• No results found

Historische ontwikkelingen in het innovatiebeleid

4 Algemene ontwikkelingen in het Nederlandse innovatiebeleid

4.1 Historische ontwikkelingen in het innovatiebeleid

Tot ver in de jaren zeventig werd het Nederlandse beleid voor innovaties vormgegeven in het technologiebeleid. Later werd dit beleid werd sterk vormgegeven in de vorm van een soort industriebeleid, waarbij individuele bedrijven steun kregen voor de ontwikkeling van specifieke technologieën. De rol van wetenschap en technologie veranderde van ‘vooruitgangsmotor’ naar ‘probleemoplosser’ (Kern, 2000). Dit is onder invloed van voortschrijdende inzichten over het belang van zachte innovaties7 (op gebied van organisatie, strategie, marketing en afzet) en

samenwerking verbreed tot innovatiebeleid. De beleidsaandacht verschoof intussen steeds meer van de ontwikkeling van innovaties naar de toepassing en vermarkting er van. Het innovatiebeleid is daarmee in steeds sterkere mate gericht op de benutting en toepassing van kennis en minder op de ontwikkeling van ‘blue sky’ innovaties. Het lineaire concept van technologie-ontwikkeling maakte daarbij steeds meer plaats voor een systeemaanpak en er kwam steeds meer ruimte voor een integrale benadering van het innovatiesysteem. In grote lijnen is dus een verschuiving zichtbaar van aanbodgedreven innovatiebeleid naar uiteindelijk een systeembenadering, waarin rekening wordt gehouden met alle functies van het innovatiesysteem.

Het huidige innovatiebeleid is sterk gebaseerd op het IBO-rapport ‘Samenwerken en stroomlijnen’ (IBO, 2002), waarin wordt betoogd dat er meer samenhang zou moeten komen in het innovatiebeleid en het bijbehorende instrumentarium. Samenwerking is daarbij het nieuwe motto, gericht op het creëren van voldoende focus en massa (EZ, 2003). Die samenwerking is van belang, omdat daarmee het fundamentele onderzoek – dat grotendeels publiek wordt gefinancierd – te gelde kan worden gemaakt door verdere ontwikkeling in het bedrijfsleven. Dit staat bekend als de aanpak van de innovatieparadox: In Nederland wordt veel onderzoek gedaan, maar de economische toepassing er van is relatief gering. Omdat Nederlandse kennisinstellingen relatief sterk zijn in fundamenteel onderzoek, ligt er een goede basis om de toepassing van innovaties via het bedrijfsleven verder vorm te geven. (NOWT, 2003: 37-38).

7 Zachte innovaties ondersteunen technologische innovaties op twee manieren: betere uitbating van

technologische innovatie en betere kennisontwikkeling ten behoeve van technologische innovaties via marketing en samenwerking met kennishouders. Uit onderzoek onder innoveerders komt naar voren dat in de helft van de gevallen technologisch ontwikkeling niet los staat van niet-technologische ontwikkeling (Klomp en Meinen, 2001). ‘Harde’ innovaties hebben dus ‘zachte’ innovaties nodig. Dit speelt heel sterk bij investeringen in ICT toepassingen die vaak pas renderen als de organisatie zich aanpast (zie Brynjolfsson and Hitt, 2000). De kosten van ‘zachte innovaties’ kunnen zeer hoog zijn: bij informatietechnologie zijn de van hertraining en aanpassing van de organisatie gemiddeld 10 maal zo groot als de investering in hardware (Brynjolfsson and Yang, 1997).

Het is interessant om te zien dat de ontwikkeling van milieutechnologie nog steeds als erg lineair werd gezien in de Nota Technologie en Milieu (1991). Opmerkelijk daarin is ook de nauwkeurige inschatting van de potentie van milieutechnologie: “Globaal kan de helft van de uitstoot van schadelijke stoffen worden aangepakt met technologie die al op kleinere of grotere schaal in gebruik is. Ongeveer een zesde deel is vervolgens oplosbaar met technologie die nu in een demonstratiefase verkeert. De rest moet komen van technologieën in de onderzoeksfase of van geheel nieuwe technologieën” (EZ en VROM, 1991). Technologie wordt in deze nota nog vaak los gezien van gedrag en beleid. Evenmin is er aandacht voor rebound effecten die optreden bij milieutechnologie: besparingslampen branden vaak continu branden, omdat ze zuiniger (i.e. goedkoper) zijn, en spaarkoppen op de douche nodigen uit tot langer douchen, waardoor het milieueffect van zuiniger douchen weer teniet wordt gedaan. De samenhang tussen technologie, gedrag, beleid en andere omgevingsfactoren komt pas in latere nota’s terug. De Nota Milieu en Economie (1997) vormt in zekere zin een trendbreuk. Het schetst per sector (industrie en diensten, landbouw en vervoer) een perspectief van duurzame economische ontwikkeling aan de hand van concrete voorbeelden. De geschetste oplossingen liggen vooral in systeeminnovaties zoals ketenmobiliteit in het geval van verkeer en vervoer, en sectoroverstijgende zaken zoals duurzaam ondernemschap en product- dienst combinaties. Het gaat hierbij om innovatie als onderdeel van een breder veranderingsproces en niet meer om technologie. Duurzame ontwikkeling is hier het centrale kernwoord, waar milieu en economie beide in vervat zijn.

INNOVATIEPLATFORM

In 2003 is naar Fins model het Innovatieplatform opgericht, dat als doel heeft om het Nederlandse innovatiesysteem te stroomlijnen en de innovatiekracht van Nederland te versterken. Het platform is sterk gericht op technologische oplossingen. Voornaamste wapenfeit tot nu toe is de introductie van de Innovatievouchers. Het Innovatieplatform steunt het uitgangspunt ‘backing winners’ en heeft dit uitgewerkt in het rapport ‘Sleutelgebieden’. Hierin zijn vier gebieden benoemd die de Nederlandse overheid zou moeten ondersteunen en waarvoor extra coördinatie effectief kan zijn: high-tech systemen en materialen, food & flowers, water, en creatieve industrie. Daarnaast komen enkele gebieden naar voren die volgens het platform in opkomst zijn: Den Haag als internationaal justitiecentrum, pensioenen en sociale verzekeringen. Potentiële sleutelgebieden zijn: chemie, logistiek, duurzame energie, life sciences en gezondheid (Innovatieplatform, 2004a).

In 2003 is ‘De kenniseconomie in zicht, in actie voor innovatie’ als centraal beleidsstuk aangenomen. Belangrijke algemene veranderingen in het innovatiebeleid zijn in eerste plaats een verschuiving van specifiek gericht innovatiebeleid naar meer generieke regelingen. Ten tweede wordt het specifiek aandoende uitgangspunt ‘backing the winners’ gehanteerd. De achterliggende gedachte is dat het

innovatiesysteem rondom sterke Nederlandse sectoren en technologiegebieden uitgebouwd zou moeten worden, zodat een goede coördinatie en stroomlijning mogelijk is in onderzoek, ontwikkeling en vermarkting van innovaties (zie AWT, 2003). Het specifieke element zit hierbij dus in de voortrekkersrol die bepaalde technologieën zouden kunnen hebben voor de Nederlandse economie.