• No results found

Hoe lang duurde de Egyptische ballingschap?

In document De Historiciteit van de Exodus (pagina 37-40)

Het wordt als een voldongen feit beschouwd dat Christus in het jaar 4 of 3 BC is geboren.

Op grond van een schematische indeling van de geschiedenis zou die gebeurtenis in 4.000 AM (Anno Mundi: vanaf Adam) zijn geweest. Echter, Hij werd in 8 BC geboren en wel in het jaar 3.997 AM, zoals in het voorgaande artikel uiteengezet. Ervan uitgaande dat Christus rond 4 BC geboren werd, moet men wel tot de conclusie komen dat de evangelist Lukas om bestwil een leugentje heeft gepleegd, want er was toen in dat deel van het Romeinse rijk géén volkstelling. Daar de Profeet Micha had voorspeld dat de Messias in Bethlehem zou worden geboren moest een reden worden gevonden waarom ten tijde van Christus geboorte de heilige familie in Bethlehem vertoefde, en daarom zou Lukas de volkstelling erbij hebben gehaald en ‘en passant’ het bezoek van de drie koningen; edoch, fantaseert men, het kind werd gewoon in Nazareth geboren. De foutief genoemde ‘lukaslegende’ gaat als volgt:

«« In die dagen nu kwam een besluit van Keizer Augustus om een volkstelling over heel de wereld te houden. (…) Allen gingen op reis om zich in te schrijven, ieder naar zijn eigen stad. En daar Jozef uit het huis en het geslacht van David was, vertrok ook hij (…) naar de stad van David, Bethlehem geheten, om zich met Maria [bij de Romeinse autoriteiten] in te schrijven. (…) Terwijl ze daar waren, brak de tijd van haar moederschap aan en baarde zij haar eerstgeboren zoon. »»

Kijk, op die manier vernietigen onze theologen en historici het geloof bij het argeloze publiek. Schrijver dezes heeft in zijn studie van “Wanneer werd Christus Geboren?” (in Proofs of the Life and Death of Jesus) volstrekt aannemelijk gemaakt dat Christus ten tijde van de volkstelling werd geboren, die zoals bekend in het jaar 8 BC was. Het gevolg daar-van is dat belangrijke andere data mee gingen schuiven, maar voor elke verschuiving is een bevredigende verklaring gevonden. Alles doorrekenend wordt in die studie aangetoond dat het Flavius Josephus was die een leugentje heeft gelanceerd, en niet de evangelist Lukas.

Dat nu juist Flavius Josephus aan geschiedvervalsing heeft gedaan is voor onze hoog-geleerde wetenschappers ondenkbaar! Raak niet aan de reputatie van Flavius Josephus!

Maar toch is dat de enige oplossing.

Uit het voorgaande blijkt opnieuw het belang van de chronologie der gebeurtenissen. Zoals Peter James opmerkte wordt de chronologie door hen, die zich met de studie van oude beschavingen bezighouden maar al te vaak als een noodzakelijk kwaad gezien, moegebeukd als ze zijn door de saaie repetities van jaartallen op school. Maar ze zijn van immens belang:

reeds een verschuiving van vier jaar in de geboorte van Jezus Christus zet grote twijfels bij de historiciteit van het Bijbels verslag. Historiciteit is de historische actualiteit van personen en gebeurtenissen die aanduidt of een bepaald verslag deel uitmaakt van de geschiedenis in plaats van een mythe te zijn, legende of puur verzinsel. Historiciteit concentreert zich op de werkelijke betekenis van kennisaanspraken over het verleden — zich richtend op hun histo-rische actualiteit, authenticiteit en feitelijkheid. De historiciteit van een bewering gaat over

zijn feitelijkheid en geloofwaardigheid. Een chronologie is op zichzelf ontoereikend; ze moet accuraat zijn om tot een volgtijdelijkheid te komen in samenhang met de overige gebeurtenissen die toen plaatsvonden. In geschiedkundige termen blijven de culturele en politieke interacties binnen de oude wereld een complete warboel tenzij we over een be-trouwbare tijdschaal beschikken. Dienaangaande is het niet slechts een curiositeit om het exacte tijdsraam te kennen van de Egyptische Ballingschap, iets waar alleen stoffige kamer-geleerden in geïnteresseerd zouden zijn.

