• No results found

Hoofdstuk 6: De uitkomsten en verwerking van de Energiedialoog

6.3 De voortzetting van de dialoog

6.3.2 Hoe kan voortzetting van de dialoog eruit zien?

Hoe de dialoog het best voortgezet kan worden is nog een zoektocht. Tijdens de interviews is de voortzetting van de dialoog besproken. Hierbij was er aandacht voor lessen die getrokken konden worden aan de hand van de Energiedialoog en naar waar de respondenten behoefte aan hebben. Deze paragraaf geeft geen concreet en volledig ontwerp voor de voortzetting, het is eerder een verzameling van allerlei aanbevelingen over een mogelijke inhoudelijke en procesmatige opzet, wat er met de uitkomsten kan gebeuren, het instrument ‘dialoog’ structureel inzetten en het gesprek aan gaan met de Nederlandse bevolking.

Het is belangrijk om te benadrukken dat er voor de Energiedialoog ook al dialoog was en dat dit tijdens en naderhand gewoon door loopt. Dit zijn reguliere overleggen, zoals het gesprek met de energie- intensieve industrie, het gesprek over vervoer, de regionale energiestrategieën en de Warmtetafel (respondent 4, interview, 2016). De reeds bestaande dialogen zijn soms wel concreter en gerichter (respondent 6, interview, 2016).

Respondenten is gevraagd waar voortzetting van de dialoog inhoudelijk over zou moeten gaan. Een veelgehoord geluid was dat er eerst een aanpak voor de verschillende transitiepaden ontwikkeld moet worden. Transitiepaden zijn manieren hoe de energietransitie per functionaliteit vorm kan krijgen, deze paden leiden dus automatisch tot de ‘scope’ regels van de dialoog. Bij het ontwikkelen van deze paden moet aandacht besteed worden aan allerlei aspecten, zoals belangen, afspraken, uitdagingen, wat de ruimtelijke, maatschappelijke en financiële impact is en welke stakeholders betrokken worden (respondent 3, interview, 2016). Er kan bij voortzetting van de dialoog ook juist buiten de bestaande paden gedacht worden, omdat dit tot innovatieve oplossingen kan leiden (respondent 10, interview, 2016).

Tijdens de interviews is ook de procesmatige kant van de opzet besproken. De optimale rolverdeling van de stakeholders, dus ook de Rijksoverheid, zal per transitiepad verschillen. Per transitiepad zullen er hoogstwaarschijnlijk verschillende ‘entry & exit’ regels zijn. Dit leidt tot allerlei verschillende soorten dialogen met meerdere stakeholders, meerdere vormen en meerdere plekken in het land (respondent 12, interview, 2016). Het enige principe achter deze vormen is dat ‘dialoog’ als instrument ingezet kan worden om de transitiepaden soepel te laten verlopen (respondent 3, interview, 2016). De voortzetting van de dialoog zal waarschijnlijk niet zo’n hoge organisatiegraad hebben als de Energiedialoog. Afspraken over procesbegeleiding, spelregels, transparantie, toegang en machtsmiddelen worden dan ook nog een beetje in het midden gelaten en zullen afhankelijk zijn van de verschillende dialoogvormen. Wel wordt er door een paar respondenten een constructie geopperd met een onafhankelijk orgaan dat toezicht houdt op de verschillende dialogen, zodat er aansluiting is tussen de verschillende dialogen en dat erop gelet wordt of alle belangenvertegenwoordigers meegenomen worden (respondenten 4, 5 en 15, interviews, 2016). Ten slotte wordt het belang van kennisdeling benadrukt, zodat stakeholders hierop voort kunnen bouwen en dit niet overal apart gebeurt (respondenten 12 en 14, interviews, 2016).

61 Een derde punt is waarvoor voortzetting van de dialoog gebruikt gaat worden. Bij de Energiedialoog was de waarde van de uitkomsten duidelijk, het was input voor de Energieagenda. Maar bij voortzetting van de dialoog moet er ook nagedacht worden waar deze input naar toe gaat en wat voor meerwaarde deze heeft (respondenten 2, 4 en 5, interviews, 2016). Er zal door de betrokkenen nagedacht moeten worden over de institutionele inbedding van voortzetting van de dialoog. Dat dit nodig is blijkt ook uit het feit dat meerdere respondenten aangeven dat voortzetting van de dialoog meer gericht moet zijn op daadwerkelijke acties en vervolgstappen (respondenten 10 en 12, interviews, 2016).

