018). Het aandeel werkende Participatiewetters in het doelgroepregister stijgt bij alle leeftijdsgroepen. Maar hoe ouder de leeftijdsgroep, hoe groter de stijging. Het aandeel werkenden bij de jongeren tot 20 jaar stijgt met ruim twee derde (van 32% in 2015 naar 54% in 2018), het aandeel werkenden bij de oudste groep is bijna 7 keer hoger (van 5% in 2015 naar 34% in 2017). Dit komt waarschijnlijk doordat via de

Praktijkroute vooral veel ouderen instromen. Toch wordt de ontwikkeling van het aandeel werkende

Participatiewetters in het doelgroepregister vooral bepaald door de jongeren (< 25 jaar). Zij zijn de grootste groep en hebben het hoogste aandeel werkenden.

• Het aandeel werkenden is met 86% in 2018 het hoogst in de subgroep Praktijkroute. Bij deze groep werkt bij instroom bijna iedereen. Het hoge aandeel werkenden bij deze groep is daarom logisch.

• Het aandeel werkenden is met 16% in 2018 het laagst bij de groep Afgewezen Wajongers. Ook dat is op zich begrijpelijk. Het gaat hier om mensen die zijn afgewezen voor de Wajong 2015, omdat ze op het moment van de beoordeling geen arbeidsvermogen hebben, maar bij wie UWV (nog) niet kan vaststellen dat het ontbreken hiervan ook duurzaam is. Met andere woorden: ze hebben nog mogelijkheden om arbeidsvermogen te ontwikkelen, maar zijn op moment van instroom nog niet in staat om te werken.

• De toename van het aandeel werkenden is het grootst bij de subgroep Indicatie banenafspraak. Hierachter zitten 2 ontwikkelingen die elkaar versterken. Enerzijds neemt het aandeel Wsw-wachtlijsters in de subgroep Indicatie banenafspraak af. Dit is een groep met een laag niveau van arbeidsparticipatie, waardoor de invloed daarvan op het gemiddelde aandeel werkenden afneemt. Anderzijds is er de forse toename van het aandeel werkenden bij de overigen in de groep met een indicatie banenafspraak.

Tabel 7.5 Aandeel** werkende Participatiewetters in het doelgroepregister naar kenmerken

Eind 2015 Eind 2016 Eind 2017 Eind 2018

Tijdelijke registraties afgewezen Wajong 21% 28% 31% 36%

(alleen via) Praktijkroute 89% 86%

Totaal aandeel werkende Participatiewetters in het

doelgroepregister 21% 27% 40% 46%

** Aandeel werkenden = aantal werkenden als percentage van het aantal mensen in de subgroep

Concluderend kunnen we vaststellen dat er 3 redenen zijn waarom het aandeel werkenden stijgt:

• Bij de start was het aandeel werkenden relatief laag doordat initieel de groep Wsw-wachtlijsters werd opgenomen, een groep met een lage arbeidsparticipatiegraad. De invloed van die groep neemt af omdat de groep relatief kleiner wordt. Daardoor stijgt het aandeel werkenden.

• Het aandeel werkenden neemt verder toe omdat de subgroepen met een relatief hoge arbeidsparticipatie in omvang toenemen: vso/Pro en de Praktijkroute.

• Daarnaast zien we echter ook een autonome stijging van het aandeel werkenden: bij alle groepen stijgt dit aandeel.

Wat zijn de kenmerken van het werk?

Naast de vraag naar het niveau van arbeidsparticipatie en de ontwikkeling daarvan zijn ook de vragen over de aard van het werk van belang: waar werken Participatiewetters in het doelgroepregister en wat voor soort werk doen ze? In tabel 7.6 zijn 3 kenmerken opgenomen van het werk.

In 2018 werkt het grootste deel van de Participatiewetters in het doelgroepregister in 5 bedrijfstakken (58%): overige commerciële dienstverlening, detailhandel, horeca en catering, uitzendbedrijf, en zorg en welzijn. Participatiewetters in het doelgroepregister werken in de eerste jaren van de Participatiewet dus vooral in dienstverlenende bedrijfstakken. De toename van het aandeel werkenden zit vooral bij de bedrijfstak overige commerciële dienstverlening. Het is niet duidelijk wat daar de achtergrond van is.

Uit tabel 7.6 blijkt dat 62% van de werkende Participatiewetters in het doelgroepregister eind 2018 een tijdelijk contract heeft en 18% via een uitzendcontract werkt. Een relatief klein deel (20%) heeft een vast contract. Vergeleken met Wajongers die werken bij een reguliere werkgever, is dat weinig. Bij de Wajongers was dat 47% in 2018. Dit grote verschil komt doordat het merendeel van de Participatiewetters in het doelgroepregister nog kort in dienst is, terwijl bij veel Wajongers het dienstverband al langer loopt.

Tabel 7.6 Kenmerken van het werk van Participatiewetters in het doelgroepregister*

2015 2016 2017 2018

Bedrijfstak (gesorteerd naar aandeel 2018)

Overige commerciële dienstverlening 10% 13% 17% 16%

Detailhandel 20% 17% 15% 14%

Horeca en catering 12% 11% 10% 10%

Zorg en welzijn 10% 8% 8% 9%

Uitzendbedrijven 14% 12% 9% 9%

Metaalindustrie, installatie, voertuigen 6% 7% 7% 7%

Vervoer en logistiek 7% 7% 6% 7%

Totaal aantal werkenden 4.700 9.400 21.600 32.100

* De tabel is gebaseerd op 1 baan per persoon. Bij personen die meerdere banen hebben, is de baan met het hoogste loon meegenomen.

** Verloonde uren in december betreffend jaar omgerekend naar uren per week71.

Tabel 7.6 laat zien dat het aandeel kleine banen (<12 uur) in de periode 2015–2018 sterk afneemt. De toename in arbeidsparticipatie zit bij de grotere banen (>= 20 uur) en dan vooral bij de categorie 20-36 uur. Dit zien we ook terug in de toename van de inzet van loonkostensubsidie (LKS) door gemeenten. Uit cijfers van het CBS blijkt dat het aantal mensen voor wie LKS werd ingezet, toenam van ruim 1.200 eind 2015 naar ruim 15.00072 eind 2018. Het merendeel van de banen (70%) waarvoor LKS wordt ingezet, zijn banen van 25 uur of meer73.

Voor werknemers bij wie LKS wordt ingezet, betaalt de werkgever het geldende minimum- of cao-loon of naar rato bij het werken in deeltijd. Het verschil tussen de loonwaarde en het minimumloon krijgt de werkgever via de

loonkostensubsidie terug. Participatiewetters in het doelgroepregister voor wie loonkostensubsidie (LKS) wordt ingezet en die voldoende uren werken, zullen het wettelijk minimumloon verdienen. Participatiewetters die niet voldoende uren werken en daardoor een laag inkomen hebben, kunnen in aanmerking komen voor aanvullende bijstand.

71 De verloonde uren zijn als volgt omgerekend: In geval van een loonaangifte van 4 weken: verloonde uren/4; in geval van loonaangifte over een maand: verloonde uren/4,3.

72 CBS Statline: Re-integratie; aantal personen, persoonskenmerken en type voorzieningen. Maart 2019.

73 CBS: zie: https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2019/12/loonkostensubsidie-en-omvang-baan-september-2018

7.5. In hoeverre komen niet-werkende Participatiewetters in het

In document UWV Monitor Arbeidsparticipatie 2019 (pagina 53-56)