Het mag verbazen, maar in termen van een continue bijbelchronologie is deze kwestie van doorslaggevend belang. Immers, Christus geboortejaar is het scharnierpunt tussen de oude en nieuwe chronologie. Genesis 5:3 zegt dat Adam 130 jaar was toen hij Seth verwekte; die geboorte was dus in 130 AM. Deze manier van het tellen van data gaat verder totdat we tenslotte uitkomen bij Jezus geboorte in 3.999 AM, hetgeen dankzij het gebed van de allerheiligste Maagd met twee jaar vervroegd is geworden. Het jaar 3.997 vóór Christus was daarom het begin van Adam, hetgeen in onze Gregoriaanse kalender overeenkomt met 4.005 BC, in de wetenschap dat Christus in 8 BC is geboren. De Anno Mundi telling tot aan Christus geboorte stuit op heel wat problemen, die Ivan Panin als eerste correct en foutloos heeft weten op te lossen. Hij ging van het principe uit dat de Bijbel in zichzelf alle chronologische antwoorden bevat en dat er geen gebruik hoeft te worden gemaakt van de profane literatuur. Dat zulk een telling niet evident is blijkt uit de Joodse kalender. Hun kalender telde voor ons jaar 2.000 AD het jaar 5.760 AM, terwijl dat in werkelijkheid 6.004 AM had moeten zijn, wat een fout vertegenwoordigt van 244 jaar. Waarom ze er 244 jaar naast zitten heb ik mij nooit in verdiept, hoeft ook niet want het numerieke patroon van de PBS (Panin Bijbelstatistiek) levert het onomstotelijk bewijs van de juistheid daarvan.

In de continue bijbelchronologie is de duur van de Egyptische Ballingschap een belangrijk punt. Was het nu 210 jaar, 240, 400 of 430 jaar? Het gaat niet om 4 jaar verschil zoals bij Jezus geboorte, maar om een verschil dat kan oplopen tot 220 jaar (430-210). De PBS geeft aan dat de Egyptische Ballingschap in de 15e eeuw v. Chr. eindigde, om precies te zijn in 1.468 v. Chr. (Panin + 2). Over de zogenaamde 400 jaar ballingschap staat in Genesis:

«« Bij het ondergaan der zon werd Abram door een diepe slaap overvallen, en een sombere geweldige angst greep hem aan. Toen zei God tot Abram: “Weet wel, dat uw nakomelingen als ‘vreemden’ in een land zullen toeven dat hun niet toebehoort. Zij zullen daar als slaven dienen. Men zal hen 400 jaar lang onderdrukken. Van het volk, dat zij als slaven dienen, zal Ik rekenschap eisen;

en daarna zullen zij uittrekken met rijke buit.” »» (Gen. 15:12-14)

In Exodus 12:40-41 staat iets anders: “Het verblijf van de Israëlieten in Egypte had 430 jaar geduurd. Er waren op de dag af 430 jaren verlopen toen Gods volk uit het land Egypte trok.” Op grond van hetgeen in de nieuwtestamentische Galatenbrief staat (in de volgende paragraaf geciteerd) kiest Panin dit getal als basis om op de tijdsduur van de ballingschap uit te komen. Genesis 15:12-14 bespreekt hij niet waarin sprake is van 400 jaar. Ik ga wel in op die 400 jaar omdat dat probleem tot op heden onopgelost is gebleven; men kiest altijd

voor 400 of voor 430 jaar en gaat voorbij aan het andere. In het hiernavolgend relaas zal de betekenis van die 400 jaar worden aangeduid in relatie tot de 430 jaar.

De vermelde 430 jaar past bij de jaartelling ADT (Anno Domus Testamenti), ofwel het aantal jaren na het koepelverbond met Abraham. Psalm 105:8-10 zegt het mooi: “God blijft zijn verbond voor eeuwig indachtig, en zijn belofte in duizend geslachten: het verbond met Abraham gesloten, de belofte aan Isaäc gezworen. En die belofte heeft Hij aan Jacob bekrachtigd, aan (het volk) Israël het eeuwig verbond.”. De 430 jaar zijn in Galaten 3:17 als volgt omschreven: “Een door God bekrachtigde wilsbeschikking werd niet ongedaan gemaakt door een Wet (de Tien Geboden) die 430 jaar later kwam zodat de belofte (van het koepelverbond) zou komen te vervallen.” De juiste lezing uit Exodus 12 luidt daarom vrij vertaald: “Het verblijf in Egypte duurde tot aan het jaar 430. Precies op oudejaarsdag trok Gods volk uit Egypte weg (en dat is de dag die met de Joodse Pesach/ Paas viering wordt herdacht).” Omdat het waarschijnlijk is dat de dag van het koepelverbond als hoofd van het jaar ging dienen mogen we op grond van dit vers concluderen dat het koepelverbond op Pasen werd gesloten! Nu zijn er op verschillende momenten toezeggingen door God aan Abram gedaan. De eerste maal toen hij 75 jaar oud was, maar pas bij de laatste en derde maal is sprake van het ‘altijddurende’ verbond (Gen. 12 en 17). Toen was hij 99 jaar oud en toen pas veranderde zijn naam van Abram in Abraham (vader van vele volken); toen pas werd via de besnijdenis het Verbond met bloed bezegeld waarmee het de kracht van wet kreeg (zonder bloedvloeiing geen bekrachtiging) en toen pas raakte Sarah zwanger van de beloofde zoon, Isaäc geheten, die geboren werd toen Abraham nog altijd 99 jaar oud was.