Een voorwaarde voor voortzetting kan zijn dat dialoog meer een vast onderdeel moet worden in het werk en dat er dus continue met stakeholders naar oplossingsrichtingen gezocht moet worden (respondenten 1, 2, 3, 4 en 12, interviews, 2016). Dat betekent dat rijksambtenaren en andere stakeholders zoals netbeheerders, lokale overheden en bedrijven op de werkvloer actief bezig moeten zijn met dialoog en dat ze eventueel ook hun netwerk delen (respondent 3, interview, 2016). Voor ambtenaren van EZ sluit dit aan bij het cultuurtraject Samen in Beleid, zij zullen dit traject dus meer moeten vervlechten in hun werk. Hiervoor is een goede ambtelijke inbedding nodig. Om dialoog in te zetten als vast instrument is het voor de Rijksoverheid raadzaam om toegankelijker te zijn, zodat alle geïnteresseerden een gelijke toegang hebben tot dialoog. De mate van openheid resulteert in nieuwe ‘entry & exit’ regels. Rijksambtenaren zullen moeten investeren in verschillende contacten door bijvoorbeeld actief minder vertegenwoordigde partijen benaderen, zodat hun perspectieven ook meegenomen worden in het gesprek (respondenten 2 en 6, interviews, 2016). Daarnaast is het belangrijk dat er oog blijft voor mogelijk nieuwe spelers die een rol spelen in de energietransitie en dat zij de mogelijkheid krijgen om deel te nemen aan de dialoog (respondent 1, interview, 2016). Aangezien niet iedereen beschikking heeft over dezelfde machtsmiddelen, kan het beschikbaar stellen van een budget eraan bijdragen dat geïnteresseerden gelijke toegang hebben tot de dialoog (respondent 2, interview, 2016).

Een laatste punt is de representativiteit van de Nederlandse bevolking. Tijdens het reflecteren op de Energiedialoog kwam meermaals naar voren dat het zogenaamde burgerperspectief ondervertegenwoordigd was. Een logische aanbeveling voor voortzetting van de dialoog is dan ook om hier meer op in te zetten, door onder andere een brede publieksaanpak te ontwikkelen (respondenten 3 en 4, interviews, 2016). Deze publieksaanpak is nodig om de Nederlandse bevolking te informeren over de nut en noodzaak van de energietransitie en over de veranderingen die dit met zich mee brengt. Deze aanpak kan tot meer vragen leiden bij het bredere publiek en dat kan vervolgens weer meer dialoog aanwakkeren. Om de Nederlandse bevolking beter te bereiken, kan de boodschap door bekende iconen of personen worden verspreid en versterkt (respondent 16, interview, 2016). Ook is het belangrijk om daadwerkelijk het gesprek met energiegebruikers aan te gaan over de veranderingen die gepaard gaan met de energietransitie.

Ten slotte is er nog specifiek gekeken naar voortzetting van de dialoog bij de functionaliteit lage temperatuurwarmte. Zoals gezegd zal er een transitiepad gericht zijn op deze functionaliteit en hier valt ook dialoog onder. Een van de grootste uitdagingen bij deze functionaliteit is de maatschappelijke kant en hoe alles georganiseerd moet worden, veel technische oplossingen zijn namelijk al ontwikkeld (respondent 3, interview, 2016). De ‘scope’ regels van de dialoog vloeien hoogstwaarschijnlijk voort uit de Energieagenda, hier staan nog veel dilemma’s in die verder besproken en onderzocht moeten worden. Een belangrijk element is om meer in gesprek te gaan met de energiegebruikers, aangezien

62 de veranderingen op het gebied van lage temperatuurwarmte impact zullen hebben op hun alledaagse leven. Het is praktisch onmogelijk om met de gehele Nederlandse bevolking in gesprek te gaan, hun belangen kunnen daarom ook behartigd worden door bijvoorbeeld ngo’s, buurtorganisaties en burgercoöperaties (respondent 14, interview, 2016). Wanneer het aankomt op lokale besluitvorming over de warmte-infrastructuur zijn spelers als gemeenten en netbeheerders ook heel belangrijk (respondent 14, interview, 2016).

Bij EZ is er na afloop van de Energiedialoog een nieuw cluster opgericht, het cluster Energieke Samenleving. Dit cluster gaat zich op de maatschappelijke en regionale, ruimtelijke kant van de energietransitie richten. Bij de maatschappelijke kant gaat het zowel over de energieke samenleving en sociale innovatie, maar ook over de knelpunten en over omgevingsmanagement op projectniveau. Daarnaast zijn de governance van de energietransitie en de brede publieksaanpak kernpunten van dit cluster (respondenten 3 en 4, interviews, 2016). De voortzetting van de dialoog is ook een van de kernpunten van dit cluster, dit getuigt van ambtelijke inbedding en institutionalisering van dialoog. Het is de bedoeling om de voortzetting van de dialoog te koppelen aan de transitiepaden en dat verder uit te werken (respondent 3, interview, 2016).

63