De andere periode, de 400 jaar vreemdelingschap, voorzien in Abram’s angstdroom, hoeft niet in tegenspraak met het voorgaande te zijn omdat dit naar het verbond met Abimelech wijst (Gen. 21:22-34), dat dus plaatsvond in 30 ADT (430-400). Dat kondigt het begin aan van een discriminatie en onderdrukking die zou blijven voortduren tot aan eind van de Egyptische onderdrukking. De teneur van het verhaal laat weinig keus ten aanzien van de reden van het verbond met Abimelech. Na bezegeling daarvan staat er dat Abraham in het land van de Filistijnen “verbleef” ( גּר ). In het Hebreeuws is dit soort ‘verblijven’ afgeleid וּ van het woord voor ‘buitenlander’ of ‘vreemdeling’, en inderdaad werd Abrahams familie door de Filistijnen onderdrukt – niet echter door de Hethieten (Gen. 23:6) – zelfs nadat ze reeds 55 jaar lang in het land Kanaän hadden gewoond (Gen. 12:4). Kanaän was ook het land waar Isaäc geboren werd, zijn thuisland, maar toch kreeg Isaäc opdracht in het land te

“verblijven” (26:3); Jacob “verbleef” in ballingschap in het land Cham – een andere naam voor Egypte (Ps. 105:23), terwijl zijn zonen zeiden dat ze naar Egypte kwamen om daar te

“verblijven” (47:4). De eerste 30 jaren ADT, in Kanaän, tellen nog niet mee omdat in dit tijdsbestek Abrahams manier van wonen anders was. Alhoewel buitenlander, werd hij in het begin hooggeacht (dankzij zijn krijgsverrichtingen). Het conflict met Abimelech geeft aan dat deze achting was weggeëbd. We dienen rekening te houden met het feit dat Abra-ham veel langer leefde dan de Filistijnen. De eerste groep, die hem met rust liet, was al te oud of overleden; Abraham zelf was inmiddels 130 jaar oud toen hij het verbond met Abi-melech sloot, terwijl hij nog 45 jaar te gaan had.

Om het volgende te kunnen begrijpen doet u er goed aan uw Bijbel ter hand te nemen. Het

“tezelfdertijd” van Genesis 21:22 is in het Hebreeuws onbepaald en kan afzonderlijk van de voorgaande verzen worden beschouwd, wat ondermeer gaat over het spenen van Isaäc, negen maanden na sluiting van het koepelverbond (ADT nul). Daarom is de vertaling “te-zelfdertijd” misleidend. Ik lees het liever als volgt: “Op zekere dag (de dag waarover wij spreken in de tijd van het conflict dat tot het verbond leidde met Abimelech van Gerar), zeiden Abimelech en zijn legeroverste Pikol tegen Abraham: enz.” Opvallend is dat het Hebreeuwse woord ‘acher’ in het eerste vers van het volgend hoofdstuk – dat over de Akeda Isaäc gaat (het offer of de binding van Isaäc) – een duidelijk verband legt met het voor-gaande, alhoewel niet perse in de tijd, want dan zou er ‘acheroj’ hebben gestaan. In feite liggen er 6 jaar tussenin. Ik tel er 6 omdat Sarah volgens het Boek Jasher enkele dagen na de akeda/binding stierf. De Bijbel geeft aan wanneer (zie Gen. 17:17 samen met Gen. 23:1):

Abraham was toen 136 jaar oud en Isaäc 36. Genesis 21:22 en 23:1 behoren tot die voor-beelden waar de indeling in hoofdstukken tot verkeerde inzichten leidt. Genesis 22:19 had het begin van hfst. 23 moeten zijn, terwijl 21:22 het begin had moeten zijn van hfst. 22.

Per slot van rekening blijkt het verblijf in Egypte slechts 240 jaar te hebben geduurd. Zoals een eenvoudige chronologie uitwijst werd Jacob uit Isaäc geboren toen zijn vader 60 jaar oud was; Isaäcs vader Abraham was toen 159 jaar, wat daarom op 60 ADT viel. Tevens leert de Bijbel dat Jacob 130 jaar oud was aan het begin van de Egyptische Ballingschap, dat daarom op 190 ADT viel (60+130). Het eindpunt van de Ballingschap is 430 ADT. De aftreksom (430-190 = 240) is de duur van de Egyptische Ballingschap. Volgens Genesis 15:16 zouden ze na vier generaties zijn teruggekeerd (4x70 = 280), hier inclusief de 40 jaar Exodus. In het vreemdelingschap zijn er twee ballingschappen: een simpele van 160 jaar (een diaspora: uithuizig en toch inhuizig), en de Egyptische van 240 jaar, samen 400. Pas aan het eind van de Exodus werd het Beloofde Land hun ware thuisland.

/

---Noot: Opmerkelijk is dat in de Joodse traditie geweten was dat de Ballingschap veel korter duurde dan 400 of 430 jaar. Het Boek Jasher 81:3 stelt: “En het verblijf van de kinderen van Israël, die met harde arbeid in het land van Egypte verbleven, was 210 jaar.” En deze 210 jaar is binnen het Jodendom nog steeds de aanvaarde oplossing. Feit blijft dat in de traditionele uitleg de twee periodes van 400 en 430 jaar niet met elkaar te rijmen zijn, alhoewel de pogingen daar-toe legio zijn geweest.

In document De Historiciteit van de Exodus (pagina 37-40)